Dour 2013 - Stof tot luisteren

Plaine de la Machine à Feu, Dour, 23 juli 2013

De modder van de editie 2012 was vervangen door stof, dat bij momenten in dikke wolken opsteeg uit de Luxemburgse grond. Dat leidde bij valavond tot adembenemende zichten op de ondergaande zon. Maar het was voor de muziek dat we weer naar dit onooglijke Waalse dorpje waren getogen. En muziek zouden we krijgen. Tot het zweet ons uitbrak.

Dour 2013 - Stof tot luisteren



Het is altijd hetzelfde liedje. En al helemaal als het zo warm is. Je krijgt de massa met geen kettingzaag in beweging. Laat staan dat er dan volk in de tent zit. Maar dat was blijkbaar buiten RAKETKANON gerekend. Zij deden al meteen of ze headliner waren, onmogelijk middaguur of niet. Het leek wel of de zon hun batterijen oververhit had want Pieter-Paul Devos sprong in het rond als zat er peper in zijn gat. Hij brulde zijn teksten doorheen zijn effectenbox en tussendoor dook hij nog meermaals het publiek in, de wc-borstel, die drummer Pieter De Wilde net de menigte had ingekeild, achterna. En de muziek maakte in iedere aanwezige het ergste los. Dit zou verplichte kost moeten zijn op elk festival.

Dan was het contrast met The 1975 behoorlijk groot. Mooi logo en tattoos op de juiste plaatsen, dat wel. En de meisjes tegen de dranghekken hingen aan de lippen van de perfect uitgesneden zanger-gitarist Matthew Healy. Maar hoewel de popsongs quasi-perfect waren en de band bijzonder zelfbewust, raakte het zelden onze koude (jawel!) kleren. Goed geprobeerd, af en toe best funky, maar verder te gewoontjes, te radio-afgemeten. Of zijn wij nu echt zo verwend?

Eén hoogtepunt van de dag viel behoorlijk vroeg. Qua styling konden deze vier nerds best een lesje gaan nemen bij de hoger vermelde band, maar de muziek van White Denim was wel om duimen en vingers bij af te likken. Uitdagend, gedurfd, sexy. Openen met een stuk of zes nummers, naadloos in elkaar overgaand en steeds verder opbouwend. De haren lagen dan misschien mooi in de plooi, de muziek schopte overal tegenaan, haalde zowat elk uiterlijk vooroordeel met een venijnige beenveeg onderuit. Blues (het fingerpicking), jazz (improvisatie, voortdurende tempowisselingen), rock (de rauwe uithalen), het kwam allemaal voorbij in een set die voorbijraasde als een op hol geslagen tientonner. Eentje om in te kaderen.

Jonge snaken zijn het, de Canadezen van Badbadnotgood, maar ze hebben het door hoe ze een publiek aan het dansen krijgen. Af en toe de drums stilleggen en “Are you ready?” naar het volk roepen, dat werkt het best. Bij duizendenéén dance acts werkt ons dat op de zenuwen, maar bij hen springen we enthousiast mee. Ze maken ook geen gewone dansmuziek. Een pianist, een drummer en een bassist die samen jazzmuziek maken zou je je misschien eerder in een kleine club inbeelden, maar toch lijkt dit een ideale biotoop voor hen. Ze coverden TNGHTs Bugg’n, de clubtrack bij uitstek die gedurende het hele festival in elke dj-set zijn kop leek op te steken en zetten daarmee de hele Boombox in brand.

De mannen van BRNS waren tevreden dat ze een tweede keer mochten aantreden op Dour. Deze Brusselaars scoorden onlangs een bescheiden radiohitje met Mexico. Maar mispak je niet: de meeste van hun andere nummers zijn een stuk ingewikkelder en laten zich moeilijk omschrijven. Op een bepaald moment werd een song ingezet met vier melodica’s, op andere momenten namen de drums de overhand, dan weer werkte de gitaar zich in de kijker en het voelde nooit vergezocht of als moeilijkdoenerij. Een geval apart zijn ze, BRNS, maar zeker in de gaten te houden!

Ook Charles Bradley kwam met zijn Extraordinaires zijn liefde voor Dour uitschreeuwen. En hoewel de man heel wat zelfzekerder is geworden dan de eerste keer dat wij hem op dit eigenste festival zagen, ishet nieuwe er na een drietal keer wel af. De spagaat, de dansjes, het jongleren met de microfoonstandaard, ze waren er nog steeds en bleven leuk om zien - al helemaal als je deze rasperformer voor de eerste keer zag - maar verder veranderde er weinig aan de show, tenzij dan de (uitstekende) nieuwe nummers die hij bij zich had en die hij met veel overtuiging (en een uitstekende band) bracht.

We kwamen eigenlijk naar RiFF RAFF op basis van de introductietekst van Dour zelf. De man heeft A$ap Rocky en Snoop Dogg weten te strikken voor zijn debuutalbum en resideert op Diplo’s label. Meestal zijn dit goede voortekens, maar dit keer kwamen we van een kale kermis terug. OK, de beats mogen er zijn, maar verder zagen we vooral stereotype poses en hoorden we middelmatige rhymes.

Nog zo eentje die teerde op het voorafgaande succes: The Horrors. Al weet je natuurlijk als je naar één van hun concerten gaat, dat je gaat ondergedompeld worden in een wereld van zwarte new wave. En ook met de nieuwe songs blijft de band roeren in hetzelfde potje. Boomlange zanger Faris Badwan bezweerde zijn publiek terwijl bassist Rhys Webb zijn net bij het stijldansen geleerde dansstapjes uitprobeerde. Niks om van op te kijken.

Bij Tomahawk was er één zekerheid: Mike Patton. Zijn misthoorn met inbegrip van alle stemeffecten die hij uit zijn laptop toverde alleen al loonde de moeite om een keertje te horen. Hij heeft dan ook het charisma (en de grote bek) om een band in zijn eentje te dragen. En hoewel het hier om een band met een stilaan indrukwekkende staat van dienst ging (zoals Patton zelf zei: “We’re an old band.”) ging zo goed als alle aandacht naar de frontman. De setlist snuisterde uiteraard ruimschoots in ‘Oddfellows’, de laatste plaat, maar vooral oudere songs konden op (h)erkenning rekenen en deden de wei even rechtveren. Niet meteen onvergetelijk, dit Tomahawk, maar wel de moeite om een keertje te zien.

Is Trentemøller over zijn hoogtepunt heen? Voor wie de hit Moan als zijn hoogtepunt beschouwt vast wel. De man heeft blijkbaar zin om zijn geluid open te trekken en bracht op Dour gitaren mee. Misschien meer dan goed was want in het begin van de set leek het toch of hij vooral krampachtig zichzelf aan het heruitvinden was. In de tweede helft werden die gitaren evenwel wat meer in een figurantenrol geduwd en dat ging hem duidelijk beter af. Eén nummer werd op vibrafoon ingezet, maar trok zich langzaam open tot het iets psychedelisch à la Pink Floyd kreeg. Ook een stukje uit The Cure’s Spiderman werd gaandeweg omgebouwd en bleek vlotter dan verwacht over te gaan in dat verwachte Moan. Waarom die vier gigantische kokons in het decor hingen werd plots iets duidelijker.

 Een aangename verrassing was de show van Bonobo, die zijn dj-werk op uitmuntende wijze combineerde met livemuziek, waarvoor hij een zangeres met een warme soulstem en een stel rasmuzikanten bij zich had. De loungy muziek paste als gegoten bij de afkoelende zomernacht en maakte dat de sfeer aangenaam warm was. Dat de Dance Hall afgepakt vol zat (tot ver buiten de tentpalen) was daarvoor geen enkel bezwaar. Strijkersloops in combinatie met live-instrumenten als drums en ook het zoete geluid van een klarinet of dwarsfluit zorgden voor muzikale verkoeling. En Simon Green dirigeerde het geheel van achter zijn installatie of met de bas omgegord. Bijzonder geslaagd optreden.

Heads Will Roll. Of wat dacht u dan? Alleen, het kwam allemaal niet zo over bij Yeah Yeah Yeahs. Jawel, zangeres Karen O krabde regelmatig aan haar kruis (ze stak de microfoon als toemaatje ook nog eens in haar broek) en toonde zelfs de nodige inzet, maar het was allemaal te gemaakt. De klassieke stadiontrucs werden bovengehaald (turnoefeningen, handjeklap, de muziek die stilviel en de bandleden die als standbeelden bleven staan, …), hetgeen het er allemaal niet geloofwaardiger op maakte. Uiteraard ging de wei uit de bol op het eerder genoemde hitje, maar veel verder ging het allemaal niet. En wat was de naam van dit bandje ook alweer?

Wu-Tang Clan mochten de eerste dag afsluiten. Deze ploeg rappers brengen binnenkort een nieuwe plaat uit en gaan voor de gelegenheid van de verjaardag van hun doorbraakalbum (‘Enter the 36 Chambers’) nog eens op tournee onder de gezamelijke naam. We hebben er geen idee van wie RZA of GZA of Ghostface Killah was, want de mannen stelden zich niet voor en liepen constant wanordelijk door elkaar. Wel werd in al die warboel duidelijk dat niet iedereen gelijk is binnen de clan. Er liepen er een paar rond die het duidelijk met een figurantenrol moesten doen en weinig aan het woord kwamen.

Het was leuk om zien, maar echt leuk werd het pas toen we wat nummers of beats herkenden. Gravel Pit in een snelle versie, Reunited of een stukje EPMD (“Make money money”) en -het mag niet ontbreken- een ode aan Old Dirty Bastard waren toch de momenten die het concert boven het gemiddelde uit tilden.

De medaille voor het luidste optreden gaat naar Jackson & His Computer Band. Ook het mooiste decor trouwens, want de man bouwt zijn eigen computers uit bordkarton. Met wat welgeplaatste lampjes erbij en een grote gefragmenteerde spiegel op de achtergrond leek het of je in de set van een sciencefictionfilm verzeild was, waarin een langharige druïde de hoofdrol speelde. Die haalde alles tussen zware breakbeats en repititeve techno uit zijn toestellen, het soort muziek waar je niet op kunt dansen maar uren naar kan luisteren.

Kristof Van Landschoot, Patrick Van Gestel

23 juli 2013