Crosby & Nash - Déjà vu, maar wel steengoed
Koninklijk Circus, Brussel, 16 oktober 2011
Het Koninklijk Circus - "What a beautiful place to make music in.", stelde Graham Nash terecht vast - was niet volledig volgelopen voor het Belgische concert van de World Tour die Crosby & Nash, de twee enige vrienden uit de seventies supergroep CSN &Y, tot in België bracht. En laten we maar meteen verder gaan met een cliché : de afwezigen hadden dik ongelijk. Bijna drie uur graaide - het werkwoord is populair de laatste tijd - het duo gretig in hun uitgebreide en indrukwekkende repertoire.

Een stevige "guitardriven" versie van de Byrdsklassieker Eight Miles High opende de set met meteen al een opvallende partij van Shane Fontayne, een gitaartalent, volgens Crosby gestolen van Marc Cohn, van wie later nog het mooie Old Soldier werd uitgevoerd.
Niemand moet natuurlijk aan deze heren gaan uitleggen hoe je een set moet opbouwen. Talloze concerten in even talloze, variabele bezettingen hebben deze twee overblijvers van CSN&Y tonnen ervaring opgeleverd. Maar toch, in vergelijking met het CS&N-concert van enkele jaren geleden waar een ongeïnteresseerde Stephen Stills amper bij de les en daarentegen vooral bij de fles bleek, deden Graham Nash en David Crosby het voortreffelijk. Hun leeftijd is stillaan gezegend te noemen, "But with blood still pumping in my veins.", zoals Nash ootmoedig bekende toen hij sprak over de "beautiful women" die hij in Brussel had gezien.
Maar even terug naar het concert. Eerst en vooral was dit de perfecte mix van oud en nieuw materiaal: het eigen werk van de heren Crosby en Nash zelf, de onverwachte rendition van een vergeten juweel (het stilaan vergeten maar zeer mooi Laughing van David Crosby) en de gulle greep uit de collectieve classics die ze met CSN&Y aan de wereld hebben geschonken. Er was voor ieder wat wils dus en met de meest precieze dosering : I used to be a King en Simple man voor Graham Nash, Don't Dig Here voor David Crosby, wat nieuw werk (Slice of Time), maar ook Marrakesh Express, Long Time Gone, Guinnevere, Almost Cut My Hair. Ze zongen het allemaal.
Een tweede opvallende vaststelling is de nog immer onaangetaste stemmenpracht van de heren. Er zal links en rechts wel wat moderne technische hulp geboden worden en James Raymond, toetsenman en zoon van David Crosby, zong bijna in alle nummers onopvallend maar wel functioneel de derde stem, maar niettemin viel voortdurend de mond open als beide heren voor hun plezier nog eens een lied zongen : Lay Me Down, Just a Song Before I Go, het a capella gebrachte What are Their Names? Het waren vocale juweeltjes.
En dan die schitterende band, de heren Crosby en Nash bescheiden dienend maar wel op het perfecte af. Strak waar het moet, wendbaar waar nodig. Dat bleek bij de Beatlescover Blackbird, nog maar pas op de setlist en reeds pal als de Eiffeltoren.
Kortom, het was bijna drie uur lang volop genieten van twee zeventigers met een jong en strijdbaar hart. Nash haalde flink uit naar Wall Street, Crosby naar de kernenergielobby en zo illustreerden ze hun nog steeds overeind gebleven maatschappelijk engagement. "Is het nog oprecht?", vroegen wij ons spontaan af. Maar wat maakt het eigenlijk uit: beide heren beheersen ondertussen dermate een soort van professionele relaxtheid dat we dat er graag bijnemen in deze zieke tijden van mediacoaching en spindoctors.
Het einde en de bissen waren exclusief voorbehouden voor het beste uit de CS&N catalogus met Déjà Vu, Wooden Ships en Teach Your Children als definitieve afsluiter. Als een zeer tevreden klant keerden we naar huis. Die kerels uit de sixites en seventies, ze zijn nog lang niet uitgezongen!