DAAU, New Rising Sun - Een bijzonder Ruishavond

JC Den Eglantier, Berchem, 8 november 2014

Het is alweer de elfde Ruishaven in JC Den Eglantier, een van de beste jeugdhuizen ter wereld volgens DAAU. In al die jaren is er een traditie ontstaan om jong talent te koppelen aan gevestigde waarden. Zo passeerden onder meer Eriksson Delcroix, The Rott Childs, Reiziger, The Black Heart Rebellion, The Hickey Underworld, The Kids en Roland al op een van de vele Ruishavens. In dit specifieke geval heette het jonge talent New Rising Sun en mocht DAAU of, zo u echt wil, Die Anarchistische Abendunterhaltung, de feestelijkheden afsluiten.

DAAU, New Rising Sun - Een bijzonder Ruishavond



Ruishaven leek initieel zijn naam letterlijk waar te maken. Toen, na veel problemen met de geluidsmix, New Rising Sun zijn eerste nummer inzette, moest dat halfweg alweer kort afgebroken worden. Maar de band herstelde knap en zette het eerste nummer, Nothing I Can’t Handle, probleemloos verder. Technische problemen of niet, de band rond frontman Dries Bongaerts en David Hermans was zinnens er, ongeacht de technische problemen, voor iedereen een erg gezellige avond van te maken.

Water And Wine leerde dat naast folk ook blues in de genen van de band zit en verwees onrechtstreeks naar het vroegste werk van Beck. Frontman Dries kon solo of met beperkte ondersteuning van contrabas goed uit de voeten, maar interessanter waren die composities waarbij de hele band betrokken werd zoals The Day My Love For You Will Die.

Boeiend was ook dat het eerder folky geluid uitgediept werd met viool en harmonica tijdens respectievelijk Diggin’ A Hole en Stranger In The Night, waardoor je als toeschouwer meteen de warmte van een huisband in een gezelllig bruin café ervaarde. Wait leek een erg intiem countrywalsje, tot de band inviel en er misschien iets te nadrukkelijk naar de goedkeuring van de luisteraar werd gehengeld. “It’s a sad, sad world we’re living in”, hoorden we Bogaerts bezweren in Sad, Sad World, een erg opzwepende rocksong die vaag de anarchistische viool-met-ballenrock van Nick Cave en zijn Bad Seeds in herinnering bracht.

In 40 Years In The Desert kon de leadgitaar van Hermans dan weer zijn gang gaan. En dan zat het er voor hen al bijna op. Tijdens de soundcheck hoorden we fragmentjes Dylan en ook tijdens een recente AB-sessie speelden ze een Dylancover. Die lieten ze deze keer jammer genoeg achterwege. Het publiek kreeg wel nog een erg knap en uitgepuurd Stay Away From Me te horen waarin de aangename stem en gitaar van frontman Bogaerts het publiek een krop-in-de-keelmoment bezorgde.  De titeltrack van het album “We’re All Coming Home”, die ze begin 2015 aan het publiek in de Arenbergschouwburg zullen voorstellen, werd de absolute uitsmijter.

DAAU staat al twintig jaar op podia in binnen- en buitenland, genoeg ervaring dus om deze Ruishavond in stijl mee af te sluiten. Recent nog brachten ze op Radical Duke / Excelsior Recordings hun elfde plaat “Eight Definitions” uit. Met die plaat vond een zoveelste koerswijziging plaats in het anarchistische parcours van de DAAU. Op de plaat vervullen de broertjes Lenski nog gastrollen, maar live speelde er zich een heel ander verhaal af.

Toen het mysterieuze Osloer Strasse kalm en gratievol ingezet werd, was dat een invitatie om de verbeelding van de luisteraar te prikkelen zodat die er zijn of haar eigen film bij kon bedenken. De muziek is een mentale roadtrip, die de luisteraar naar believen kan invullen.

DAAU blijft ook met de gewijzigde bezetting nieuwe muzikale horizonten opzoeken. Als vanouds was het instrumentarium eerder ongewoon met klarinet (Han Stubbe), accordeon (Roel Van Camp) en contrabas (Hannes D’Hoine). Nieuw was de inbreng van drummer Steven Cassiers (o.a. Dez Mona en Dans Dans). Hij zorgde ervoor dat er soms echt gerockt werd.

Bij de introductie van de nieuwe songs was het die Steven Cassiers die het woord nam. De set was min of meer de vaste set, al was het publiek dankbaar dat ook een iets oudere nummer als het broeierige Tropic Of Cancer  (uit “Domestic Wildlife”) uit de omvangrijke DAAU-catalogus opgevist werd. Dat zouden ze best meer mogen doen om zo de enorme evolutie, die deze band heeft doorgemaakt te illustreren.

We hoorden een zeer traag opbouwend Feniks, dat in alle rust deed wegdromen en verlangen naar de stille ongereptheid van de overweldigende natuur. Tijdens Anbau voelden we, door de inzet van contrabas en drums, zowaar een experimentele rocksound die verder ingekleurd werd met klarinet en accordeon. Fijne, opgewekte, dubby melodielijnen die in de muzikale wereld van DAAU niet misstaan. Het is anders dan wat er op de gemiddelde radiozender te horen is, volledig wars van commerciële druk.

Ook Two Fast Dreams uit “Tub Gurnard Goodness” werd opgepikt, waarmee ze bewezen het verleden niet links te laten liggen. Meteen voelde je de extatische, anarchistische sfeer die de eerste platen zo kenmerkte. 1992 , de nogal slome en plechtstatige opener van het laatste album herinnerde ons eraan waarom we de band zo appreciëren: de ervaring dat zulke muziek nog mogelijk is, dat ze bestaansrecht heeft in een wereld waar muziek in vele gevallen slechts achtergrondopvulling is geworden.

Volgde nog : een opgewekt Werkende Mieren dat onder meer door geweldige drum- en baspartijen een hoogtepunt was. En vandaar werkte het kwartet zich door een meer dan excellent uitgevoerd Dansende Mieren, waarin langzaam maar zeker een nieuwe, muzikale wereld betreden werd. En dan zat het er ook voor DAAU op. Na een korte halte in de kleedkamer wilden ze nog even het publiek voor de komst bedanken met een enkele toegift, een work in progress, dat de werktitel 25 tellen draagt.

Er waren wat technische problemen en lang wachten op een band is nooit aangenaam. Maar al bij al loste het eindresultaat alle verwachtingen in. Het werd dan ook nog een mooie avond.

8 november 2014
Philippe De Cleen