Cactusfestival 2011 - Headliner schiet hoofdvogel af

Minnewaterpark, Brugge, 12 juli 2011

De voormalige frontman van Roxy Music koos voor zijn exclusief optreden in ons land gelukkig één van de meest ontspannen festivals. Aan de Cactussfeer sfeer kan een TW Classic in de verste verte immers niet tippen. Maar genoeg stroop aan de baard van de organisatoren van het Cactusfestival, tijd om to the point te komen.

Cactusfestival 2011 - Headliner schiet hoofdvogel af



Het was voor Bryan Ferry dat we naar Brugge afgezakt waren, dat mag u gerust weten. De rest was leuk om (nog eens) een keertje te zien maar meer ook niet.

De voormalige frontman van Roxy Music had zich omringd met een band waarin, naast veel ervaring, ook behoorlijk wat jong talent aanwezig was. Naast ouwe rotten als Chris Spedding en Andy Newmark (ABC, David Gilmour) stond bijvoorbeeld ook de prima saxofoniste Jorja Chalmers op het podium. Zij wist de geest van Andy Mackay behoorlijk levend te houden, al werd het sjabloon van de Roxy Music songs zelden doorbroken.

Zelf was de inmiddels zessenzestigjarige Brit bijzonder goed ter stem en hij nam ook regelmatig plaats achter de piano of triggerde met zijn mondharmonica de juiste zenuwprikkels. Als hij tenminste niet bezig was zijn muzikanten aan te sporen of het publiek op te jutten. Zoals tijdens het uitbundige Let's Stick Together, waarbij de twee danseressen van hun achtergrondpositie waren afgedaald om hun frontman synchroon te begeleiden bij diens voor die song typische, molenwiekende bewegingen.

Dat de setlist zo goed als vastligt - check er de concerten in o.a. Göteborg maar op na - is misschien een beetje jammer, maar ergens ook wel begrijpelijk. Als je kan kiezen uit een dergelijk arsenaal aan materiaal als Bryan Ferry, die naast zijn solowerk ook kan prat gaan op zijn successen met Roxy Music en talloze covers, moet je de te repeteren nummers wel beperken. Aan de andere kant levert dat wel een band op die de tracks tot in de kleinste hoekjes kent en dat straalde er in Brugge duidelijk van af.

Dat er de nodige aandacht zou uitgaan naar Ferry's persoonlijke idool stond vooraf al in de sterren geschreven en vertaalde zich in mooie versies van Bob Dylans Just Like Tom Thumb's Blues en het ronduit schitterende Make You Feel My Love. Het waren de bewijzen dat Ferry zich een song van een andere muzikant eigen kan maken.

Ook Neil Youngs Like A Hurricane, het door hem meer onder de aandacht gebrachte Jealous Guy (de enige toegift) en opener I Put A Spell On You trok hij helemaal naar zich toe.

Verder was er plaats voor absolute monsterhits als Slave To Love en Don't Stop The Dance naast oude Roxy-classics als If There Is Something, liedjes uit het andere leven van die band (Avalon) en uiteraard nieuw werk uit zijn meest recente plaat 'Olympia'. Wat vooral aansprak, was dat de nummers niet afgehaspeld werden. Er was al eens tijd voor een solo of een uitgebreide intro. Het was met andere woorden duidelijk dat Ferry over zijn concerten had nagedacht. En het resultaat was navenant.

Na deze afsluiter zou men bijna vergeten dat er ook nog andere artiesten op de openingsdag van het festival waren aangetreden. KT Tunstall wist bijvoorbeeld haar fans bijzonder te plezieren met een energieke show, waarin ze het ene moment durfde te rocken om het volgende moment Cherry Tree in haar eentje te brengen en de overgang pijnloos te laten verlopen.

Het waren trouwens de vrouwen die het voor het zeggen hadden op de eerste festivaldag. Want hoewel Mark Lanegan ongetwijfeld de publiekstrekker was voor de duetten, was het wel Isobel Campbell die het initiatief tot die samenwerking had genomen en het merendeel van de songs schreef. Lanegan leek trouwens behoorlijk alert voor zijn doen, las zijn teksten dan wel af van de standaard, maar bracht desondanks een machtig The Circus Is Leaving Town.

Isobel Campbell nam Hawk dan weer zo goed als alleen voor haar rekening. Die nummers mochten dan allemaal prachtig zijn, je kon ze gerust tot je nemen terwijl je achteraan het park in het gras lag want op het podium was er intussen geen zak te beleven. Niet dat dat echt een verrassing was uiteraard.

Kate Nash zette de vrouwelijke kant van die eerste dag nog extra in de verf door er bij de (vaak bijzonder) jonge, vrouwelijke toeschouwers op aan te dringen om ook een instrument te leren bespelen om zo de man/vrouw-verhouding in de statistieken aangaande het aantal rockers meer in evenwicht te brengen. Zelf gaf ze in elk geval het goede voorbeeld met een all female band.

Haar nummers lenen zich niet altijd tot een rockende aanpak waardoor af en toe de vaart wat uit de show werd gehaald, maar als de gitaren wel de overhand haalden, zat er best wat pit in. In die mate zelfs dat toen de eerste regendruppels uit de hemel vielen, zij haar solidariteit met haar fans toonde en zich tijdens haar cover van My Chinchilla (Cub) in het publiek stortte.

Het resulteerde in best een boeiend optreden, dat soms wat overdreven stoer aandeed - het overvloedig gebruik van fuck en shit deed wat denken aan een kind dat zijn hand voor zijn mond slaat als het een "vuil woord" heeft gezegd - maar toch onderhoudend was.

Ook onderhoudend, zij het in een andere categorie, was festivalopener Lady Linn & Her Magnificent Seven. De blazerssectie is echt wel iets om jaloers op te zijn. Alleen was er zelden sprake van opwinding en verliep alles behoorlijk gemoedelijk. De (radio)hitjes werden meegezongen, maar het bleef vooral bij braaf en goedmoedig entertainment, al is ook daarmee niks mis op een dergelijk festival.

Het was dus de headliner die zijn werk had gedaan en de hoofdvogel afschoot. Misschien moeten de programmatoren volgend jaar toch iets meer risico durven nemen zonder daarbij het familiale van dit festival in het gedrang te brengen. Moeilijk misschien, maar niet onmogelijk.

12 juli 2011
Patrick Van Gestel