Dour 2010 - Bitterzoete reggae en naakte mannen

Festivalterrein, Dour, 23 juli 2010

Met haar zes podia kan Dour heel veel verschillende genres over die vier dagen spreiden. Iedere dag komt er evenwel één genre uitgesproken aan bod. Zo staat de zondag sinds jaar en dag bekend als de reggaedag, op zaterdag stelt Lefto het hiphop-programma samen, op vrijdag vind je vooral rock op het hoofdpodium en op donderdag komen de drum’n’bass-liefhebbers aan hun trekken. Maar staar u daar vooral niet blind op. Elke dag viel er voor elke muziekliefhebber wel iets te rapen.

Dour 2010 - Bitterzoete reggae en naakte mannen



Petje af voor Baddies. Het gezelschap speelt in de bloedhete, vroege namiddag met de zon in de ogen voor een handjevol toeschouwers. De heren lieten het niet aan hun hart komen een speelden alsof ze voor een volgepakt Vorst Nationaal stonden. Je moet het maar doen en deze vier jongens uit Southend deden het. De bovenste knopjes bleven pichtsgetrouw dichtgeknoopt en de muziek zat al even strak als de boord van hun hemd. In de set was heel wat plaats voor nieuwe songs (Rectangles, …) naast “klassiekers” als Battleships en We Beat Our Chests. Hiermee was de toon voor de laatste dag alvast gezet.

De Franse reggaegroep Danakil ontdekten we vorige maand op Couleur Café, en hier zagen we onze mening van toen bevestigd: “VEELBELOVEND!” staat er in drukletters op ons notitieboekje. Jammer van die taalbeperking, anders zagen we dit heel erg internationaal doorbreken.

Ijzersterke nummers die je vanaf het tweede refrein kon meemompelen, een uitstekende liveband en een dolenthousiaste frontman. Meer hadden wij niet nodig om in die vroege namiddag al als een gek rond te springen.

“Hullo, we’re Errors. We’re from Glasgow.” De heren zijn niet veel van zeggen en hun songs hebben al evenmin teksten. Misschien maar beter ook als we bassist-toetsenist Simon Ward de introductie hoorden doen. Dus lieten deze Schotten vooral hun muziek spreken. Met een minutieus spelende drummer James Hamilton en een boel elektronica – ook de gitaren werden door synths gejaagd – bracht deze band iets dat soms naar Battles neigde, maar minder complex was. Dit leunde meer over naar dansmuziek, iets waarop het publiek maar al te graag inging. Beards hield ons met zijn vele tempowisselingen in de ban en ook het schokkerige Toes ging er vlot in. Wij hadden het met andere woorden wel voor deze jongens uit Glasgow.

De Jamaicaanse Bushman moest starten met een voornamelijk zittend publiek, maar hij deed geen moeite om daar enige verandering in te brengen. Een uitmuntende zanger, maar een barslechte entertainer. Geen pull-ups, geen interactie, geen charisma… . Je moest al een fervente reggaefan zijn om hier zestig minuten te blijven rondhangen.

Enkel toen hij aankondigde dat er een nieuwe cd zat aan te komen, kon hij even op onze volle aandacht rekenen. ‘Bushman Sings The Bush Doctor’ gaat die heten, een tribute album aan het adres van Peter Tosh, dus. Hij wou ons alvast even laten horen hoe dat gaat klinken, en bracht ons zijn versies van Legalize Marihuana en Equal Rights & Justice. Verdienstelijk, maar niet meer dan dat.

Monotonix stond vorig jaar al op het verlanglijstje van de Dourprogrammatoren, maar liet toen verstek gaan. Dit jaar lukte het dus wel. Met de band (drummer en gitarist) tussen het publiek en een zanger die voortdurend over de handen van het publiek surfte, in de pylonen van de tent kroop en tussendoor ook nog wel eens zong/gromde, was dit waarschijnlijk best leuk als je van wat animo hield, maar wij waren er heel snel op uitgekeken (voor zover we al iets zagen). Bovendien was de muziek eerder saai. Dit was dus heel erg vlug vergeten.

Vervolgens keken we uit naar de performance van Lee Perry en The Congos, weliswaar zonder Max Romeo. The Congos mochten als eersten bewijzen dat ze het nog niet verleerd zijn. De tegenstelling van kelderdiepe basstem en torenhoge altstem klonk inderdaad nog als weleer, maar ook de conditie zat nog goed. Eén van de vier bejaarde artiesten demonstreerde dat maar al te graag en sprong prompt in de pomppositie, wat hij daarna nog een paar keer zou herhalen. Faut le faire, eens je de zventig gepasseerd bent.

Na hun grootste hit Fisherman kwam de knotsgekke Lee ‘Scratch’ Perry op zijn dooie gemakje het podium opgewandeld, zijn paarse reistrolley achter zich meeslepend. Zelf zag hij er trouwens ook uit als een trol: geen grijze dreadlocks, maar paarsgeverfde haren en baard onder een grote, knalgele pet met blingbling die je eerder bij een puber zou verwachten.

Met alle respect – deze man is van onschatbare waarde voor de reggaemuziek – maar in tegenstelling tot The Congos, kon deze reggae-opa ons toch niet echt overtuigen. Gelukkig had hij een paar guests meegebracht die voor wat verstrooiing zorgden. Eerst liet hij zijn twee meegereisde kleindochtertjes uit het publiek pikken en helemaal op het einde riep hij The Congos en zijn zoon Omar Perry – op zaterdag nog op deze stage – erbij. Met enkele raak geplaatste dancehallrhymes redde die laatste deze rootsreggaeshow, die anders toch maar weinig om het lijf had.

Dum Dum Girls begonnen tien minuten te laat aan hun set maar zagen er onberispelijk en sexy uit in hun zwart-witte outfits met minirokken, netkousen en jarretelles. Misschien hadden ze de tijd die ze besteed hadden aan hun looks beter besteed aan een soundcheck, want het duurde tot een eind in de set voor we een nummer in de geluidsbrij konden ontwaren. Het bleek om best leuke, harde surfrock te gaan maar enkele minuten later hielden de dames het al voor bekeken. Hebben ze zo weinig materiaal dat ze slechts een half uur kunnen vullen?

Nog een portie surfrock kregen we van halve stadsgenoten The Raveonettes, al was die bij hen beter uitgebalanceerd. Naast de rechtlijnige wall of noisegitaren met de dromerige vocalen stuurden ze regelmatig de band in de coulissen om een nummer in zijn hemd te zetten en solo te brengen op elektrische gitaar (Oh, I Buried You Today door haar en Little Animal door hem) of enkel op bas en tamboerijn (Break Up Girls). Voeg daar nog de hits Aly Walk With Me en Love In A Trash Can bij en wij gewagen van een uiterst geslaagd concert.

Bobo Shanti Capleton hield zijn dreads netjes opgeborgen in een kanariegele sjaal en droeg een veel te groot, felblauw, Afrikaans gewaad met bijhorende baskets. Met dit afschuwelijk en lachwekkend gezicht kon hij zich evenwel moeiteloos onder de bezoekers van dit weirdofestival mengen, dat wel… .

Hij begon zijn set met de hitsingles That Day Will Come en Jah Jah City en koos dus voor een gewaagde start. Hiermee kreeg hij het publiek natuurlijk meteen op zijn hand, maar de vraag was maar of dat zo zou blijven. Hij liet ons in feite weinig keus. Zijn enthousiasme werkte immers zo aanstekelijk dat we als het ware onbewust stonden mee te springen en de overdaad aan pull-ups – tot drie per nummer – moeiteloos slikten. Wie daar meer moeite mee had, mocht voor zijn part vertrekken, zo liet hij uitschijnen in één van zijn bindteksten. Ze noemen hem niet voor niets The Prophetman, denken wij dan.

De overblijvers kregen nog enkele stevige danchallnummers als Slew Dem en Mi Dey Yah te horen, en na zestig minuten konden wij alleen besluiten dat dit een bijzonder geslaagd optreden was.

Howe Gelb van Giant Sand was in een erg goede bui. Het spelplezier spatte van zijn gitaarsolo’s, zijn hoed was een lopende draad door het optreden en zijn stem kan nog steeds ogenblikkelijk ijs doen ontdooien. De set laveerde langs country, blues en rock, gaf Folsom Prison Blues van Johnny Cash een stevige, door spitse gitaren gedragen versie mee en omvatte bovendien nieuw werk (Everything She Touches Turns To Gold). Er werd ook mooi opgebouwd naar een uitbundig hoogtepunt, dat er uiteindelijk ook voor zorgde dat de karig gevulde tent naarmate het optreden vorderde toch behoorlijk vol kwam te zitten. Wij zijn alvast benieuwd naar de nieuwe plaat die in oktober zou moeten verschijnen.

Dat Archie Bronson Outfit een niets ontziende bulldozer is, was ons al bekend. En met de nieuwe plaat ‘Coconut’ is het vermogen om een tent/zaal plat te spelen nog gegroeid. Geen spier die onbewogen bleef bij nummers als Shark’s Tooth en Chunk. De extra man op toetsen gaf trouwens ook de oudere nummers een fris jasje mee.

Toen de heren, stijlvol getooid in kleurrijke kaftans, de toeschouwers uitnodigden om naakt op het podium te komen dansen in ruil voor een “exclusief” T-shirt, werd daar meteen op ingegaan tot groot jolijt van de aanwezige dames. Maar het was in de eerste plaats de muziekliefhebber die hier als overwinnaar uitkwam. Archie Bronson Outfit kan het nog steeds en daar zijn wij maar wat blij om.

Het Portugese Buraka Som Sistema is erg hip tegenwoordig. Ze kregen dan ook een volle tent bijeen en hun pletwals van beats zorgde voor een wild dansende meute. Wie van slechte wil is of zich laat voorstaan op zijn goede smaak vindt dit zeker van het platste dat de dansmuziek recentelijk heeft voortgebracht maar hij/zij zal toch moeten toegeven dat dit op de heupen werkte. Letterlijk én figuurlijk dus.

Wij hielden het bij Buraka Som Sistema echter voortijdig voor bekeken om nog een streepje Ghinzu mee te pikken alwaar we getrakteerd werden op een matige cover van Rage Against The Machine's Killing In The Name Of. De machorockers hadden even weinig subtiliteit in huis en leefden zich wijdbeens uit op gitaar en keyboard. Dat laatste instrument diende trouwens vooral om ostentatief op te gaan staan en op het juiste moment eraf te springen.

Nee, dan liever Devendra Banhart. Voor deze tournee heeft hij zijn baard volledig afgeschoren en zich een designer gescheurde jeans en T-shirt aangeschaft. Heel verrassend voor wie zich aan een man in Jezusoutfit verwacht. Ook muzikaal mocht alles in een fris nieuw jasje en de begeleidingsband, onder de naam The Grogs, bestond uit vier gitaristen en een drummer. Geen folky geneuzel dus maar herwerkte versies van zijn oude nummers. Tussendoor danste hij spastisch en soms met de tong uit de mond,  gaf hij de schijn een intelligente en overgetalenteerde ADHD-er te zijn die los uit de pols uitblonk in alles wat hij doet. Toen een bubblegumhit uit de jaren tachtig de revue passeerde, was Devendra Banhart heus niet de enige in de tent die zich daar kostelijk bij amuseerde.

Tenslotte had Mr. Vegas de lastige taak om onze reggaezondag, maar ook het hele festival af te sluiten. Zijn dj effende het pad met een zorgvuldig uitgekiende selectie van klassiekers en nieuwe tunes, maar dan moest het beste nog komen…

Vegas zette de beuk er meteen in met een lange medley van zijn grootste dancehallklassiekers als Go Up, Heads High en Nike Air, waarvan we altijd slechts een paar minuten te horen kregen. Het tempo lag bijzonder hoog en pas na veertig minuten laste hij een eerste adempauze in. Van deze gelegenheid maakte de man gebruik om zijn respect te betuigen tegenover Buju Banton – de goede vriend waarmee hij hier vorig jaar nog stond, maar die momenteel in de gevangenis zit wegens een vermeende drugshandel – en de onlangs overleden reggaezanger Sugar Minott.

Daarna ging hij verder met hits als Mus Come A Road, Here I Come (Barrington Levy) en Hot Wuk, waarvoor hij ondertussen zijn dansers mee op het podium geroepen had. Vervolgens joeg hij ook nog zijn rustigere reggaenummers erdoor en toen hij ook nog zijn hemd uittrok, België uitriep als zijn favoriete Europese festivalland en ons uitwuifde met de obligate cover van Michael Jackson (Will You Be There, deze keer), kon hij natuurlijk al helemaal niets meer verkeerd doen.

Tonnen hits, voldoende variatie, een zelden geziene energie én muzikaal dik in orde… . Deze show had het werkelijk allemaal. Een zes op de schaal van Richter en een dikke negen op die van ons, waarbij hij dat ene puntje dan nog kwijtspeelt aan de dj die teveel dezelfde sample gebruikte. We hadden ons geen betere afsluiter van Dour 2010 kunnen bedenken, clear!

Kristof Van Landschoot, Patrick Van Gestel, Wouter Verheecke

23 juli 2010