Boomtown 2014 - Het afscheid

diverse locaties, Gent, 28 juli 2014

Tot volgend jaar, Boomtown. Samen hebben we hoogtes en dieptes gekend, gedanst, gekokhalsd, bewonderd, beweend en bovenal, genoten.

Boomtown 2014 - Het afscheid



Little Trouble Kids had de eer het begin van het einde te zijn. Drie bands vandaag in de club, die tijdens het eerste concert nog het drukst van al was. Maar vandaag lijken niet erg veel Boomtowngangers de weg naar club gevonden te hebben.

We zijn onvoorwaardelijk fan van de sound die de probleemkinderen voortbrengen – minimalistische, rauwe rock met een punkattitude: “In your face”! Perfect voor de kleine setting, ware het niet dat ze gerust een paar uur later mochten gespeeld hebben. Het enige waar we ons bij momenten aan stoorden was de podiumprésence van zangeres Eline Adam. Sommige danspasjes kwamen er ietwat geforceerd uit en bij deze pure muziek is dat een minpunt. Maar hé, het is beter dan gewoon stil te staan, dus “who cares?”. Mogen we Little Trouble Kids nog vaak tegenkomen in de kleinere club.

Vergeef ons dat we noch in de jaren tachtig noch vroeger geboren zijn, maar wij hadden in ons leven nog niet van The Chills gehoord. Best wat mensen wel, zo bleek. De gemiddelde leeftijd van de aanwezigen moet ergens rond de vijfendertig geslingerd hebben. Mensen die de oude nummers kennen en konden meezingen, mensen met fantastische moves.

Vraag je het ons, dan klonken de nummers van de nieuwe plaat (voor begin volgend jaar) doorgaans een stuk frisser dan die ‘classics’. Voor de rest viel te zien dat de band al even niet meer had opgetreden en er veel bandlidwissels gebeurd waren sinds de jaren tachtig. De technische problemen lieten de muzikanten niet aan hun hart komen, en The Chills speelden een set vol brave nummers, vaak steunend op dezelfde trucs en ietwat afgezaagd. Een mindere REM, zeg maar. Gelukkig maakte hun enthousiasme veel goed.

Terug naar de club, voor My Sad Captains. Hun naam hadden ze niet gestolen, want of het nu gewoon hun natuur is of het kwam omdat er amper twintig mensen voor het podium stonden, erg blij zagen ze er niet uit. En dat hielp niet echt, want hun muziek klonk al slapjes op zich. Wanneer de zanger bijgestaan werd door de drummer en de rest van de band niet te luid speelde hoorden we wat mooie fragiele samenzang, maar op die zeldzame keren na was dit een flets concert.

Naar Bert Ostyn die het laatste zaalconcert mocht geven waren we best benieuwd. Hij zou het roer radicaal omgegooid hebben en met elektronica bezig geweest zijn. De elektronica, dan moeten ze het over wat elektronische percussie, keyboards en zeldzame vervormde vocals gehad hebben. Ostyn had gewoon een band mee en speelde gewoon popmuziek. Veel nummers hadden zelfs van Absynthe Minded kunnen zijn.

Niet dat dat een spijtige zaak was. Ostyn weet hoe hij een nummer moet schrijven én hoe hij als frontman de aandacht kan vasthouden. De band schipperde tussen verschillende genres en benaderde die doorgaans volgens de regels. Zo poppy als in I Got a Secretary That I Wanna Marry hoorde je de Ostyn nog nooit, dan is daar plots weer een Gorillaz-achtige groove. Diepgang en consistentie zullen nodig zijn om deze band groter te maken, maar een hitsingle werkt natuurlijk ook altijd, en die ligt wel binnen hun bereik.

The Hidden Camera’s mogen in Canada dan een heuse cultstatus hebben, in de Handelsbeurs moesten ze het doen zonder veel publiek. Maar in tegenstelling tot My Sad Captains die daarnet op het club-podium stonden trekken ze zich daar niks van aan. Gehuld in rokjes en met gouden erelinten gingen ze tekeer. Met de nodige theatraliteit en schwung.

De muziek die ze maken is nochtans niet direct vernieuwend. Zet maar op het vak opzwepende folk. Maar de nummers waren spitsvondig, iedereen was aan het dansen (alle twintig mensen!) en één van de basisregels in de muziek luidt: een headbangende cellist is altijd cool. Nog even gaan kijken wat Wallace Vanborn ervan bakte.

Dat Wallace Vanborn speelde een thuismatch: de woeste Gentenaars kregen de eer om met hun ruige, ontvlambare stonerrock een punt te zetten achter Boomtown 2014. Met adrenalinebom Atom Juggler was de toon meteen gezet: het komende uur zouden drie onstuimige rockbeesten – bij momenten klonken ze alsof ze met tien op het podium stonden – de boel in de fik steken; het decor moest tenslotte toch afgebroken worden, waarom niet een handje meehelpen. Met hun grootste hit Coogars trokken ze de slagpin uit hun arsenaal aan granaten en bereikte de Kouter z’n eerste delirium. Een verpletterende wall of sound kwam op de massa afgestevend, en er was geen ontkomen aan. Het publiek likkebaardde en gaf zich al headbangend gewillig over aan het gitaargeweld. Genius Inside The Bear was het startsein voor een bescheiden moshpit bij de fans op de eerste rijen, en het geweld bleef maar aanhouden.

We Are What We Hide was nog zo’n mokerslag van jewelste, al lag het tempo beduidend lager dan op het studioalbum. Is ons voorts nog opgevallen: de microfoon stond opvallend stil waardoor de bijna onverstaanbare vocals van Ian Clement overstemd werden door de zware gitaren. Een bewuste keuze, zo leren fanatieke omstanders ons. Door het stemvolume te verlagen wordt het accent gelegd op de instrumentatie en met name het virtuoze gitaarspel, en daar is het live vooral om te doen.

Bij Wasteland raakte Wallace Vanborn pas echt opgewarmd, zo wisten diezelfde kenners ons althans te melden. Dat beloofde; indien al het voorgaande slechts één langgerekte prelude was kon het niet anders of een allesvernietigende climax zou Boomtown met de grond gelijk maken; opgeruimd staat netjes.

En inderdaad: de set bleef maar in stijgende lijn gaan. Rover beschikt over een gruwelijk catchy riff die de kopjes nog harder op en neer deed bewegen. De tempowisselingen in Tower – en dan vooral die pauzes die dienst doen als cliffhangers, gevolgd door verschroeiende drops – waren om van te smullen. Instrumenten die even zwijgen om dan weer in alle hevigheid los te barsten, en die paar seconden stilte voor de drop: een waar festijn voor de oorbuizen. Found In LA was nog zo’n firecracker van formaat – dat interludium; hallo erecterende haren! Er was geen houden aan de denderende rock ‘n’ roll-machine, de piri-piri van Wallace Vanborn bevredigde alle lusten van de hongerige massa.

Toen het definitieve slotakkoord gespeeld was, traditiegetrouw Cowboy Panda’s Revenge,  klonk de nacht veel stiller dan normaal, al kon dat ook aan onze verscheurde trommelvliezen en weggeschroeide trilharen gelegen hebben. BOEMtown deed z’n naam alle eer aan vanavond. Tot volgend jaar!

 

Kasper Cornelus en Quentin Soenens

28 juli 2014