Crammerock 2013 - Antihelden zijn de Vlaamse helden
Festivalweide, Stekene, 9 september 2013
Waren vrijdag de Rode Duivels nog verantwoordelijk voor een nationaal feestje op Crammerock, dan was het vandaag de beurt een aantal Belgische topspelers uit de hoogste klasse van de Belgische muziekscène. Enige buitenlandse acts op de grote podia waren Gers Pardoel, Flaming Lips en Sean Paul, maar van die drie zagen we er maar één. U mag één keer raden wie.
Maar eerst het rapport van de Belgen. Geen betere band om de dag te openen dan de frisgewassen jongens van Protection Patrol Pinkerton, die hun zomerse indiepop dan ook mochten spelen voor best wel wat volk. De overgave, die frontman Jelle Denturck telkens weer tentoonspreidt, begint duidelijk te lonen. Ook nu weer maaide hij met spastische armbewegingen alle micro’s tegen de vlakte aan het eind. Leuke start!
Aan de overkant van de tent meteen daarna een nog harder werkende frontman: Tijs Delbeke van Sir Yes Sir. Verrassend genoeg speelden zij voor heel wat minder volk. Zouden die allemaal naar Delv!s in de Club getrokken zijn of besloot men massaal om nog wat herfstzon te scoren? Geen hiphop in de Club vandaag trouwens, maar wel indie voor fijnproevers en verschillende verschijningsvormen van Dance.
Maar terug naar Sir Yes Sir. We waren getuige van hun optreden op Glimps vorig jaar en het is duidelijk dat ze een enorme progressie hebben gemaakt. De set voelde coherenter aan nu de meer funky nummers allemaal aan het eind staan. En de band stond met meer vertrouwen en spelplezier op de scène.
Vooral “de man met de reuze kazoo”, Alban Sarens treedt tegenwoordig meer op de voorgrond en hij oogste ook de meeste bijval bij de voorstelling van de band. Vooraleer de band aan zijn finale begon met o.a. een cover van Suit And Tie van Timberlake was de tent dan ook terecht aardig volgelopen.
Na al dat testosteron was het tijd voor wat oestrogeen en we hadden de keuze tussen Soldier’s Heart in de Club of The Happy op de Main North. Sylvie Kreus en de haren hadden ons op Boomtown al overtuigd en we wilden ook wel eens deelnemen aan het ‘Guilty Pleasure’ van Reinhard Vanbergen. De vier zangeressen / muzikanten van The Happy vulden elkaar mooi aan, zowel vocaal als visueel en hun zoete pop ging erin als koek. Voor ons was het allemaal wat braafjes. De enige haakjes kwamen van de man in het gezelschap. Wel leuk en origineel: Isolde die op de gitaar van Vanbergen drumde, maar verder amusement zonder cojones dus.
Dat het anders kan, bewees Maya’s Moving Castle in de Club. Ondersteund door sfeervolle visuals werden we door Maya in een deugddoend bad van kwalitatief hoogstaande, soms grimmige pop ondergedompeld. The Next Life zorgde voor het eerste wow-moment van de dag en Maya heeft net dat tikkeltje diabolisme in zich waardoor ze sexy en toch niet goedkoop overkomt. Met gitariste Nele De Gussem heeft de band ook een witte engel in de rangen die frisse kartels hakt in de donkere basis die de heren Segers en Van Marsenille leggen. Straffe, stevige show!
Veel bands kregen reeds het label “Supergroep” op gekleefd, maar lang niet allemaal leveren ze supermuziek. Geen probleem echter bij Roland & Mauro. Deze combinatie van jong talent (Reena Riot), rijp métier (Mauro) en tijdloos enthousiasme (Roland) was werkelijk spetterend.
Mauro injecteerde de Bluesrock van Roland met een dosis Evil Superstarspotion en Reena Riot zorgde voor de frisse afdronk. Na Little GirlI kreeg meisje Riot trouwens het grote podium voor twee nummers helemaal voor zich alleen.
Het blijft een gentleman, die Roland, maar dan wel eentje die niet vies is van wat gezonde gekte, ook in zijn muziek. Dat onderstreepte hij nog eens in een kwartier durende versie van Born Like A Lion, Raised Like A Dog dat hij blaffend en huilend afsloot om dan af te ronden met het instrumentale Parcours.
Aan de overzijde stelde SX de instrumenten op als een muur met de twee keyboards en het drumstel op één lijn. Daarachter het ondertussen bekende en indrukwekkende decor met de gouden zon van ‘Arche’. Even indrukwekkend blijft de stem van Stefanie Callebaut, die ook op de laatste festivals – volgende week nog Leffingeleuren en dan nog Pont-A-Celles – geconcentreerd en bezield alles blijft geven met overtuigde mimiek, grootse gebaren en krols heupwiegen. Het recept is ondertussen bekend, maar blijft leuk.
The Scabs mochten hun jukebox opentrekken voor een leuke trip langs Memory Lane voor velen, maar we zagen ook zeventienjarigen die enthousiast meezongen met de nummers uit ‘Royalty in Exile’, ‘Skintight’ en ‘Jumping The Tracks’, die allemaal verschenen voor zij geboren waren.
Christa Kiu Jérôme en haar kompane zorgen voor een scheut soul in de gitaarrock van Swinnen en co, wat vooral in Let’s Have A Party en Can’t Call Me Yours opviel. Ook het grapje met Last Night A DJ Saved My Life, iwas leuk. Ze zongen “Last Night A Bottle Saved My Life” wat aansluit bij Robbin’ The Liquor Store.
Hoezeer Hard Times een klassieker is, bleek toen Swinnen het aandurfde om het publiek de song te laten inzetten. Na The Magnificent Seven van The Clash kregen we zelfs nog een bis. Altijd leuk om Matchbox Car nog eens te horen.
En zo bereikte deze dag van Crammerock stilaan zijn hoogtepunt, want daarna was het de beurt aan de man die in zijn eentje Frans weer hip maakt: Daan. Hij speelde nagenoeg dezelfde set als in Lokeren, maar liet hier en daar een nummer weg.
Tijdens Mélodies Paroles zien we Reinhard Vanbergen in de coulissen een kazakkendansje opvoeren, bij La Crise gooide Daan onhandig met (papieren) borden en het feestje was compleet met Victory, Swedish Designer Drugs, The Player en Housewife.
Daan is een fenomeen. Een Nederlandse jongeman, die speciaal voor Flaming Lips was gekomen, keek zijn ogen uit. “Dat deze man niet bekend is bij ons”, stamelde hij. “Is hij een held in België?” wilde hij nog weten. Ons antwoord was: “Ja, bij ons zijn de anti-helden de echte helden.”
De man die Frans al hip maakte in de jaren tachtig, Arno putte gretig uit zijn uitgebreide catalogus op het podium aan de noordkant. Hij zette een potige set neer, maar wij hadden postgevat aan de overkant waar we met grote ogen de opbouw volgden voor wat zou volgen: The Flaming Lips. Velen volgden ons voorbeeld om maar niets te missen van de spectaculaire show.
Zoals altijd tijdens deze editie mocht Freddy Devadder de band aankondigen, maar de spacerockers uit Oklahoma hadden hun eigen opwarmer bij die de band nog eens aankondigde… in het Spaans. Het zou niet de laatste verwarrende ervaring zijn.
Wayne Coyne en co trakteerden ons op een melancholisch feestje . Opener Look, The Sun Is Rising zette meteen de toon. De tekst lijkt hoopvol, maar de muziek is donker. Hetzelfde geldt voor The Terror, eveneens uit het laatste, gelijknamige album. Coyne wiegde een babypop en aan het eind dwarrelde zwarte confetti neer.
Met W.A.N.D. schakelde de band naar een hogere versnelling. Kreeg Coyne ondertussen de liefde die hij constant afsmeekte? Nee, want hij bleef het publiek maar aanvuren, ook tijdens Silver Trembling Hands en oudje Race For The Prize. Ondanks alle lichtjes, blinkende halve bollen, vuurwerk en confetti wisten The Flaming Lips ook te ontroeren.
Wayne Coyne verontschuldigde zich om ook al eens een triest nummer te moeten zingen, maar hij moest het doen en wij moesten hem er maar doorheen helpen tijdens Try To Explain en Butterfly, How Long It Takes To Die. Nog meer donkerte bij Turning Violent en Devo-cover Gates Of Steel.
Pas aan het eind bereikten we weer de verlichte kant van planeet Flaming Lips met Do You Realise en het slaapliedje A Spoonful Weighs A Ton. Op het grote led-scherm flikkerde een gigantisch "LOVE".
En hoewel de fans hun liefde voor The Flaming Lips bleef uitschreeuwen en Wayne Coyne nog tweemaal kwam zwaaien, kwam er geen bisronde. Het was goed zo: eigenzinnig, donker en toch een feest.