BRDCST 2022 - Dag 3: De grens van geduld en de randjes ervan
Ancienne Belgique, 8 april 2022 - 10 april 2022
Van de namen, die opgelijst waren voor de bende die ‘Tago Mago’ van Can zou coveren, had Sergeant een belletje moeten doen rinkelen. Maar eerlijk is eerlijk: dat was niet gebeurd. Ten onrechte, want frontman Ferre Marnef is een geboren podiumbeest zoals je ze slechts één keer in een generatie tegenkomt. Hij stuurde de zevenkoppige band door de interpretatie van dit “moeilijke” album en onder zijn leiding klonk het niet meer zo ontoegankelijk. Zelfs in het latere deel, waar de avant-garde experimenten aan bod kwamen en Ferre de vocalen soms liggend op het podium schreeuwde terwijl saxofoon en klarinet en harp en gitaren in staat van kakofonie vertoefden, kwam alles uiteindelijk mooi samen in een chaotische climax.
Geen moment hadden we eraan gedacht om vroegtijdig naar beneden te gaan en Vula Viel te gaan checken. En de samenwerking van Bex Burch met Leafcutter John hadden we ook al grotendeels gemist. Nochtans had deze Engelse van de AB carte blanche gekregen om met drie projecten naar Brussel te komen. Gelukkig pikten we de set van Flock nog mee, een samenwerking tussen vijf Londonse jazzmuzikanten, waarvan het debuutalbum in mei wordt verwacht.
Afgaande op het optreden wordt dat iets om naar uit te kijken. De lange muziekstukken werden opgebouwd rond de ritmes die Bex Burch, op de zelfgebouwde gyil (Ghanese xylofoon) speelde, maar er ware twee piano’s, twee synthesizers, en een imposante saxofoon in het midden, die allen hun beurt kregen om in de kijker te staan. Het was een mooie, dynamische en organische jazzset, die heel aanstekelijk werkte.
Bij experimentele muziek wordt het geduld soms op de proef gesteld en het leek erop of de samenwerking in de Club tussen Seth Graham en More Eaze (Mari Maurice), aangekondigd onder de onmogelijke naam ---__--___, ging testen hoe ver een breeddenkend publiek wou meegaan in een absurd probeersel. In ieder geval waren de flarden viool, sax of vocoder-zang van de muzikante, begeleid door de sobere abstrakte soundscapes uit de elektronica, niet zo intrigerend als ze op de plaat ‘The Heart Pumps Kool-Aid’ hadden geklonken. De veelkleurige video’s, die in slow motion beelden toonden van mensen met gebreide wollen maskers in allerlei settings, maakten het geheel nog bevreemdender dan het muzikaal al was.
Het optreden van Tirza was het enige waarbij de zaal van de Box vol stond. De minimale, uitgepuurde r&b van deze Engelse is duidelijk populair. En met reden. Zelf stond ze verborgen achter een simpele cimbaal en een paar bongodrums, die tot weinig leken te dienen, want de muziek kwam vooral uit de knoppenbak die de man naast haar op een grote tafel bestuurde. Tirza’s instrument is haar stem. Die is warm en mooi en raakt je. Ons favoriete nummer was Tectonic, maar ons favoriet moment was toen iemand in het publiek een plastic bekertje op net het goede moment op de grond liet vallen om Hive Mind van dat raar geluidje te voorzien dat leek te ontbreken in de mix.
Het is moeilijk te zeggen waarom Grid Ravage organischer klonk dan de meeste muziek, waarbij elektronika wordt vergezeld van live instrumentatie. Op één of andere manier zijn de akoestische instrumenten dikwijls de aanvulling. Hier leek het of de elektronica van Yves De Mey, de drums van Louis Evrard en de cello van Gino Coomans allemaal samen iets maakten dat de som der delen oversteeg. Concentreerde je je op de cello, dan leek het onmogelijk om de cello weg te denken en tegelijkertijd onmogelijk om hem duidelijk van de rest van de muziek te onderscheiden. De drums leken het ritme aan te geven, maar evengoed was het misschien de elektronica die de beat bepaalde. En een enkel moment was het zelfs de cello. In elk geval was het resultaat constant fantastisch en dikwijls opzwepend.
Naar Jenny Hval gingen we met een zekere negatieve vooringenomenheid, na een vorig optreden gezien te hebben waarin ze artyfarty en saai klonk. Maar het was wachten op Duma, de laatste in de reeks van optredens dat smaakmaker van het festival Nyege Nyege Tapes mocht presenteren. Dus konden we net zo goed nog eens luisteren. Al meteen rees de vraag waarom dit als experimentele muziek wordt bestempeld. De nummers konden zo op Radio 1. De stem klonk niet heel erg vast en ook niet mooi, en de muziek als dertien in een dozijn. De bindteksten waren wel leuk. Ze vertelde bijvoorbeeld dat de dag voordien iemand teleurgesteld was dat een nummer niet om te dansen was en dat dat een thema in haar carrière bleek: aangehouden teleurstelling die hopelijk omslaat in appreciatie. Misschien bij een derde optreden, Jenny.
Alleen al die platenhoes van Duma werkte intrigerend, maar niets van die vleeswinkel had ons kunnen voorbereiden op de rauwe techno-deathmetal die op ons werd losgelaten in de club. Voor het eerst in drie dagen gingen we een paar passen achteruit, want de gorgelende grollen van zanger Martin Khanja klonken dreigend en luid. En achteraan was waar ze oordoppen verdeelden. Het was twijfelen of dit als een kermisattractie moest worden beschouwd, dan wel serieuze muziek. Maar niet ontalrijk waren degene die zich lieten gaan in de primaire flow van dit ruige geluid. En toegegeven, dit was op zijn minst amusant, misschien zelfs interessant en zonder twijfel een geschikte manier om dit festival af te sluiten.
Het was mooi. Volgend jaar is er weer BRDCST 23. Het staat al met rode stift gemarkeerd in de agenda.