Cactus Festival - The Flaming Lips geven Cactus very special touch
Minnewaterpark, Brugge, 24 januari 2009
Het idyllische weekendje Minnewaterpark waar we onszelf sinds enkele jaren op hebben geabonneerd, stond ook dit jaar weer garant voor een affiche waar oude klassiekers, een frisse wind van diversiteit en een aangename ‘hear-see-feel the world’-sfeer zegevieren.

Ontieglijk vroeg op de avond mocht Mintzkov de zesentwintigste editie op gang trappen. De Lierse band mag zeer fier zijn op hun ‘360°’, een van de sterkere Belgische platen in dit overbezadigde voorjaar. Voor een handvol vroege vogels trok het gezelschap melodieus van wal met Return & Smile, een heerlijke schop onder het achterste van diegenen die zich in het gras hadden gevleid. Mét succes, want iets later was het tijdens een energiek One Equals A Later al tenen vertrappelen om een glimp te kunnen opvangen van Lies Loquet en frontman Philip Bosschaerts, wiens samenzang typerend is voor de hele band; allen perfect op elkaar ingespeeld. Zo ook in een knap Ruby Red zonder daarmee in cliché vaarwater terecht te komen. Jammer genoeg doet onze conclusie dat wel, want opnieuw hoorden we achteraf weer tot vervelens toe vergelijkingen met dEUS en eigenlijk kunnen we daar weinig tegenin brengen. Mintzkov is duidelijk klaar om met z’n tweede plaat niet alleen te bevestigen maar ook nog een flinke stap voorwaarts te zetten.
Cactus heeft iets met songwriters die op hun uppie liedjes komen zingen. Een nobel doel van afscheidnemend programmator Daan De Bruyne, maar we zijn er nog steeds niet helemaal weg van. Waar Rufus Wainwright vorig jaar op zijn alomgekende manier nog interactie zocht met het publiek, was er van interactie bij José Gonzalez amper iets te merken. Wij voelden eerder een neigende drang om ons in het gras te nestelen dan van mans desalniettemin zoete repertoite te genieten. Nochtans klonk het nieuwe werk uit ‘In Our Nature’ (dat op 24 september in onze winkels ligt, red) bijzonder toegankelijk, en was Crosses ontegensprekelijk wederom een staaltje van mans bijzondere instrumentale gave. Het publiek kreeg de Zweedse Argentijn pas mee toen hij uitgebreid in zijn coverkist graaide met een intiem Teardrop van Massive Attack, Heartbeats maar vooral het ontroerende Love Will Tear Us Apart, waarmee hij ons alsnog even kippenvel deed krijgen. Doch hopen wij op een zaalconcert in het najaar om mans nieuwe album helemaal tot z’n recht te laten komen, zodat we meer onthouden dan een coverreportoire.
Het allegaartje van Britse producers, oftewel Soulsavers, kreeg in Brugge het populaire gezelschap van Mark Lanegan. Maar wie Lanegan mee op het podium krijgt, moet natuurlijk voorbereid zijn op strenge blikken. En dat was Soulsavers duidelijk niet. De typerende sfeer van Lanegan (vijftig minuten lang aan een standaard kleven) deed daar absoluut geen goed aan. We zagen een uiterst mak concert dat meer weghad van een duistere sessie bij Jan Bardi dan een stevig elektronicaconcert. Toen het experimentele geklungel tijdens Effigy en Revival eindelijk leek plaats te maken voor wat levendiger geknetter, hielden ze het twintig minuten eerder dan verwacht voor bekeken.Net als bij ‘It’s Not How You Fall, It’s The Way You Land’ bleven we teleurgesteld achter: de torenhoge verwachtingen werden ook live niet ingevuld.
Met Cake was het tijd voor de eerste van de twee grote publiekstrekkers van deze vrijdag. Zij brengen binnenkort twee nieuwe albums uit, waarvan een verzamelaar met enkele sublieme B-kantjes en andere rarities. Daaruit kregen we na een uitgebreide smeekbede War Pigs op ons bord geetaleerd. Van de verwachte jukebox kwam enkel Frank Sinatra bij het begin van het concert even opduiken. Nadien bond frontman John McCrea – nog steeds het schoolvoorbeeld van een houthakker – de strijdbijl aan met het publiek. Meermaals kwam hij terug op de bindtekst “this is a song you probably never heard before”, waarna een charmante set volgde vol zelfrelativering. Het aanstekelijke in het typische Cake-geluid blijkt nog verbazend goed te werken, het beste bewijs is het talrijk meegezongen Sheep Go To Heaven en Never There. Wanneer McCrea ons tijdens Excuse Me (I Think I’ve Got A Heartache) even aan Eels doet denken weten we het zeker: de drive heeft ook ons te pakken.
The Waterboys mogen dan al duidelijk een dagje ouder zijn, ze geven ons een scherpere indruk dan vorig jaar in Lokeren, waar ze ons onder een dreigende duisternis teleurstelden . Die duisternis is nu niet meer dreigende maar doodgewoon een feit, en dat werkt – samen met de iets kleinere schaal waarin het Cactusfestival zich bevindt – blijkbaar zeer verfrissend. In een energieke mix van Keltische folkgeluiden en met stevige gitaren besmeurde pop stoomt het schip van Mike Scott door. Een staaltje van mans hoge hitgehalte. Met het plezier van de oude dagen sluipen de ballads uit het onlangs verschenen ‘Book Of Lightning’ schaamteloos naast klassiekers als The Glastonbury Song, een uitgesponnen The Pan Within en een luidkeels meegezongen The Whole Of The Moon. Ouwe gouwe Fisherman’s Blues is het perfecte slot op een ontspannende vrijdagavond.
[pagebreak]
Het Britse trio van Archie Bronson Outfit trakteerde ons op een ontbijt vol onvervalste rock-‘n-roll waarin smerigheid zegeviert. Black Rebel Motorcycle Club en Queens of the Stone Age waren niet ver weg. Toch stonden ze er maar futloos bij. Een zware nacht gehad of vermoeid van het touren? Het kan ons weinig schelen. De pauzes tussen de songs worden alsmaar langer en langer, de ideale frequentiebreuk om de slaap te vatten. Een draai om de oren voor het aantal mensen dat ons sinds sinds de doortocht van de band in ons land bestookte met bejubelingen, zal wat later ons eerste wapenfeit wezen bij het ontwaken.
Wanneer de eerste zonnestralen het Minnewaterpark kleur geven, komen we – kan het nog ironischer - iets later bij de gigantisch overdreven baslijn en het ééntonige staccato drumritme van iLiKETRAiNS terecht. Het vijftal uit Leeds leunt tijdens Terra Nova, uit het vorig jaar verschenen debuut-cd ‘Progress Reform’, verdacht dicht aan tegen de meest duistere zijde van pakweg Interpol, terwijl in het nieuwe en intensere We All Fall Down - met het schitterende uitgesponnen einde - meer de kaart van postpunk wordt getrokken. Hoewel het Concertgebouw tijdens Music in Mind wellicht een betere thuis was voor de epische dramatiek van Martin Scott en zijn in railuniformen uitgedoste gevolg, krijgen we een zinderende vertoning met op het einde Spencer Perceval als absolute uitblinker. In het najaar brengen ze hun tweede album uit. Om naar uit te kijken.
Met z’n houterige danspasjes en z’n ontegensprekelijke nerdlook doet The Rakes-frontman Alan Donohoe de vergelijking met Franz Ferdinand alle eer aan. Wat volgt is een concert waarbij Terror!, When Tom Cruise Cries en We Danced Together een redelijk harde slag in ons gezicht zijn en ons snel op een dansen zetten. En wanneer het steengoede 22 Grand Job wordt ingezet, gaat Donohoe volledig door het lint. Dat het een zoveelste look-a-like van blijft, gaan we niet ontkennen, maar na dit concert kwam ons goed humeur eindelijk bovendrijven.
Er had veel moeten gebeuren om dat goed humeur te laten vermorzelen door Horace Andy – u misschien wel bekend als gastzanger bij Massive Attack – en The Dub Asante Band, die garant stonden voor een uurtje clichématige reggae. Muzikaal klonk het allemaal uitermate inspiratieloos, al kon het Jamaicaanse rocksteady-icoon meermaals terugvallen op zijn legendarische stembanden en zijn vitale zelf waarmee hij het publiek een eerste keer in beweging kreeg. Onder een brandende zon was dit natuurlijk geen moeilijke opdracht.
Geen recente plaat te bekennen – ‘Mr. Beast’ is al een goed jaar oud – of het zouden de twee soundtracks moeten zijn waar de Schotse band aan meegewerkt heeft. Toch zagen de heren van Mogwai er geen graten in toch eens af te zakken naar ons landje. Dat ze dan hun bombast op een zonovergoten Cactusfestival-wei moeten loslaten, namen ze er dan maar bij. In elk geval schotelden ze ons een weinig voor de hand liggende setlist voor. Weg was de focus op ‘Mr. Beast’, in de plaats kregen we een vooral op ‘Happy Songs For Happy People’ gebaseerde set te horen (Hunted By a Freak, 2 Rights Make 1 Wrong), aangevuld met een paar rariteiten (Superheroes of BMX, Small Children In The Background). Of het de songkeuze beïnvloed heeft of niet, weten we niet, maar door de materiaalpech van gitarist en frontman Barry Burns greep hij vooral terug naar zijn elektronica. Om diezelfde reden stierf Travel is Dangerous een snelle dood, terwijl een zichtbaar gefrustreerde Burns zich terug achter zijn keyboard zette. Die toevlucht tot elektronica nam niet weg dat het geluid van Mogwai zijn diepe, weidse dimensie bleef behouden, die tot het op einde (met een gerepareerde versterker) zijn climax kreeg met mokerslagen als Glasgow-Mega Snake en We’re No Here. Daarmee sloot Mogwai een optreden af zonder semi-cliché’s als Mogwai Fear Satan of My Father My King, maar wel een waar de hele band duidelijk plezier aan beleefde. Wij kunnen enkel hopen dat dit zijn weerslag zal hebben op een volgend studioalbum.
Na een helse volksverhuis stranden we bij de exotische klanken van Gotan Project. Althans, daar hoopten we op. De in stijl uitgedoste maatpakken en jurken deden ons denken dat we in een akelig stramme musical waren beland. De met elektronische beats doorweven Argentijnse tango van de Fransen leek meer op een ingestudeerd nummertje en kreeg ons amper in beweging. Wat een zwoel uurtje moest worden, werd een ijskoude douche met de knappe violistes als jammerlijk lichtpunt.
Vorige maand gooide Piet Goddaer nog z’n manager aan de deur. “Te weinig verwezenlijkt in het buitenland” was het verdict. Voorlopig moet hij met Ozark Henry nog even in eigen land z’n brood verdienen en dus leek een thuismatch niet zo’n slecht idee. Na een mak begin, diende hij het publiek een slim uitgedokterde preparaat toe waarin een hele resem hits perfect werden afgewisseld met minder gekend werk. Zo genoten we intens van het afgetrainde Rescue en uitbundige versies van Indian Summer, These Days en een sluw Sweet Instigator. Een zichtbaar gepassioneeerde Goddaer gaf zijn set een krachtige, elektronische fond. Zelfs het op plaat o-zo-rustige Sun Dance dompelde hij onder in een stel stevige beats. En ondanks verwoede pogingen van Gotan Project een uurtje voordien, was het de Westvlaamse kuif die ons tijdens Intersexual een zwoel dansje deed wagen. Als de andere zo statische Goddaer zich even later tijdens de bissen van z’n magistraalse kant laat zien door ons te ontroeren met een intiem Give Yourself A Chance With Me en nadien zich volledig te laten gaan op een dreunend La Donna é Mobile, is het even schrikken. We kunnen dan ook niet anders dan na een massaal meegezongen Word Up concluderen dat Ozark Henry duidelijk klaar is om zijn boodschap ook buiten de landsgrenzen te gaan verkondigen.
[pagebreak]
Traditiegetrouw zoekt Cactus het geluk op zondagmiddag in zomerse contreien. Het explosieve ska-ontbijt dat Tokyo Ska Paradise Orchestra ons aanbiedt, is daarvoor de perfecte aanzet. Enkele minuten later zijn de vroege vogels al aan het dansen op een stomende versie van Frère Jacques, een knettergek begin dat veelbelovend was voor de rest van deze zondag.
De flamencorock van Ojos de Brujo slaat de bal echter duidelijk mis? Het toevoegen van hiphop elementen werkt allesbehalve bevredigend. Het chaotische gezelschap kon ons dan ook slechts mateloos boeien. Even later zagen ze dan ook hoe The Congos, die met stokoude reggaedeuntjes en dito enthousiasme, alle aandacht naar zich toe trokken. Dat hun carrière slechts bestaat uit één album die naam waardig, hadden we hen hoegenaamd niet nagegeven.
Ondanks dat er geen sprake was van een split, is het al van 1992 geleden dat Buffalo Tom ‘Let Me Come Over’ uitbrachten met wereldhit Taillights Fade. Er is dan ook veel aandacht met hun concert gemoeid, nadat vorige week hun album ‘Three Easy Pieces’ uitkwam. Maar het trio put verdacht weinig uit hun jongste telg, we krijgen enkel het rustige You’ll Never Catch Him en een “aaaaaa”-moment tijdens Bad Phone Call. De stadsgenoten van Donna Summer schotelen ons een risicoloze passage voor met de greatest hits setlist van vorig jaar als blauwdruk Janovitz het uitschreeuwt tijdens I’m Allowed, Tree House en Tangerine. Als de Rolling Stones tijdens de bissen gehuldigd worden met een magistraal Stray Cat Blues, hoeft Buffalo Tom slechts een überkrachtig Staples boven te halen als spreekwoordelijke kers op de taart.
Tact, het is iets dat Tom McRae niet echt heeft meegekregen, vrezen we. Wanneer hij aanzet met For The Restless jaagt hij ons met een rotineuze indruk bijna terug de bar in, een bevinding die door het nieuwe Got A Suitcase, Got Regrets alleen maar bevestigd dreigt te worden. In tegenstelling tot José Gonzalez, die andere loner dit weekend, kan hij echter wel een beroep doen op een toetsenist en een cellist. Het is echter enorm jammer te noemen dat de Brit die positie pas uitbuit wanneer hij z’n hits uit z’n eerste plaat bovenhaalt, met onder meer het ontroerend meegekweelde A&B Song, End of The World News, You Cut Her Hair en het met zeepbellen wel ontvangen The Boy With The Bubble Gun. Daarmee kon hij hopelijk toch nog enkele lievelingen overtuigen om hem een tweede kans te geven in het najaar.
We moeten toegeven dat we Gabriel Rios een beetje héél moe waren sinds die zomer van 2005 waar we hem op elke straathoek tegen het – blijkbaar nog steeds felbegeerde – lijf liepen. Van de statische jongen blijft twee jaar later nog maar weinig. Vanaf het zwoele The Boy Outside droeg het goedgemutse Minnewaterpark hem op handen. Een handvol hits passeerden de revue samen met een zeer fijn Baby Lone Star, een zeer opzwepend Las Calaveras, waarop het publiek haast helemaal op de knieën ging, en het geweldige For The Wolves, met een glansrol voor toetsenist Peter Lesage. Wanneer de Puerto Ricaan ons uitwuift met een akoestisch pareltje als Stay, moeten ook wij toegeven dat het ons boterkoeken hart raakt.
Een concert van de headliner van dit zesentwintigste Cactusfestival is als een ware verslaving. Wie het volgende concert aan zich voorbij durft laten gaan, heeft tijdens het concert al last van een knaagend gevoel van spijt. Ook nu werd het publiek van bij de eerste minuut dolgedraaid door The Flaming Lips. Nadat hij zijn ballontocht onder een dreunende intro had afgerond, werd de brede lachbekken net als in Gent bovengehaald tijdens een wervelend Race for the price. Wayne Coyne en zijn prettige gestoorde gezelschap waren schijnbaar ook van hun melk door de apotheose die de start van dit concert had teweeggebracht. Iets later klonk het muzikaal weer helemaal in orde en kwam het kind in ons naar boven, midden in een roetsjbaan van confetti, ballonnen, cartoonhelden, rode lasterstralen en een allegaartje aan hapklare songs uit ‘The Soft Bulletin’, ‘Yoshimi Battles The Pink Robots’ en ‘At War With The Mystics’. We onthouden vooral Pompeii Am Gotterdammerung, waarin de genieuze Steven Drozd uitblinkt en het door hun myspace-vrienden gekozen Mountainside 1, dat als een ware explosie het publiek werd ingekatapulteerd. The Yeah Yeah Yeah Song, een boodschap aan de Amerikaanse president,werd tot ver in de Westhoek meegebruld en was dus als vanouds een absoluut hoogtepunt. Voor we het goed en wel beseften stond met Do You Realize het slot op een prachtig sluitstuk.
De massale euforie die daarna het Cactusfestival typeerde, zindert nog steeds na. Dit gevoel is ongetwijfeld onbetaalbare reclame voor een volgende editie in het Brugse Minnewaterpark.