Dour 2015 - Tegen de stroom in

Festivalterrein, Dour, 20 juli 2015

Dag drie van het Dour festival. De eerste zware verhalen beginnen de thuisbasis te bereiken. Onze (pvg) en (kvl) maakten het deze nacht naar verluidt behoorlijk bont, maar kwamen toch aandraven met een nieuw dagverslag. #Dour2015: het leven zoals het is!

Dour 2015 - Tegen de stroom in



De concurrentie was niet min voor IT IT ANITA want op een ander podium speelde de biertjesvangende John Coffey. En bovendien was een van beide zangers-gitaristen vanwege een beenkwetsuur aan zijn stoel gebonden. In combinatie met de hitte en de indruk, die een eerste keer op zo'n festival toch moet maken, bleek de band niet de stempel te kunnen zetten, zoals ze

dat deden toen ze een paar maand geleden in het voorprogramma van Future Of The Left speelden. Maar geen nood, ook nu nog beloofde deze band het beste voor de toekomst. En die referenties naar eerder vermelde band en naar pakweg At The Drive-In onderstrepen dat zo mogelijk nog meer. Dit wordt iets, neem het van ons aan. 

Voor een feestje zijn ze in Dour altijd te vinden. En al helemaal als er doedelzakken en Schotse rokken mee gemoeid zijn. The Black Tartan Clan heeft dat duidelijk goed begrepen. De moshpits waren dan ook niet van de poes en er werd vrolijk meegebruld op de tonen van de Keltische punk van deze Belgische band. En naast hun eigen nummers wilden deze jongens het gepeupel best geven wat het wilde. Dus werden er Keltische versies van punkklassiekers als Bro Hymn en The Blitzkrieg Bop als uitsmijters tegenaan gegooid, inclusief fans die mochten meebrullen. Dan werd toch heel even de warmte vergeten. 

De zon brandde zo hard dat beschutting gezocht diende te worden. In Le Labo speelde het Brusselse Mugwump funk-punkmuziek. Denk aan LCD Soundsystem of aan The Pop Group met elektronica. Extreem dansbare muziek was dit dus.

Mugwump is een project van Geoffrey Dewandeler, een man die al sinds de jaren tachtig meedraait in de Belgische muziekscene. Je hoorde het aan de keuze van de nummers. Een net herkenbare cover van de New Beat-klassieker Breakdown kreeg een lap gitaar mee van frontman Raphael Absolonne, die zich een uitstekend protagonist toonde. Ook die cover van Joy Divisions Heart And Soul was een topper.

Maar laat het duidelijk zijn: dit was geen nostalgie-trip. De muziek klonk hedendaagser dan het gemiddelde laptopoptreden. De visuals waren leuke, eenvoudige collages van filmpjes uit de oude doos. En het laatste nummer klonk spannend, ondanks het feit dat de tekst bestond uit een willekeurige lijst Nederlandse woordjes. Wij werden fan!

Een vaste waarde, dit Deerhoof, en dat weten ze in Dour ook. Zo voorspelbaar onvoorspelbaar dat het je de oren uitkomt. Zangeres-bassiste Satoma Matsuzaki maakte de wiskundige parabolen al turnend voor je neus, gooide de benen wijd en zong in dat aanstekelijke Japengels. Soms leek ze wel een speelgoedpopje, maar dan wel eentje dat verdomd goed wist wat ze deed. 

En de muziek van dit viertal sloot daar mooi bij aan. Hoewel, mooi. Je kon er geen enkele lijn op trekken. Gitaren klonken als bassynths of als cirkelzagen. Hier werd een popdeuntje ingezet dat daar dan weer vankundig werd versneden tot oneindige stukjes. 

En dan was er nog drummer en halve zool Greg Saunier, die zijn drumstel voor één nummer overliet aan Satoma en het publiek in aandoenlijk klungelig Frans bedankte: "Maintenant j comprends: tout le monde est vert". Meer uitleg hoeft daar niet bij.

Zola Jesus kwam op in een outfit: zwarte lippenstift, een zwart pakje en daarover een soort beige omhulsel. Ze was de frontvrouw van haar eigen band en ging daar niet licht over. Spijtig dat de muziek die ze bracht zo middelmatig was, als dertien elektrobands in een dozijn.

Ze krijgt desondanks tien op tien voor inzet. Ze toonde zich kwaad op de intensere momenten en stootte gemeend tegen een monitor links en rechts van het podium. Ze noemde België niet zomaar een mooie streek, maar een "fucking beautiful country", iets wat iemand met wat kennis van de volksaard nooit over de lippen zou krijgen.

Een performance zonder goede muziek, dat is ook maar zoals een pak friet zonder mayonaise of bier zonder schuim, dachten we, en we zijn het afgetrapt richting eet- en dranktenten. Sorry mevrouw Jesus.

"My music is Afrobeat", omschreef Tony Allen zijn songs nadat hij de wei een uur lang had geëntertaind. En geen mens die hem zou tegenspreken. Want de man was tenslotte mee verantwoordelijk voor dat genre. Als iemand dat dan mag zeggen, is hij het wel. 

Voor zijn Tony Allen Review had hij in zijn uitpuilende adressenboekje gesnuisterd en enkele mensen gebeld. En dan krijg je algauw een achttal mensen bij elkaar. Als je daaronder dan Damon Albarn kan rekenen, dan is zo'n goed gevulde wei bijna logisch. En die wei liep, eens wonderboy het podium had verlaten evenredig terug leeg. 

Zonde, want ook zonder Albarn was dit een Afrikaans feestje waarop het zalig wiegen was. Soms bleef het gewoon bij instrumentals zoals in de opener waarin - al dan niet opzettelijk - werd gerefereerd aan het thema van een of andere seventies-serie. Uiteraard kreeg de jarige Tony Allen de kans om zijn laidback stijl te demonstreren. Een mens wordt tenslotte maar één keer vijfenzeventig. 

Ook nog aanwezig, tot groot jolijt van het Franstalige publiek: Oxmo Puccino, die in een bijna parlando stijl over de ritmes van de meester rapte en daarbij op een moment Gainsbourg uit de kast haalde. Die vijf uur, zoals op Roskilde, behoorden nooit tot de mogelijkheden, ook al was duidelijk dat Albarn graag wat langer was gebleven, maar ook nu was dit een genot. 

"Ken je een groep die tijdens hun live-optredens experimenteert met dramaturgie?" vroeg een vriend ons onlangs. Ja, als je jezelf muziekrecensent noemt, wordt het iets moeilijker om op café gewoon over vrouwen of voetbal te leuteren, neem dat van ons aan.

Na het meemaken van Sunn O))) zouden we hen als voorbeeld willen noemen van zo'n groep. Vooreerst in hun visuele aanpak natuurlijk, die nog het meest weg heeft van een slachtingsritueel van de satanische kerk (ja, wij komen buiten, wij!). Ze gingen gekleed in zwarte habijten met kappen die het gezicht verborgen en medaillons die het maanlicht weerkaatsten en ze schreden voort op het podium eerder dan dat ze naar hun plaats wandelden. Ze hielden de arm theatraal in de lucht wat met het tegenlicht een mooie foto-opportuniteit gaf.

Maar meer dan dat zit er ook dramaturgie in de muziek. Enfin, muziek, er zullen er zijn die weigeren dat woord te gebruiken voor de monotone gitaarherrie die dit gezelschap produceert. Een gitaarakkoord werd minutenlang aangehouden, door de monitor gestuurd voor feedback en/of subtiel elektronisch gemanipuleerd. De zang beperkte zich tot iets wat vergelijkbaar is met wat nonkel Frans produceert als hij weer eens wil demonstreren dat hij de langste boeren op commando kan produceren. Om maar te zeggen dat de teksten niet te snappen waren. Dus vergeef ons als we geen nummers noemen.

Het kostte ons wat moeite om in de trip te komen. De jongeman die met een reusachtig opgeblazen condoom door het publiek liep als was het zijn baby, of de plezanterik, die in ieders gezicht "Boe" kwam roepen bij wijze van (geslaagde) grap, hielpen niet echt, maar naar het einde toe waren we mee. Zeker toen die zanger met zijn spiegelschervenkostuum als het vrijheidsstandbeeld uit het rookgordijn verscheen begonnen we te begrijpen wat met men hier kunstig aan vindt. Nu mijn vriend op café nog overtuigen.

Het is onwaarschijnlijk dat de zotte mutsen van CocoRosie ondertussen populair zijn geworden, maar de tent was vol laaiende enthousiastelingen. Hun muziek bleek nog altijd aan te slaan.

Deze doortocht op Dour was niet om een nieuwe plaat te promoten. We vermoeden dat ze een paar nieuwe nummers wilden uitproberen. En allicht treden ze gewoon graag op. Sierra Cassidy, de zus met operastem en harp, leek gebrand op het oefenen van haar sexy moves en kronkelde met haar lenige lijf flirtend naar het publiek. Tijdens het bisnummer You Turn Me On, een dubversie van een nummer van Kevin Lyttle, waagde ze zich aan crowdsurfen, borsten eerst.

Elk nummer kreeg een live arrangement dat flink verschilde van de studioversie. Een "hit" als Werewolf werd zo bijna onherkenbaar. Niemand was er rouwig om en zij waren de enige band die tot een kwartier over het toegemeten tijdslot mochten bissen.

Ook al oude bekende op Dour is Gojira. Nog steeds even ecomilitant, nog steeds even verwoestend. De walvisgeluiden, die door de intromuziek spookten, maakten dat eerste duidelijk. Het tweede zou snel blijken. En de fans hadden niet meer nodig. 

Muzikaal was dit een massale pletwals, soms met het geweld en de dreiging van een Tool, dan weer met de pure kracht en agressie van een Pantera. De roodharige jongedame naast ons keek toe met een gelukzalige glimlach om de lippen en een haarbos, die voortdurend alle windrichtingen uitging. 

Vooral drummer Mario Duplantier liet zich, naast zijn broer, zanger-gitarist Joe, vooral gelden. Tot en met een drumsolo, die het publiek graag in ontvangst nam. De kickdrums vuurden voortdurend een spervuur af en ook de gitaren gooiden de nodige bommetjes zodat je soms het gevoel had dat de Balkanoorlog zich had verplaatst naar de lage landen. Joe Duplantier accentueerde dat alles nog met zijn welgeplaatste grunts. En intussen rolden de lichamen over de hoofden zodat de securitymensen de stroom maar amper konden bijhouden. Terechte headliner op de Cannibal Stage.

Kristof Van Landschoot & Patrick Van Gestel

20 juli 2015