Chameleons Vox - Verrast
Het Depot, Leuven, 14 mei 2014
De speel-je-volledige-debuut-rage is de ideale manier om nog één keer in te cashen op oud succes. Zeker voor bands die niet langer beschouwd worden als “relevant” in de commerciële vleesmolen, die de muziekbusiness geworden is. Het is hun trouwens gegund, die oude glories. En al zeker als ze dat doen zoals Chameleons Vox (de huidige reïncarnatie van The Chameleons) dat deed in Het Depot.
Het zat voorprogramma Reiziger niet echt mee. Want nog voor het eerste nummer was ingezet, moest zanger-gitarist Geert Plesser zijn instrument al (even) aan de kant laten omwille van technische problemen. Maar geen nood, ook al was de back-up uitgedund, dan nog spuwde hij zijn teksten met hetzelfde venijn de zaal in. Telkens weer sta je ervan versteld dat deze band er überhaupt nog is, dat ze het nog opbrengen om alweer ergens als support act te moeten opdraven.
Maar het nam niet weg dat ze, net als wij, genoten van elke seconde, dat een nummer als Kodiak Station of gloednieuwe single Imperial Overstretched (een split 7” met het Nederlandse The Fire Harvest) de duimschroeven aandraaide en deed aanvoelen dat Reiziger nog iets te betekenen heeft. Reiziger noemt deze heropstart zelf een cashcow. You could have fooled us.
Maar eigenlijk was het niet daarvoor dat al die voormalige zwartrokken naar Leuven waren afgezakt. Want The Chameleons zouden hun debuutplaat – al bijna van bij de release tot cult verheven – integraal gaan spelen. En daarvoor waren de fans vanuit het hele land afgezakt. Om nog één keer luchtgitaar te spelen op hun favoriete song. Om nog één keer wild te dansen. Om nog één keer te denken dat de tijd had stilgestaan.
Van de originele line-up blijft enkel nog zanger-bassist Mark Burgess over. Maar hij is dan ook de sleutel tot deze band. Zijn imposante stem en de combinatie met de bijna perfecte post punk zorgde ervoor dat ‘Script Of The Bridge’ boven het gemiddelde uitstak en dat de nummers het radioprogramma van Gust De Coster op woensdagnamiddag haalden. Voor velen werd Up The Down Escalator een verwoording van de onmacht. Want “There must be something wrong, boys”.
Vanaf het moment dat Burgess zijn schuurdeur open deed en de titel van het openingsnummer van de plaat Don’t Fall brulde, ging er een golf van opwinding door de bijzonder matig gevulde zaal. De opkomst mocht dan al niet al te groot zijn, de aanwezigen waren verknocht aan de band en misschien nog meer aan die bepaalde plaat, waarvan ze bijna elk woord meezongen.
De band had duidelijk de nodige ervaring om te weten hoe ze een show moesten opbouwen en vermeden vakkundig de valkuilen van de routine. Muzikaal werd er niet echt veel afgeweken van de originelen, maar er werd af en toe toch ruimte gelaten voor (waarschijnlijk al ruimschoots uitgeteste) aanpassingen. Dat betrof dan met name Burgess, die stukjes Please Please Me (van The Beatles, mocht u de afgelopen vijftig jaar op Mars gewoond hebben) in Second Skin en een gesmaakte outro van Transmission (Joy Division) in Singing Rule Brittania (één van de bissen) binnen smokkelde. Maar ook zonder die extra’s waren wij in de wolken over het enthousiasme en de kracht waarmee songs als Pleasure And Pain en A Person Isn’t Safe Anywhere These Days werden voortgestuwd.
En Burgess genoot van het succes, gaf de maat aan bij de ohoho’s die bij plaatafsluiter View From A Hill werden meegejoeld door het publiek of leek zijn fans als een predikant te willen omarmen bij Thursday’s Child. Het publiek liet het zich met genoegen welgevallen en kreeg als beloning twee bisrondes, waarbij vooral Swamp Thing op uitgelaten taferelen kon rekenen. Dat hij net voor die bissen het Belgisch voetbal nog een mini-eerbetoon bracht door de Mrs. Robinson in de gelijknamige song van Simon & Garfunkel door de naam van Vincent Kompany (Burgess komt uit Manchester) te vervangen maakte hem in Belgische ogen nog sympathieker.
Opgewarmde kost? Misschien, maar dan wel van bijzonder hoog niveau en gebracht door een chef, die liet zien dat hij nog plezier heeft in koken. Van dergelijke, aangename verrassingen willen wij er nog.