Dour 2013 - De nacht ingedanst
Plaine de la Machine à Feu, Dour, 24 juli 2013
De modder van de editie 2012 was vervangen door stof, dat bij momenten in dikke wolken opsteeg uit de Luxemburgse grond. Dat leidde bij valavond tot adembenemende zichten op de ondergaande zon. Maar het was voor de muziek dat we weer naar dit onooglijke Waalse dorpje waren getogen. En muziek zouden we krijgen. Tot het zweet ons uitbrak.
De derde dag werd al meteen zomers ingezet met de Afrikaans getinte synthpop van Sinkane, diezijn roots alle eer aandeed en zorgde voor een zwoel bodempje voor alweer een broeiend hete dag. Met een subtiele, maar onmisbare ritmesectie als basis legde deze jongeman uit Soedan, tegenwoordig residerend in de VS, zijn aan Yeasayer, Vampire Weekend en/of Foals verwante songs aan onze voeten. Daarbij kreeg hij van zijn leadgitarist soms een vocoderstemmetje als achtergrondzang, hetgeen een wat onwerkelijke sfeer teweegbracht. Maar het was heerlijk loom dansen en wiegen op de songs van deze talentvolle jongeman.
Antoine Hénaut is duidelijk een performer, die zijn publiek weet aan te pakken. En zijn enthousiasme resulteert er dan ook in dat er toch heel wat volk in de Dance Hall stond, ondanks het voor velen ontieglijk vroege uur. Met een soort van crossover tussen chanson en pop in combinatie met een gezond gevoel voor humor zette hij zijn toeschouwers aan tot tango of demonstreerde hij zijn Billy Jean-dansje. Amusant en geslaagd als tijdverdrijf, maar verder vrij ondiep.
Naar wat Lee "Scratch" Perry, basislegger van de dub en voor zowat drie vierde opgetrokken uit ganja, met het uit Straatsburg afkomstige dubtrio ERM zou neerzetten, waren wij zeer benieuwd. En ok, het was wouwelen dat hij deed, daarbij voortdurend op zoek naar publieksparticipatie (de man was nog kwiek genoeg om moeiteloos zijn tenen tegen zijn handen te schoppen) maar hij amuseerde zich danig en de menigte voor de Last Arena al evenzeer. En intussen legde ERM de ene na de andere straffe riddim op de wei, helaas slechts sporadisch naar echte dub overschakelend. Nu nog Perry ervan weten te overtuigen iets beter de maat te houden en het komt allemaal goed.
The Joy Formidable stond niet op het hoofdpodium, maar het was wel voor volbloed stadionrock dat ze gingen. Inclusief de breedbeense houdingen en de wijd uitwaaierende gitaarsolo's. Zangeres-gitariste Ritzy Bryan speelde alsof het haar allerlaatste concert was. En de rest van de band volgde gedwee in haar spoor. Maar om dit optreden nu episch te gaan noemen? Niet echt.
Naast roodbaard Perry was er nog een Jamaïcaanse senior op het festival aanwezig. En die bewoog dan misschien iets minder dan eerstgenoemde, het resultaat was wel een stuk geslaagder. Ook hij had trouwens een nieuwe plaat uit en Ebony Eyes klonk al even vrolijk als al zijn andere werk. Veel is er ook niet veranderd in al die jaren. Een zanger en een zangeres zorgen voor de refreintjes waarna U-Roy daar overheen tatert. Het lijkt chaotisch, maar het is het uiteindelijk niet. En de hele wei ging gretig overstag voor de “Strictly rootsrock and reggae”-aanpak van deze oude baas. Bewonderenswaardig staaltje van consistentie.
Voor Devendra Banhart is het leven gemakkelijk. Hij is rotgetalenteerd. Hij beïnvloedde een lichting muzikanten met zijn experimenten met folkmuziek maar verloor ondertussen zelf interesse in het genre. Na zijn uren bouwt hij op zijn gemak een carrière uit in de hedendaagse kunst. Telkens de man komt optreden denk we een flard van dat genie te zien zullen krijgen, en telkens komen we bedrogen uit. Wat we zagen was de nonchalance van een door zijn talent verwend nest. Bijvoorbeeld: als je twintig minuten te laat op het podium komt en je publiek laat wachten in de hitte, dan excuseer je je. Hij deed dat niet. Het eerste nummer waaide al meteen over het hoofd van het publiek heen, dat ook de tijd nam om zijn conversaties af te maken. Er volgden vooral nummers uit de nieuwe plaat, en hoewel wij fan zijn van funky liedjes als Für Hildegard von Bingen of een flamencodeuntje als Mi Negrita haalden we toch ook onverschillig onze schouders op. Met wat meer nauwgezetheid zou Devendra capabel zijn om rillingen over onze rug te laten lopen bij dertig graden Celcius. Nu waren we vooral aan het nadenken over welk concert we hierna zouden gaan zien.
We hadden nooit verwacht dit ooit te zullen schrijven, maar wij hebben ons echt geamuseerd op een hiphopconcert. Jurassic 5 houdt zich dan ook ver van alle machopraat en andere blingbling, maar gaat helemaal voor de oldskool – we hebben het van horen zeggen- aanpak. Met twee dj’s (het was dus eigenlijk Jurassic 6) en vier mc’s palmden ze de wei in met scratches en stukjes uit toch wel onverwachte platen. Zo hoorden wij voorwaar een stukje Just The Two Of Us passeren, verwezen de dj’s in hun onderonsje naar Deep Purple’s Smoke On The Water en haalden ze ongegeneerd hun bescheiden hit Concrete Schoolyard boven. Soms was het een beetje flauw, maar wij onthouden vooral de grappige en leuke rhymes.
Hiphop is macho-sexistisch gezwam op een beat. Dat soort vooroordelen krijg je als de vaandeldragers van de nieuwe muziek alle moeite doen om elkaar de loef af te steken met vrouwonvriendelijke rhymes. Dat het ook radicaal anders kan bewijst Mykki Blanco. De man verscheen op het podium in witte vrouwenlingerie en rapte zich zo door zijn set, begeleid door een dj die vooral elektronische beats serveerde. Maar dat was niet voordat een vrouw naakt een dansperformance was komen geven met lichtgevende, witte knipperlichten in mond en handen. En nadat een andere rapper het publiek was komen ophitsen met twee intro-songs. Altijd wat te beleven dus, en er waren mannen in het publiek die geshockeerd waren door zoveel genderrelativisme. Maar het belangrijkste feit dat u moet onthouden is dat ook de muziek best goed was. Het nummer waarin hij poëtisch freestylede, weinig van zijn collega’s doen het hem na. En al helemaal niet in witte vrouwenlingerie.
Een ware volksverhuizing trok zich op gang voor Flying Lotus. De man is populair geworden, en de tent vulde zich dan ook tot de nok met volk dat gekomen was om hem achter zijn laptop zijn eigen plaatjes te zien mixen. Alleen kregen ze veel meer dan dat. Een scherm werd opgetrokken vóór hem en een ander achter hem, waarop beelden werden geprojecteerd die het geheel op een fantastische manier opluisterden. Door de schermen heen zag je de man tekeer gaan op zijn laptop. Hij mixte eigen werk met bekende en minder bekende nummers. We herkenden een streep TNGHT, een stuk Kanye West en we noteerden een stukje funky disko dat van ene Thundercat bleek te zijn, een artiest van Flylo’s eigen label. Af en toe kwam de man voor de schermen een stuk rappen, allicht over de beats die Hudson Mohawke voor hem fabriceerde. Van dat stuk waren we niet echt overtuigd, maar we waren al te ver in de wolken om dat de pret te laten bederven.
Er zijn dj’s en er zijn dj’s. Tegenwoordig achten de meeste plaatjesdraaiers zich artiesten omdat ze vernuftig met twee platenspelers kunnen omgaan. Of omdat ze de meest obscure undergroundtracks bezitten op vinyl waarvan de etiketten zijn afgeplakt. Geef ons dan maar Gilles Peterson. De man kent zijn plaats in de wereld en beseft dat hij gewoon een diskjockey is. Zijn voornaamste kwaliteiten zijn een exquise smaak en een goed gevoel voor ritme. En vooral: zijn voornaamste taak is zijn publiek entertainen in plaats van verbluffen. Hij draait James Brown en Hall & Oates tussen wereldmuziek en drum’n’bass. En als hij drum’n’bass draait dan draait hij Roni Size’s Brown Paper Bag in plaats van iets obscuurs. Hij was trouwens zelf verantwoordelijk voor het ontdekken van Roni Size! Niet mis voor een bescheiden man, toch? Moeten we er nog vertellen dat we ons rotgeamuseerd hebben tot de laatste seconde van zijn set?
Kristof Van Landschoot, Patrick Van Gestel