Crossing Border 2011 - Swingende tieten, rimpelige lijven, Lemmy en Jezus

Arenbergschouwburg, Antwerpen, 22 november 2011

Als er al een festival is waar het niet opvalt dat je met een boek in de hand staat, dan is het wel op Crossing Border. Dus staken wij ‘The Crossing’ van Cormac McCarthy in de rugzak om de dode periodes tussen de concerten op te vullen. Maar op dag één waren die periodes eerder schaars en bleef het boek dus ook mooi weggestopt.

Crossing Border 2011 - Swingende tieten, rimpelige lijven, Lemmy en Jezus



De avond begon al meteen met een aangename verrassing want You Raskal You bewees met hun prachtige Americana goede leerlingen te zijn van een band als het Nederlandse (en inmiddels helaas ter ziele gegane) Darryll-Ann. De sfeer in de songs was vergelijkbaar en ook de zang van Rienk Michielsen en Guy Brees sloot aan bij wat Jelle Paulusma presteerde bij de Nederlandse tegenhangers.

De heren hadden dan ook nog eens een (zij het beperkt) arsenaal aan songs, die ons meer dan bevielen. Daarenboven kregen ze voor The Knife en From The Tap Into The Drain ook nog eens de hulp van respectievelijk violiste Nele Paelinck (van School Is Cool) en een blaasorkest. Een opener van formaat dus.

Uit Londen kwam Dry The River aangedreven. Zij hebben nog geen cd uit, maar hun vier songs tellende ep wist toch al ruime aandacht te trekken. Dit vijftal stak van wal met een hoop noise die vooral geproduceerd werd door gitarist Matt Taylor op zijn Fender Jaguar, maar wist evengoed af en toe te ontroeren. Jammer dat de viool van Will Harvey er niet altijd doorkwam, maar de samenzang tussen de Taylor, Harvey en bassist Scott Miller klonk heerlijk. 

Die laatste zag eruit als een mislukte Lemmy (Motörhead) omdat hij in een dronken bui was uitgedaagd om zijn kin te scheren, maar hij was het wel die het contact met het publiek onderhield, want frontman Peter Liddle verstopte zich achter zijn lange bles.

De zanger met de hoge stem schuwde nochtans de grote emoties niet. Hij verloor zich op een bepaald moment zozeer in zijn gevoelens dat hij met zijn gitaar de microfoonstandaard van drummer Jon Warren onderuit haalde. Wij onthouden vooral Bible Belt, Weights And Measures en het oudje Night Owls, al mocht de oerschreeuw op het eind van Lion’s Den, helemaal aan het staartje van de set, er ook wezen.

Krachig, maar inhoudsloos. Zo werd het concert van Frank Turner & The Sleeping Souls op de Nederlandse tegenvoeter van dit Antwerpse festival omschreven. Maar de Antwerpenaars hadden daar duidelijk lak aan. Na twee songs werd de hele zaal al uit zijn klapstoeltjes gejaagd om voor het podium samen te troepen en te genieten van de punkfolk van deze Engelsen.

Turner, goedgeluimd als altijd, deed het aanvankelijk nog kalmaan door met Eulogy te beginnen, maar van zodra Peggy door de zaal schalde, kon het publiek niet langer stil blijven zitten.

Opvallend ook dat zo veel liedjes werden meegezongen. En als dat al eens niet het geval was, dan legde Turner wel uit hoe het wel hoorde. Die cover van Queen was er misschien een tikkeltje over, maar het was wel genieten van de schitterende afsluiter Photosynthesis. Als het rockt als een tiet in een rollercoaster, dan mag er, wat ons betreft, gerust al eens wat minder inhoud in de songs zitten.

Het was met de nodige reserves dat wij de kleine zaal – hier met de exotische naam Red Eyed Fly bedacht – van de Arenberg betraden. Want Dyzack op plaat was dan wel leuk, maar kon (nog) niet helemaal overtuigen. Die reserves bleken nochtans overbodig want op zijn stoeltje met zijn akoestische gitaar en mondharmonica was Erik Hoflands, zoals zijn echte naam luidt, behoorlijk indrukwekkend.

Zelf weet hij dat ook aan de uitstekende klank in de zaal, maar dat nam niet weg dat wij onder de indruk waren van het spetterende gitaarspel van de man, die blues, folk, flamenco en nog een heleboel andere stijlen leek te vermengen tot een organisch geheel. Deze korte set was een absoluut hoogtepunt.

Terwijl Dyzack het rustige kleine zaaltje inpakte, liet Lanterns On The Lake zijn licht schijnen over de hal op de eerste verdieping die de naam Continental Upstairs meekreeg. Jammer genoeg was net het concert van Frank Turner afgelopen en een heleboel mensen die dat concert bijwoonden, streken neer in de bar naast de hal. De knisperende elektronica, de lieflijke sirenezang en de klagende viool konden niet op tegen het gebral van aan de bar. Zangeres Hazel Wilde had haar achternaam beter een keer eer aangedaan en die zeveraars hun vet gegeven.

Paul Gregory deed wel zijn uiterste best. Hij bespeelde zijn rode Gibson niet alleen op conventionele wijze, maar ook met een strijkstok als was het een cello. Hij assisteerde ook af en toe drummer Oliver Ketteringham. Die gaf You Need Better een leuke marsroffel mee en haalde graag zijn borstels boven voor Keep On Trying, het soort van song waarbij dat zeker gepast is.

Het Antwerpse collectief Birds That Change Colour mocht op het laatste nippertje inspringen, maar trok niet veel volk in de Club De Ville. Ze begonnen ook veel te laat aan hun set waardoor ze de rechtstreekse concurrentie met Gavin Friday en Joan As Police Woman moesten aangaan.

Koen Kohlbacher en co lieten nochtans geen slechte indruk na. Hij leek wel een hogepriester uit 'Het Gouden Paard' van Suske en Wiske, zoals hij met zijn masker het podium betrad. De man heeft de stem en de looks om het ver te brengen, maar misschien is de muziek nog iets te eclectisch. We hoorden psychfolk, bluegrass met Arabische invloeden en sixtiespop en dan zaten we nog niet eens de hele set uit!

Hij leek er volkomen op zijn plaats, in de schitterende Bourlaschouwburg (omgedoopt tot The Parish). Gavin Friday vierde zijn terugkeer op de podia na zestien jaar niks van zich te hebben laten horen. Uiteraard zat de zaal vol met grijze koppen en rimpelige lijven. Maar ook jonge veulens zaten te springen van ongeduld om dit new wave-icoon in levenden lijve aan het werk te zien.

En de man, die ooit Virgin Prunes op de muzikale kaart zette, was vastbesloten om te bewijzen dat hij het waard was om daar terug te staan. Caucasian Walk was al meteen spek naar de bek van de oudgedienden. De bijhorende grote gebaren waren er nog steeds. Friday is nog steeds in de eerste plaats performer en pas daarna muzikant. Maar hij had wel een prima band rond zich verzameld inclusief een celliste.

Ook met zijn nieuwe plaat ‘Catholic’ zal er ongetwijfeld weer tegen een aantal schenen aangetrapt worden, maar de hedendaagse generatie heeft duidelijk een dikkere huid dan vroeger en de impact zal dan ook eerder beperkt blijven. Maar er staan wel enkele prima songs op die plaat. Able bijvoorbeeld of de gevoelige afsluiter van de set It’s All Ahead Of You, dat in schril contrast stond met het aggressieve Next.

Dit was een aangenaam concert, maar of wij er in de lente opnieuw bij zullen zijn, is eerder twijfelachtig. Daarvoor zat er toch iets te weinig vuurwerk in de show.

Waar we wél graag opnieuw bij zullen zijn, is de volgende passage van Other Lives. Zij stonden ook in de ondankbare Continental Upstairs, maar vanaf de eerste noot wist je: dit is iets uit een hogere klasse. De krachtige stem van Jezuslookalike Jesse Tabish kreeg ondersteuning van twee drummers à la School Is Cool en geheim wapen Jenny Hsu. Zij speelde viool, cello en tal van andere instrumenten.

Op E Minor mishandelde Tabish vol overgave zijn piano en greep hij net als Jonathan Moony naar de drumstokken. De gastjes die daarstraks nog stoorden aan de bar, kregen nu geen kans. Ze vergaten gewoon te praten. Op plaat kinkt deze band als die song van hen, Tamer Animals, maar live ging het er bijwijlen stevig aan toe. Toch kon Tabish ook heel ontroerend uit de hoek komen. Toen plots heel de band in de coulissen verdween en hij alleen achter bleef, speelde hij Black Tables solo en kreeg ook op die manier iedereen stil.

Dit was het eerste Belgische optreden van de groep, maar op 23 november staan ze in Brussel op de Pias Nites in K-KNAL. Wij zouden ons reppen.

Marc Alenus - Patrick Van Gestel

22 november 2011