Dour 2014 - De triomf van Mogwai

Festivalterrein, Dour, 20 juli 2014

De dag dat postrock triomfeerde. Ook al blijft de vraag of je wat Mogwai door de boxen stuurt nog postrock mag noemen. Maar voor u smalend de neus ophaalt: er viel ook nog wat anders te zien en horen op dag drie van Dour 2014.

Dour 2014 - De triomf van Mogwai



Wie (alweer) beweert dat postrock dood is, was er niet bij toen de tent in de vroege namiddag (!!) volliep voor 65daysofstatic. En dat was waarschijnlijk zelfs terecht. Niet dat er bij hen veel nieuws te rapen valt: het is nog steeds de combinatie van uit de hand gelopen synths met scheurende en van distortion doordrongen gitaren die het hem moet doen. Maar ze weten het publiek toch voldoende te boeien om de tent gevuld te houden.

Dat muzikale potje combineren ze dan met pompeuze drums (uit extra tomtoms) en klassieke oefeningen als de toeschouwers doen zitten en terug recht doen springen. En dan zit je steeds goed bij een festivalpubliek. Niet meteen de meest originele show misschien, maar ze raakten er toch maar mooi mee weg. En ook dat verdient bewondering. 

Het zou ons eerder verbaasd hebben, mocht Steel Pulse op tijd begonnen zijn. Dus toen de band zowat een kwartier te laat het podium opkwam, was dat eerder normaal. Maar naar goede gewoonte werd deze passage langs Dour opnieuw gesmaakt. Ze kunnen dan ook terugvallen op een indrukwekkende catalogus en weigerden pertinent om de dooddoeners op te diepen. Diep in de geschiedenisboeken duiken daarentegen deden ze wel. Met onder meer Your House en Black And Proud werd een mooie doorsnede genomen van een indrukwekkende carrière, waarop - zo bleek - nog weinig sleet zit. Grijze dreadlocks zijn er in overvloed, maar de harten zijn nog erg jong.

Gallows is niet meer hetzelfde sinds de broertjes Carter de band lieten voor wat het was. Maar daarom is het er nog niet slechter op geworden. Want nieuwe zanger Wade McNeill (ooit nog actief bij Alexisonfire) en nieuwe gitarist Lags Barnard bewezen in Dour dat de band vlijmscherp staat en de weg naar de harten van hardcorefans ook nu nog blijft vinden.

Dat deden ze met werk van het laatste album (Cult Of Mary, Cross Of Lorraine), waaraan beide laatstgenoemden meewerkten, maar evengoed met klassiekers als Orchestra Of Wolves. McNeill liet er ook geen gras over groeien en gooide zich, nog voor de eerste noot uit de boxen barstte, in het publiek. En intussen liet bassist Stuart Gili-Ross zijn bas inwerken op de ingewanden terwijl hij zijn frontman hier en daar vocaal bijsprong.

Soms was het ultrakort (True Colours), dan weer iets uitgebreider, steeds was het snoeihard en tot op het bot. Fantastische show van een band, die duidelijk nog heel wat in zich heeft.

"Disko Partizani" stond er op de backdrop, maar egenlijk was het meer "Party Guerilla". Want tot ver buiten de tent werd er gefeest en gedanst op de tonen van het ondraaglijk aanstekelijke Shantel & Bucovina Club Orkestar.

Dat gezelschap, dat hun klezmerroots weigert onder stoelen of banken te steken, brouwde een bijzonder smakelijke cocktail van hun eigen met koper en traditionals (Bella Ciao) doorspekt zootje en de meest klassieke rock-'n-roll (Slow Down en What You're Doing van The Beatles voorwaar), overgoten met een stevig skasausje. Ideaal voor op een warme zomeravond op één of ander festival.

Al wat nog ontbrak was een polonaise, maar ook zo was dit heerlijke zomerfestivalmuziek. Tenminste, tot de eerste, verkoelende regen begon te vallen (gelukkig helemaal op het einde van het concert).

Maxïmo Park is terug op de goede weg. Het meest recente album pikt de draad terug op waar ze hem eerder ooit achterlieten. Dat resulteerde in een potige set met een altijd even uitbundige Paul Smith om de kar te trekken.

Want geef toe: de andere leden van de band zijn eerder kleurloos, ook al doet toetsenist nog zo zijn best om ook op te vallen (tijdens I Want To Stay kroop hij zelfs bijna over zijn keyboard). Maar het is de hyperkinetische Smith, die een Maxïmo Park-show draagt, het podium rondzwervend, de microfoonstandaard achter zich aan slepend of een ter plekke bedachte robotact uitvoerend. De dames op de eerste rij volgden hem overal met grote ogen. En zelf speelde hij daar uiteraard graag op in door hen zo veel mogelijk recht in de ogen te kijken.

Maar de muziek zit dus terug goed. Vanaf opener Give, Get, Take werd er vier nummers lang serieus de pees opgelegd vooraleer een adempauze werd genomen. En uiteraard werden minihitjes als Books From Boxes of het recente Leave This Island enthousiast meegezongen.

De man met het hoedje kan het dus nog steeds. Tot groot jolijt van de aanwezige dames, die maar wat graag, de vriendjes naar de tweede rij verdrongen, hun zwoelste blikken zijn richting uitstuurden.

Bij Fuck Buttons hadden wij een beetje een raar gevoel. Er was eerder al discussie over de vraag of en in hoeverre laptopartiesten en dj's werkelijk live spelen. Dat gaf deze show een wrang bijsmaakje. Één van beide heren - Benjamin John Power met name - was ziek en dus moest Andrew Hung het in zijn eentje klaren. Nu leek dat allemaal zonder enig probleem te verlopen waardoor wij ons weer afvroegen waarom Fuck Buttons dan met zijn tweeën op dat podium moeten staan. Maar misschien zien wij wel spoken en is het niet zomaar wat knopjes omdraaien om die dreunende beat te bekomen en die bijkomende snufjes tevoorschijn te toveren. Vandaar dat wij de show niet hebben uitgezeten. Al klonk het allemaal wel spannend, dat dan weer wel. Maar of het dan live was?

Tot onze schaamte moeten wij toegeven dat dit voor ons de eerste keer was dat we Mogwai aan het werk zagen. En achteraf vroegen we ons af waarom dat zo lang had moeten duren, want de Schotten legden muzikale vreugdevuurtjes aan, die bijzonder ver te zien waren.

White Noise was de eerste kanonskogel, die ons ergens in de buikstreek trof. Stuart Braithwaite, zijn gitaar heupwiegend in de aanslag, de viool van (schrijver) Luke Sutherland en een klaagmuur van synths en gitaren deden wat gedaan moest worden.

Beschouw de nummers van Mogwai gerust als clusterbommen, die op regelmatige tijdstippen onstopbaar exploderen in een orkaan van geluid, die de aanwezigen in trance bracht. Het moeten tenslotte niet altijd geestesverruimende middelen zijn.

Of het nu de klassieke opstelling met enkel gitaren was zoals in Rano Pano, dan wel de verruimde opstelling met synths en zelfs een door de computer gejaagde stem (Hunted), het klopte allemaal tot in de puntjes. En tussendoor werd er voortdurend van instrument gewisseld, belandde Sutherland aan de bijkomende percussie en werd een roadie ingezet om op de cimbalen te roffelen.

Het was met andere woorden allemaal even indrukwekkend, zodat wij enkel met de vraag achterblijven: wanneer komen ze terug?

20 juli 2014
Patrick Van Gestel