Dour 2010 - Rockopera's, reüniebands, scratches & cuts
Festivalterrein, Dour, 21 juli 2010
Met haar zes podia kan Dour heel veel verschillende genres over die vier dagen spreiden. Iedere dag komt er evenwel één genre uitgesproken aan bod. Zo staat de zondag sinds jaar en dag bekend als de reggaedag, op zaterdag stelt Lefto het hiphop-programma samen, op vrijdag vind je vooral rock op het hoofdpodium en op donderdag komen de drum’n’bass-liefhebbers aan hun trekken. Maar staar u daar vooral niet blind op. Elke dag viel er voor elke muziekliefhebber wel iets te rapen.

Je moet vroeg opstaan om de slaap uit de ogen van festivalgangers te wrijven, iets wat Los Campesinos! aan den lijve mocht ondervinden. Geen wonder dus dat de opkomst eerder matig was. Bovendien blijkt de groep vooral voor zijn eigen parochie te preken en laat de rest van de aanwezigen het schouwspel eerder gelaten over zich heengaan. Zij hebben dit zootje Welshmen dan ook nog niet in een kleine zaal aan het werk gezien, waar ze, in tegenstelling tot op dit immense podium, tegen elkaar opbotsen en zo de nodige statische elektriciteit doen ontstaan. Want Romance Is Boring en You! Me! Dancing! zijn nog steeds eersteklas feesnummers, maar gingen hier helemaal verloren.
Van Sereena Maneesh hadden wij al veel goeds gehoord, maar hier verzoop het geheel in een ondoordringbare mix waarin je met moeite een instrument kon herkennen. Goede wil en gevoel voor show – zanger-gitarist Emil Nikolaisen zwalpte voortdurend als een dronkeman over het podium - waren er voldoende, maar songs waren in deze brij niet terug te vinden.
Extravagant kan je de jongens van The Antlers moeilijk noemen, maar in hun muziek zit een soort schoonheid verscholen die je tot in je ziel weet te raken. Om dat op Dour te doen hadden ze slechts zes nummers nodig. En elk van die nummers, met inbegrip van een cover van Neu!, werd naar believen uitgebouwd tot een kleine suite. De specifieke, hoge stem van zanger-gitarist Peter Silberman in samenzang met synth-tovenaar Darby Cicci, de gelukzalige glimlach op het gezicht van drummer Michael Lerner, … het droeg allemaal bij tot een erg speciale sfeer die wij wel wisten te smaken. Het was vooral afsluiter Wake die ons wist te boeien, al was Two ook de moeite waard.
De Gentenaars van Absynthe Minded zetten de avond in en ze deden dit heel voortreffelijk, als we het ook eens met een understatement mogen zeggen. Een weloverwogen setlist waarin onbekende nummers en hitsingles elkaar afwisselden, een breed klankenspectrum dankzij het grote arsenaal aan instrumenten en gevatte bindteksten die geen afbraak deden aan de vaart van het optreden, maakten dit tot een voorbode van alweer een geslaagde Douravond. Met de singles Moodswing Baby, My Heroics part One en Envoi brachten ze alles wat we wilden horen en meer, en bevestigden ze dat ze die plaats op The Last Arena dubbel en dik verdienden.
De rockopera, de conceptplaat, het is een idee dat altijd wel zal blijven bestaan. MLCD, voorheen My Little Cheap Dictaphone, vond de tijd rijp om er ook één op de wereld los te laten. Met het nodige pathos en de bijhorende inleving gidste frontman Redboy ons door ‘A Tragic Tale Of A Genius’.
Ware het niet dat ’s mans stem de hoge noten niet zou halen (hetgeen hij trouwens ook niet probeerde), deed dit schouwspel ons aan Muse denken, weliswaar zonder de uit de kluiten gewassen gitaarsolo’s. Met de nodige visuele middelen, een strijkorkestje en de hulp van Pall A. Jenkins (van Black Heart Procession) deed de groep zijn verhaal.
Gezien heel wat fans de teksten reeds woord voor woord meezongen, vermoeden wij dat dit over de taalgrens ongetwijfeld aanslaat, maar of dit in Engeland waar de plaat – zo werd ons in de aankondiging meegedeeld – ook zou uitkomen, zal aanslaan, valt nog te bezien. Wij waren in elk geval niet echt overtuigd.
Dog Eat Dog stond hier al eerder, maar dat was al weer van 1994 en 1996 geleden. Deze zomer vieren de vijf Amerikaanse heethoofden hun twintigjarig bestaan met een kleine tour langs enkele zomerfestivals, waarbij Dour tot die lucky few behoort.
Al hebben wij de indruk dat het vooral frontman John Connor was die zich hier gelukkig prees. Na afloop nam die immers uitgebreid de tijd om de organisatie, de klank- en lichtmannen en zijn publiek te bedanken. Mooi, zo die voetjes op de grond kunnen houden na zo’n staat van dienst. Zo’n bescheidenheid en dankbaarheid is niet voor iedere artiest weggelegd.
Maar goed, first things first. Vooraleer aan hun set te beginnen, beloofde de reunieband ons een old skoolparty waarop zowel kinderen van de seventies, eighties en nineties uit hun dak zouden gaan. Zestig minuten later zou blijken dat ze die belofte ook effectief nakwamen.
Toen saxofonist Scott Mueller de beginnoten van Who’s The King inzette - opgedragen aan de overleden hiphoplegende Guru en metalicoon Ronnie James Dio - zagen we de eerste crowdsurfers al opduiken, en dankzij de vele andere hits als Rocky en No Fronts bleef dit beeld een constante. Erg moeilijk kan het dan ook niet zijn om een publiek mee te krijgen, met zo’n palmares en een muziekstijl die rock, hiphop, metal en reggae met elkaar versmelt.
Pall A. Jenkins, frontman van Black Heart Procession zal waarschijnlijk nooit kunnen doorgaan voor een opgewekt persoon, zelfs niet met een lullig petje op zijn bezonnebrilde hoofd. Maar wij zijn nu eenmaal van geen kleintje vervaard en durfden dus de confrontatie met diens hartepijn aan. Het optreden kwam een beetje traag op gang, iets wat nu eenmaal eigen is aan de muziek van deze band, maar naarmate het concert vorderde, werden wij toch meegezogen in deze melancholische draaikolk. Uiteindelijk zou er zelfs gedanst worden.
Uiteraard was de blues aanwezig en soms sneden de songs nog dieper in het gekwelde vlees, maar uiteindelijk werd het tempo versneld en in afsluiter It’s A Crime I Never Told You About… glinsterde zelfs een sprankeltje hoop. Maar iets daarvoor had Jenkins zijn ziel blootgelegd met enkel de piano en een overenthousiast festivalbezoeker (“Somebody punch that guy.”, was Jenkins’ lakonieke reactie) als begeleiding. Dit was misschien niet het beste optreden dat we hebben gezien, maar genoten hebben we wel degelijk.
Met de Fun Lovin’ Criminals kregen we daarna alweer een paar oude hiphoprockers te zien, al lag het tempo in de nummers van deze maffiosi wel een paar tientallen BPM lager dan bij pakweg Dog Eat Dog. Hier waren het vooral de hits Love Unlimited, Mi Corazon en Loco die voor de hoogtepunten zorgden. Prima gebracht - petje af voor de basgitarist die tegelijkertijd ook de toetsen en een trompet voor zijn rekening nam! - maar na een half uur hadden wij het wel gezien.
Of liever: toen riepen Selah Sue en de zware dubstepbassen van AKS ons in The Magic Tent, die die avond werd omgedoopt tot de Forma.T tent. Zij tekenden voor de kortste set van het hele festival, dus verwachtten wij ons aan dertig bijzonder energieke minuten. De tracks volgden elkaar effectief in sneltempo op en in zijn bindteksten maakte de frontman de andere bandleden erop attent dat ze niet veel tijd mochten verliezen.
Tijdens See Love en de dubstepremix van Fyah Fyah kreeg Selah Sue aanvankelijk veel aandacht, maar vanaf Bukkake werd ze mooi op haar plaats gezet, aan de zijkant van het podium: dit was AKS ft. Selah Sue, niet omgekeerd.
Nochtans hadden die vijf jongeheren hun last-minuteplaatsje op de Douraffiche misschien wel wat te denken aan de populariteit van de zangeres… .Wat er ook van zij, ze stonden hier toch maar mooi, terwijl ze eigenlijk nog maar een paar remixes uitgebracht hebben. Een mooie kans om zichzelf te bewijzen en een kans die ze dan ook met beide handen grepen. Mission completed, wat ons betreft.
In onze voorbeschouwing gaven we al aan benieuwd te zijn naar wat de Canadese dj/producer A-Trak hier zou doen, dus dat gingen we graag even uitpluizen. Al verklapte het feit dat hij op vrijdag na acts als Chromeo en Douster geprogrammeerd stond natuurlijk al veel. De voormalige ITF- en DMC-champion lijkt het hiphopwereldje voorgoed de rug te hebben toegekeerd, maar hij wendt die turntablismskills tegenwoordig wel aan om remixes van bekende elektrohits nog een extra live herwerking mee te geven.
De scratches en cuts vlogen ons in onnavolgbaar tempo om de oren, waarmee deze dj zich aardig wist te onderscheiden van zijn collega’s. Dit klonk niet alleen goed, het zag er ook spectaculair uit. Al hadden wij hem toch veel liever nog eens zo’n oldskool hiphopset zien brengen. Schoenmaker, blijf bij je leest.
Patrick Van Gestel, Wouter Verheecke