Crossing Border 2011 - Experimenteel en traditioneel, folky en rockend
Arenbergschouwburg, Antwerpen, 22 november 2011
Dag twee van Crossing Border zag er op de planning nog beter uit dan dag één, dus lieten we dit keer ons boek maar gewoon thuis. Er was trouwens vertier genoeg op de prachtige locatie. In de bars en in de gangen kon je interessante mensen ontmoeten en desgewenst het glas heffen op een bijgewoond optreden. Of er echt wat te vieren viel, lees je hieronder.
Net zoals gisteren was onze eerste afspraak in de Red Eyed Fly. Daar wachtten ons de twee onaards knappe meisjes van Larkin Poe. Al lijkt het zaaltje met de ronde tafeltjes wat op een bar van laag allooi, toch was het vertier volkomen onschuldig. Rebecca Lovell bleek over een fantastische, volle stem te beschikken en zus Megan bleek een meester op de resonatorgitaar.
Aan songmateriaal geen gebrek. Deze band bestaat nog maar anderhalf jaar, maar in die tijd brachten ze vier ep’s met eenendertig songs uit en momenteel is er ook het nieuwe project ‘Thick As Thieves’. Toegegeven, niet al het materiaal was top en gevarieerd, maar als ze wat meer rockten zoals in Just In Case of een catfight hielden tussen dobro en mandoline zoals in de afsluitende Jimi Hendrix-cover Bleeding Heart, gingen we wel op het puntje van onze stoel zitten.
In de Parish stond nagenoeg op hetzelfde moment de nieuwe Britse knuffel Ed Sheeran op het podium. We hoorden een redelijk kalme set waarin Sheerans stem de hoofdrol opeiste. Knap hoe hij zijn eigen stem en gitaarstukjes tijdens Wayfaring Stranger in een loop zette en daar verder rond bouwde. Natuurlijk zat The A Team, de song over een vrouw die hij leerde kennen in een vluchthuis, aan het staartje van de show. Daarna volgde nog een minutenlange song waarin hij al scattend, rappend en beatboxend zijn carrière samenvatte. Als toemaatje kregen we nog een prachtige versie van Guiding Light, een nummer dat hij voor het eerste samenspeelde met Foy Vance.
Voor Loch Lomond was de situatie eenvoudig. Zij waren hier om zieltjes te winnen en daarin zijn ze waarschijnlijk ook geslaagd. Meer dan frontman Ritchie Young, een pianiste en een gitarist-glockenspielspeler was niet nodig om met de muziek van deze Amerikaanse band, die zich noemde naar het grootste meer in Groot-Brittanië, een positieve indruk na te laten.
Young zette zijn keelgat steeds nadrukkelijk open als om extra op de articulatie te letten, maar imponeerde vooral door zijn gedrevenheid. Wij waren al gecharmeerd door beeldrijke nummers als Elephants & Little Girls op plaat en waren dat nu nog meer. Bovendien schrokken ze er als groep niet voor terug om een nieuw nummer in de set op te nemen.
Nog zo’n band die opviel op de affiche was Islet. Alleen de opkomst van de drie heren en een dame al, elk met een stel klokkenstaven (om het instrument maar een naam te geven) van een andere toon in de hand en achter elkaar het podium rondhuppelend, was al “anders”. Islet is dan ook niet meteen een conventionele band en ze hielden zich al evenmin aan het concept song, maar leken zich te laten leiden door improvisatie en toeval.
Een combinatie van het rauwe van These New Puritans (de ruime aandacht voor percussie) en het funkgehalte van een band als Yeasayer geeft u misschien een idee van waar u Islet moet catalogeren, ook al loopt een dergelijke vergelijking per definitie al mank. Instrumenten werden voortdurend gewisseld en er werd steeds contact gezocht met het publiek (door de zaal gelopen, mensen werden toegeschreeuwd), dat echter eerder lethargisch bleef.
Hoewel wij de tomeloze inzet van de band wel wisten op prijs te stellen, werden we (nog) niet helemaal overtuigd. Nieuwsgierig naar wat dit op plaat geeft (voorlopig is er enkel een ep op vinyl beschikbaar) zijn we wel.
De gasten van The Apache Relay mochten in de Club de Ville aantreden, al was het podium daar amper bestand tegen de bokkensprongen van zanger Michael Ford. The Apache Relay is afkomstig uit Nashville, waar het tegenwoordig blijkbaar mode is om de broekspijpen om te slaan. Alle zes de bandleden waren zo op eigen wijze uniform. Hun set was gebald, energiek en verbeten, maar het dient gezegd dat vooral de Springsteencover State Trooper er bovenuit sprong. Aardig, maar met groeimarge dus.
James Vincent McMorrow heeft zijn debuut in zijn eentje opgenomen aan de Ierse kust, maar op Crossing Border had hij wel een uitgebreide band bij zich. Hoewel wij ervan overtuigd zijn dat deze folkpop ook akoestisch overeind blijft, gaf hij er hier dus de voorkeur aan om alle registers open te trekken.
Zelf stond hij erbij alsof hij zijn nieuwjaarsbrief aan het voorlezen was, de voetjes netjes naast elkaar, de blik naar de hoogste verdieping van de Bourla gericht. Met zijn hoge stem deed hij ons vaak denken aan Patrick Watson, maar dan iets soberder. Vooral de laatste songs in zijn set (We Don’t Eat en If I Had A Boat) deden ons de rug rechten, ook al omdat in die nummers het meeste variatie en iets meer power zat. Indien u van het betere singer-songwriterwerk houdt, raden wij u aan om deze jongeman zeker eens uit te checken.
Het optreden van Patrick Wolf was een feest voor jonge deernen, homo’s en metroseksuele mannen. Wolf leek aanvankelijk een beetje stuurs, maar naarmate de show vorderde, ontpopte hij zich steeds meer als een fantastisch entertainer. Zijn stem bleek ook live fantastisch en door het gebruik van harp, ukelele, kantele en andere instrumenten , tilde hij zijn romantische pop naar een hoger niveau dan we gewoon zijn in de hitparade.
Wolf speelde bijna uitsluitend nummers uit zijn meest optimistische en laatste album ‘Lupercalia’. Enkel Tristan en The Magic Position mochten als oudjes mee opdraven. Geregeld veerde de eerste rij bakvissen op om een dansje ten beste te geven en dat werd door Wolf met een minzaam glimlachje goedgekeurd. Tijdens het swingende The City maande de charismatische frontman zijn band aan om door te spelen terwijl hij in de coulissen verdween. Toen hij terug inviel werden alle lichten gedimd en kwam Wolf terug op in een glittershirt. De verrukte kreetjes waren niet van de lucht en toen Wolf als een echte drama queen tijdens Together de zaal indook om daar fans te knuffelen en zelfs speels te verleiden, veerde iedereen recht.
Door de strakke tijdslijn moesten er vaak keuzes gemaakt worden en was het soms moeilijk om concerten volledig te volgen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Wye Oak, een duo uit Baltimore, dat vooral uit de band springt omdat drummer Andy Stack een bassynthesizer met de ene en zijn drums met de andere hand en zijn voeten bespeelt. Het resultaat was een geluid dat donderder aandeed dan dat van de klassieke rockduo’s. Bovendien liet zangeres-gitariste Jenn Wasner haar gitaar vaak vervaarlijk razen. Het duo was nochtans duidelijk aan rust toe (want op het einde van een lange tournee), maar zorgde toch nog voor behoorlijk wat brokken.
In de Parish werd tijdens de laatste show aldaar muziekgeschiedenis geschreven. The Low Anthem trad twee jaar geleden al eens aan op Crossing Border en gaf toen al het beste van zichzelf, maar deze keer overtroffen ze zichzelf. Nochtans begon het gewoontjes. Een gebroken snaar werd uiteindelijk de aanleiding tot een nooit gezien feest.
Het viertal zette in met Smart Flesh met Jocie Adams op hakkebord, Ben Knowx Miller op gitaar, Jeff Prystowsky op drums en Mike Irwin op trompet. Het bijzondere stemgeluid van Knox Miller greep meteen iedereen bij de ziel tijdens Sally, Where’d You Get Your Liquor From en Yellowed By The Sun. This God Damn House, geschreven door voormalig bandlid Dan Lefkowitz werd begeleid door een houtzaag , een orgel en… gsm’s. Op het eind riep Knox Miller namelijk iedereen op om zijn buur te bellen en de gsm op speaker te zetten. Het resultaat is met geen woorden te beschrijven! Hij haalde dit truukje al vele malen uit, maar in deze setting was het toch speciaal.
Tijdens Love And Altar gebeurde het dan. Ben brak een snaar en besloot om de rest van de set af te werken met de band verzameld rond een oude microfoon. Onder de indruk van de eerbiedige stilte van het publiek en de pracht van de zaal, verloor hij stilaan alle remmingen. Voor de Cohencover Bird On A Wire riep hij alle muzikanten in de zaal mee het podium op. Slechts één durver waagde het, maar hij wist wel iedereen aan het lachen te brengen met één goedgeplaatst akkoord.
De sfeer zat er zo goed in dat iedereen de klok uit het oog verloor. Op een bepaald moment gooide Knox Miller zelfs zijn geld in het publiek wat hem een staande ovatie opleverde. Van de weeromstuit besloot hij om nummers te spelen van de nog te verschijnen plaat die geïnspireerd is door een kidnapping. Her Little Cosmos en Am I The Dreamer beloven alvast veel goeds. De groep speelde op dat moment al veertig minuten langer dan voorzien en werd dan maar door de organisatie van het podium gemaand. Geen nood. Heel de band trok naar de trap in de hal en gaf daar nog een buskerset weg.
Naast The Low Anthem was het vooral CAKE, die als publiekstrekker van dag twee moest fungeren. Maar La Casa Rosa was slechts matig gevuld, hoewel je er vergif op kan nemen dat de Californische band goed is voor een feestje. Bovendien is John McCrea een charismatisch frontman, die zijn band en het publiek weet te regisseren als Martin Scorcese dat met ‘Raging Bull’ deed.
Dus zette hij met grote gebaren, klassieke links- en-rechts-zangspelletjes en een boom (echt waar!) de zaal en het concert volledig naar zijn hand. Het heeft allemaal een hoog tongue-in-cheek-gehalte, maar als het op de muziek aankomt, is het één en al ernst.
Hun laatste plaat brachten ze uit op hun eigen label, waarmee de band een risico nam, maar de plaat werd uiteindelijk een succes en niet eens helemaal onterecht. Hoewel er niet echt veel nieuws onder de zon is, staat het album wel bol van de puike liedjes. En precies die liedjes werden in Antwerpen aan de man gebracht. Frank Sinatra zat nog vroeg in de set, maar daar bleef het verder bij.
Geen mens die daarom maalde. Het typische CAKE-geluid met de trompet, de nadrukkelijk aanwezige bas en het Spaanse gitaartje van McCrea – in zijn handen leek het haast een speelgoedje – deden de toeschouwers volop genieten. Sick Of You en Federal Funding (was die verwijzing naar onze regering toeval?) waren maar enkele van de hoogtepunten.
Afsluiten deden ze met Never There, waarmee het voor iedereen te veel werd om te blijven zitten en de zetels dus dichtklapten. Als in de bis dan ook nog eens Short Skirt Long Jacket en The Distance werden opgediept, was het hek helemaal van de dam.
Crossing Border 2011 was geslaagd. Soms was het experimenteel, dan weer traditioneel. Soms was het folky, dan weer werd er gerockt. Maar altijd was het spannend. En zo hoort het ook te zijn.
Marc Alenus - Patrick Van Gestel