Dour 2014 - SOHN in de gele trui
Festivalterrein, Dour, 19 juli 2014
Geen wereldbeker voetbal meer? Geen nood, er is nog de Tour de France. Of de festivals uiteraard. En als je niet tegen een col meer of minder opziet en de stoffige vlaktes van de Borinage je niet afschrikken, weet je waar je zijn moet: het Dourfestival.
Geen betere manier om een festival in te zetten dan met een stevig potje ska. De regen wordt dan vergeten, de brandende zon draaglijk. Dat was ook zo bij The Slackers, voor de derde keer in Dour en vastberaden om de wei aan het dansen te krijgen.
Het begon allemaal nog enigszins gereserveerd, als was het om te zien welk vlees ze hier in de festivalkuip kregen, maar eens de wei zich bereid toonde de voetjes te verzetten, sloeg de vlam in de pan.
The Slackers hebben dan ook al de nodige ervaring en die buitten ze maar al te graag uit. De vesten verdwenen dus in de coulissen, maar de onvermijdelijke hoedjes bleven waar ze waren. Enkel bassist Dave Hahn, verpakt in smetteloos wit en met de Poirot-snor als ankerpunt, weigerde toe te geven.
Het mooie aan ska is dat die bands er nooit voor terugschrikken om eender welk nummer naar hun hand te zetten. In No Love verwerkten ze bijvoorbeeld feilloos en zonder verpinkenTime After Time (Cyndi Lauper) en Cupid (Sam Cooke). En verder werd de set boeiend gehouden door ballades in te wisselen voor feestsongs en de koperblazers de nodige soleervrijheid te geven. Een geslaagde opener van een op meer dan één vlak zinderend festival.
Grote belofte, Future Islands, maar je moet het nog waar maken ook. En daar bleek het schoentje te wringen. Nochtans begon het allemaal erg veelbelovend. De drie muzikanten deden erg hun best om niet voor de voeten van sprinkhaan en zanger Samuel T. Herring te lopen en vervaagden dan ook naar de achtergrond. Geen enkel bezwaar uiteraard, want Herring kan wel een show op zijn stevige en tot zijn ergernis niet be-T-shirtte schouders dragen.
En zo geschiedde: Herring dwarrelde over het podium zoals ook Jim Kerr (da's die van Simple Minds) dat in zijn beste dagen deed, alle aandacht naar zich toetrekkend. Bovendien beschikt de man over een stem, die heel wat aankan. Soms kneep hij een deathgrunt uit zijn keel om dan weer onmiddellijk verder te gaan op de hem eigen, schokkerige manier.
Maar een uur de aandacht vasthouden, dat lukt blijkbaar (nog) niet. Want na een half uur hadden wij het toch gehad met de gerecycleerde new wave van Future Islands en ook de rest van het publiek leek het niet meer – toegegeven, het was bloedheet - te zien zitten om nog te dansen op liedjes, die ze al gehoord leken te hebben.
Nee, dit Future Islands is aan ons niet besteed. Iets meer afwisseling zou misschien al wonderen doen, maar je kan het ook gewoon op het weer steken natuurlijk. Dat deden wij tenslotte ook.
Doe ons dan maar SOHN, die La Petite Maison geleidelijk aan inpakte, zonder veel poespas of show. Gezeten achter zijn keyboard en met twee medemuzikanten - een knoppendraaier en een bassist-toetsenist - palmde hij de tent steeds verder in. En hij hield daarbij radiohit Artifice voor helemaal op het einde van de set.
De opbouw was grandioos. Met de rustige songs vooraan de playlist, hem in staat stellend het bereik van zijn stem, al dan niet door effectendoosjes vervormd, ten volle te demonstreren en de meer uptempo songs gradueel de set te laten overnemen. Maar zelfs eens hij de tent zachtjes aan het wiegen kreeg - dansen kon je het amper noemen - bleef hij nog steeds zijn zangwerk tot in de puntjes verzorgen, daarbij zijn armen als een Indische danser over zijn keyboard bewegend.
Een bijzonder geslaagd optreden uit een (voor ons althans) onverwachte hoek.
Mandoline, dwarsfluit, balgorgeltje, ... Johnny Flynn And The Wit gingen duidelijk voor iets anders dan men in Dour gewend was. Het resultaat was dan ook een bijna lege tent, waar eerder languit met de ogen toe dan rechtop met de oren gespitst werd geluisterd. Misschien hoorde dit gezelschap eerder thuis op Dranouter. Want hier leken ze toch uit de toon te vallen.
Soulfly werd als kers op de Dourtaart toegevoegd en dat bleek geen slechte zet. Vooreerst was dit het enige optreden van de band in België en Max Cavalera en zjn maats leken er bijzonder veel zin in te hebben. Alle trucs uit het podiumboekje werden schaamteloos bovengehaald.
Maar vooreerst was de muziek strak als een babykontje. Met zowel nummers van Soulfly als van dat andere Cavalera-vehikel Sepultura kregen de fans van beide bands wat ze wilden. En Max Cavalera was dan misschien niet erg lenig (is hij dat ooit geweest?), zijn stembanden konden nog elke grunt aan en sleurden in één moeite de hele wei met zich mee.
Voor de "neutrale" toeschouwer - dit is tenslotte een festival - deed Cavalera graag water bij de wijn en liet hij hen meebrullen, op en neer springen en de obligatoire circle pit inzetten. Nog even afronden met de speedmetal van We Shall All Rise en de klus was geklaard.
Prima festivalshow van een band waarvan je dat toch niet meteen verwacht!
Helemaal anders ging het eraan toe bij Trash Talk. Dat zij iets hebben met hiphop - met name de meer rauwe versie - werd al duidelijk toen ze hun laatste plaat uitbrachten op het label van Tyler, The Creator. Hier gingen ze zo ver om hun optreden in te zetten met een (soort van) dj met laptop. Vergeefse moeite, zo bleek, toen de helft van de aanwezigen geeuwend wegkeek. Maar eens de band zelf op het podium kwam, ging het dak toch van de tent.
Met korte, snedige songs en de inleving van zanger Lee Spielman had de band er geen enkele moeite mee om zelfs de meest weerbarstige festivalganger in het gelid te krijgen. Spielman dook in het publiek, liet zich door de tent crowdsurfen, beval de toeschouwers om te gaan zitten en hun joint door te geven aan hun buurman, enzovoort. En iedereeen liet zich dat met plezier welgevallen. Het resultaat was een wervelende punkshow met muzikanten, die als door de duivel bediende marionetten ledematen in de lucht zwierden en tegelijkertijd akkoorden uit hun instrument persten. Trash Talk was af. Een genot voor oog en oor.
Het zou ons verwonderen als u Le Vent Nous Portera niet zou kennen. Verder strekt de kennis van de songs van Noir Désir van de doorsnee-Vlaming waarschijnlijk niet. Maar door Franstaligen wordt hij op handen gedragen. Dat bleek eerder dit jaar al in de Ancienne Belgique, waar het concert in een mum van tijd was uitverkocht. En dat uitte zich opnieuw op de afgeladen volle wei voor het hoofdpodium van het Dourfestival.
En Bertrand Cantat, de man waarrond Détroit, de reïncarnatie van Noir Désir, draait, wond het reeds bij voorbaat verkochte publiek op, op exquise wijze, opbouwend van het rustig akoestische Droit Dans Le Soleil naar de pop van Ma Muse om uiteindelijk tot de rock van Le Creux De Ta Main over te gaan. Er werd gedanst, meegebruld, ingeleefd zoals dat op een concert hoort te gaan. En als dan dat eerder genoemde Noir Désir-nummer werd bovengehaald, was het hek helemaal van de dam en werd er meegezongen tot in alle uithoeken van het terrein. De glorietocht van Cantat ging gewoon verder waar ze eerder al in Brussel was ingezet.
Vorig jaar al bleek Bonobo één van de verrassingen van het festival. Die stunt mocht Simon Green, de man achter het project, nu komen overdoen op het hoofdpodium. En blijkbaar waren wij niet de enigen, die dat voor herhaling vatbaar vonden, want ook nu was de belangstelling overweldigend.
Eigenlijk deed de band de show van vorig jaar gewoon over, zij het dat er dit keer een enorm scherm werd bijgehaald. Maar dat werd slechts sporadisch en erg smaakvol ingezet. Maar wat songs betreft, moest Bonobo zich opnieuw wenden tot hetzelfde materiaal.
Geen nood: ook nu was het genieten van de instrumentals, die met knoppendoosjes en live-instrumenten werden gebracht. Het klassieke instrumentarium – bas, gitaar, drums, toetsen – werd dan ook nog eens aangevuld met klarinet, sax of dwarsfluit, waardoor de dance een loungy, jazzy gevoel meekreeg.
Uiteraard mocht Green het ook in zijn eentje doen met enkel de knoppen, maar dan kon hij het toch niet laten om zijn geliefkoosde bas ook nog boven te halen en het nummer toch een echte live-draai mee te geven.
Het was in elk geval een geslaagd einde van een veel te warme eerste dag, waarbij wij het overbevolkte Petite Maison waren ontvlucht bij Darkside, SOHN de gele trui met verve had binnengerijfd en Trash Talk de bolletjestrui verdiende.