Boomtown 2014 - Jazz
diverse locaties, Gent, 26 juli 2014
Op dag vier van Boomtown waren het de bands die zich niet aan de regels der popmuziek hielden die hoge ogen gooiden.
Gilman opende in een verbazingwekkend volle tent. Nou ja, als je met tien op het podium staat en iedereen brengt wat vrienden en familie mee, is de tent snel gevuld. Nu ja, die volle tent was ergens ook terecht. De band rond Sander Stuer, die in 2013 nog Kunstbende won, maakt groots gearrangeerde muziek. Gemakkelijke muziek, dat ook wel. Maar als je strijker-en blazersarrangementen kloppen, en je wordt bijgestaan door goede muzikanten, dan klinkt het altijd goed.
En het publiek was mee: samen zoetsappig “what might have been lost” kwelen, hoera! Vroeg Gilman het aan ons, dan hadden we aangeraden die Bon Iver-cover weg te laten, want de eigen nummers klonken minstens even goed. Popsongs heeft Stuer, nu nog de weerhaken die popmuziek de moeite waard maken.
Flat Earth Society telt nog een pak meer leden. En dan hadden ze Mauro Pawlowski nog meegebracht, met geschramd gezicht, van toen hij – waar is de tijd?– zichzelf twee dagen geleden verminkte tijdens Gruppo Di Pawlowski. Vandaag stond hij er maar verweesd bij de eerste dertig minuten, naast Pierre Vervloesem die altijd de net iets leukere gitaarpartijen speelde en dat altijd met net iets meer enthousiasme deed. Net niet genoeg samen gerepeteerd, dachten wij.
Niet dat dat de pret kon bederven, want het orkest van Peter Vermeersch kon in deze ode aan Frank Zappa, ‘Terms Of Embarassment’ doen waar ze het best in zijn: compleet gestoorde, opgefokte jazz ons hoofd injagen.
Toen in de tweede helft van de set meer en meer stukjes Zappa tevoorschijn kwamen (en dat ging soms snel, wij herkenden onder andere vier seconden I’m The Slime) raakte ook Pawlowski in zijn element. Tijdens het spelen van Zappa-mutaties mocht hij af en toe de micro tot zich nemen, of hij kon zich uitleven in een solo-duel tegen Vervloesem. Afsluiten werd gedaan met “oldskool” FES-materiaal als Fast Forward. De verwachtingen werden ingelost.
Buiten gingen Geppetto & The Wales beginnen, maar uw man koos er samen met een dertigtal andere mensen voor om naar de Deense singer-songwriter Jacob Bellens te gaan in de club. Een intiem sfeertje dus, voor de man wiens muziek als ‘bijna sacraal’ werd omschreven. Het sacrale hebben we niet echt gevonden, een stel heel erg simpele popnummers zonder franjes daarentegen wel. Vakkundige popnummers, die hij af en toe zelf als een oefening omschreef. Een wals, een 50’s ballad, een popnummer met dé vier akkoorden van de popmuziek, ze passeerden allemaal de revue.
Een eerlijke stem en eerlijke songs was dus wat Bellens, ook misschien wel de minst pretentieuze artiest die we al op Boomtown zagen, ons bracht. En hij had mooie nummers, Do You Have Anything Harder bijvoorbeeld, of opener Comedy Club. De minder ruwe versie van Eels, zouden we hem willen typeren. Van toekomstige single My Convictions waren wijzelf dan weer minder overtuigd. We kunnen hem moeilijk een revelatie noemen, maar van het concert hebben we genoten.
De redelijk fantastische Lander Gyselinck van Stuff. vertelde ons dat hij het een hele eer vond om op hetzelfde podium te staan als Flat Earth Society. De zaal was nog net iets voller dan daarvoor, allemaal mensen die, net als wij, geprikkeld door de veelbelovende tracks van Stuff. die op het internet te vinden zijn benieuwd waren hoe de jongens het allemaal live zouden waarmaken.
Dat waarmaken bleek geen probleem: Stuff. was groovy. Voor hoeverre de eerder genoemde drummer daartussen zit weten we niet, wat we wel weten is dat heel veel mensen aan het dansen waren. “Glitchtriphop” (eat your heart out, Shakespeare) noemen ze het zelf, de stuiterende beats met de gekke elektronische geluidjes en scherpe synths. Gek dat het podium in de zaal het vandaag niet begaf onder alle virtuositeit.
Er was ook ruimte voor improvisatie, wat ertoe bijdroeg dat het geheel soms deed denken aan BADBADNOTGOOD: jonge jazzmuzikanten die iets nieuws doen met hun invloeden en daarmee een jong publiek aanspreken. Een goede zaak, als je het ons vraagt. Wij kijken erg uit naar Stuff.’s eerste album dat eraan zit te komen, al vragen we ons af of de muziek op album niet een beetje eentonig zou gaan klinken na vier nummers. Live was daar geen sprake van, laat dat duidelijk zijn. Good Stuff.
De avond was geslaagd, en maar goed ook, want Mick Turner deed zijn uiterste best om daar iets aan te doen. We waren het niet helemaal zeker, maar de Australiër leek er niet echt bij te zijn met zijn gedachten, af en toe dachten we zelfs dat hij dronken was. Zijn gitaarspel deed in elk geval zoiets vermoeden, verschrikkelijk slordig klonk het, en als je dan nog met loops werkt en boven op de slordig ingespeelde akkoordprogressie morsig begint te ‘soleren’ wordt het helemaal mooi.
Het werd ons zelfs even teveel, toen dezelfde slordige loop voor de tigste keer afgespeeld werd en Turner nog eens naar zijn strijkstok greep om er zijn gitaar mee te beroeren. We hopen van harte dan Turner het in zijn bands en met zijn schilderijen een stuk beter doet dan solo. Mick Turner solo had trouwens een drummer mee, die middelmatig speelde maar zelf leek te beseffen wat aan het gebeuren was. Blij keek hij allerminst. “Niet weer”, zo leek hij te kijken. Spijtige zaak.
Ook wie bij afsluiter Mintzkov glans, vuur en panache verwachtte kwam bedrogen uit. Een zwakke opener kon het publiek niet meteen enthousiasmeren, het daaropvolgende Author Of The Play kon evenmin potten breken. De lijzige stem van leadzanger Philip Bosschaerts klinkt als een kruising van Placebo-frontman Brian Molko met een verkouden Ozark Henry en zweefde tijdens One Equals A Lot over een passief publiek.
Bosschaerts heeft duidelijk nog werk aan zijn PR-kwaliteiten: het obligate meezingmomentje tijdens de hit Opening Fire kwam zelfs pijnlijk geforceerd over, zeker toen de Kouter niet meteen reageerde op diens animatiepogingen. Ook de flauwe bindteksten konden niet meteen leven in de brouwerij brengen; Boomtown keek, aanhoorde en doofde uit. Het repetitieve Slow Motion klonk als een bezwerende mantra die de aanwezigen ondergingen als een dorstige mug op een hete zomeravond. Beterschap kwam er niet: Mintzkov serveerde zoutloze kost met ongeïnspireerde riffs, een bijwijlen rommelige sound en weinig uitdagende solo’s. Routineus afgehaspeld door vijf zoutpilaren die slechts sporadisch een zweem van enthousiasme konden ontlokken bij een al even statische Kouter. Kortom: slappe vertoning, gemiste kans en volgende keer beter.
Kasper Cornelus en Quentin Soenens