Conversations with Nick Cave - Een lach, een traan
Philharmoni, 24 mei 2019
Het meest gegeerde concertticket van het jaar? Zonder twijfel de Conversations with Nick Cave in De Roma. In amper tien minuten waren alle tickets voor zijn passage in De Roma de deur uit. De gelukkigen moeten nog tot woensdag wachten. Maar de ongelukkigen, die kochten gewoon een ticketje voor ’s mans doortocht in Luxemburg en hingen vrijdag al drie uur lang aan z’n lippen in de lichtjes fantastische Philharmonie.
Het concept is gewaagd maar simpel: het publiek mag ongefilterd vragen stellen aan Nick Cave, die antwoordt nu eens gevat, dan weer met een kwinkslag (of ontpopte zich tot de goeroe-therapeut van de avond) en breidt daar af en toe een streepje muziek aan vast, solo aan de vleugelpiano.
Het succes van zo’n avond staat of valt met de vragen die Cave toegespeeld krijgt, maar we hebben zo’n vermoeden dat die elke avond tamelijk overlappen: vragen over de diepere betekenis van zijn songs (met bijhorende smeekbede om die song te horen), vragen over de diepere betekenis van zijn leven (of dat van de vraagsteller) en heel af en toe een lichtere nieuwsgierigheid. Cave doet je een avond lang geloven dat hij ad rem en min of meer geimproviseerd de vragen van een bevredigend antwoord voorziet. In werkelijkheid schudt hij de reacties eerder uit een fichebak in zijn hoofd dan uit zijn mouw.
Naar net als Henry Rollins, slaagde Nick Cave er als meester-verteller met verve in om zijn publiek te blijven boeien. Wanneer een Ierse in de zaal vraagt of hij ooit met Sinead O’Connor zou willen samenwerken, antwoordt hij enthousiast. Even later wil iemand origineel uit de hoek komen en vraagt aan welke artiest hij welke vraag zou willen stellen. “Ik zou Sinead O’Connor vragen of ze samen iets wil doen”. Lachband!
Een Rus deelt vanop het balkon minutenlang zijn verhaal over hoe belangrijk Cave voor ‘m is geweest en nog is, om uiteindelijk te willen weten of Cave haarimplantaten heeft. “No, I just pray to Jesus” (venijnig lachje). Lachband in overdrive! Hij toonde zich meermaals een meester in het ontwijken van minder gemakkelijke vragen. Toen het over een petitie omtrent een boycot van het Eurovisiesongfestival in Israël ging (die hij weigerde te tekenen), zei hij laconiek dat hij enkel een petitie zou tekenen die het songfestival overal ter wereld verbiedt. Slechts een enkele keer had hij echt geen antwoord (de vraag zijn wel al vergeten…).
Hoe een bepaalde song tot stand kwam, was ook een populair onderwerp. O’Malley’s Bar (een nogal gewelddadige streep uit “Murder Ballads”) zou hij geschreven hebben toen hij ergens in Duitsland aan een zwembad vol luidruchtige kinderen zat, en zich inbeeldde dat hij ze een voor een afknalde. We betwijfelen of dit de ware toedracht is, maar ’t was alweer een grappige repliek. Ook toen hij eigenlijk niet meer wist van waar een song kwam, stak hij het dan maar gewoon op de ‘songwriting fairy’ die al eens een lied op zijn nachtkastje komt leggen.
Heel veel verhalen gingen over het verwerkingsproces van de dodelijke val van zijn zoon, intussen bijna vier jaar geleden, maar al even vaak ging het over The Bad Seeds. Zijn omschrijving van Blixa Bargeld was hilarisch (“the fluffy fascist”). Maar er was dus ook muziek, met songkeuzes die vaak naadloos voortvloeiden uit het vraaggesprek. Een Belg genaamd Jochen vertelde over zijn weerkerende dromen: Iggy Pop als zijn babysit, Elvis Costello als zijn tandarts, en Nick Cave die als bonus bijgeleverd wordt bij een bestelde piano maar als een kwelgeest niet wil stoppen met spelen. Zijn verhaal eindigt met de schuchtere vraag of hij voor een keertje naast Cave mag zitten op zijn pianostoeltje. Nick Cave smelt en even later zit de man de belangrijkste vier minuten van zijn leven mee te maken, de warmte van Papa Won’t Leave You Henry van wel heel dichtbij voelend. Veel interventies eindigen ook in een verzoek om een boek te tekenen. “Maar natuurlijk, kom maar naar het podium”.
Dat podium was trouwens ingericht als de setting voor De Zevende Dag: rond de centrale gast en zijn piano stonden een tiental tafels van waaraan fans Cave en zaal konden gadeslaan. Een subtiele zet om de afstand zo klein mogelijk te houden. In die zaal dus overwegend Belgen (als we zij die het woord vroegen als een representatief staal mogen beschouwen?). Ook in de wandelgangen liepen we best wel wat oude bekenden tegen het lijf en rond ons in de zaal weerklonken een dozijn Vlaamse dialecten. Toen na dik een uur eindelijk eens een inwoner van Luxemburg opstond (“ik kon nog een van de tickets kopen die niet door de Belgen waren weggekaapt”), bombardeerde Cave ‘m prompt tot de held van de avond. We denken dat die man genaamd Jan (met centraal-Europees accent) meteen ook het luidste applaus van de avond toebedeeld kreeg.
Een van die Belgen deelde dat hij op Rock Werchter naar Nick Cave & The Bad Seeds stond te kijken, toen zijn vader overleed (“ik rekende het achteraf uit, het moet wellicht tijdens Push The Sky Away gebeurd zijn”). “Nick, schreef jij ooit een song over je vader?”. Een aanzet om Man In The Moon uit het Grinderman-repertoire eens af te stoffen, een song die hij al sinds 2007 niet meer speelde.
We kwamen ook een en ander te weten over Cave’s helden. Gevraagd naar welke artiest altijd bij hem is, vertelde hij hoe belangrijk Leonard Cohen is, en welke invloed diens “Songs Of Love And Hate” gehad heeft. We kregen een prachtige versie van Avalanche (“het eerste nummer dat The Bad Seeds ooit opnamen"), gevolgd door een al even bloedstollend The Mercy Seat. Hij eindigde het optreden met naar eigen zeggen zijn favorietste song aller tijden, Cosmic Dancer van T. Rex.
Na bijna drie uur, leek hij zelf geschrokken dat de conversatie al zolang bezig was, maar kwam toch nog terug voor een korte toegift. Als we Nick Cave nog een enkele keer zouden kunnen zien, opteren we vast en zeker voor een concert met The Bad Seeds. Hoe organisch de show ook leek en hoewel het nooit echt klef werd, toch blijft het niet veel meer dan een aangename babbel (met een vijftiental briljante songs als lijm). Zoals het hoort bij de beste vertellers, kregen we een lach en kregen we een traan. En gaf hij met zijn replieken minstens een dozijn vraagstellers een nieuwe zin in het leven die ze rest van hun dagen zullen koesteren. De eenenzestig jarige Australiër wordt niet voor niets al eens Saint Nick geheten...