Boomtown 2014 - Gematigd spektakel
Diverse locaties, Gent, 24 juli 2014
Met namen als Son Lux en Girls In Hawaii kon Boomtown prat gaan op twee namen van formaat, waarvan de ene helemaal, maar de andere slechts half bevestigde.
Dat hun drummer jarig was, wisten Yawns ons nog te melden. Daar zou al eens een dansje bij mogen, denken wij dan. Verkeerd gedacht. Maar spektakel kwam er nog wel. Niet dat ze een slechte show speelden, de jongens van Tame Impala, excuseer: Yawns. De groep die het tot de finale van de laatste Humo’s Rock Rally-editie schopte, heeft een volwassen sound. De in effecten gedrenkte gitaarpartijen, sloppy drums, kwieke bas, optioneel overgoten met wat psychedelische synths klonken zoals het hoorde.
Dat maakte van hun beste nummers (I Want To Go Where Nobody Knows My Name en Lucid Dream) fijne livemomenten. Nadeel van de uitgesproken (en reeds veelbeproefde) psychrock-sound was dat de band tijdens hun mindere nummers ietwat begon te vervelen (insert woordgrap met bandnaam).
Op de Kouter voelde Robbing Millions aan als een opluchting . Aan danspasjes geen gebrek bij de gekke Brusselaars met hun frisse, tsja, pop? We hadden het gevoel dat niet iedereen uit het publiek volledig begreep wat er allemaal gaande was en daar kunnen we begrip voor opbrengen: hoe catchy hun songs ook aandoen, complex en gelaagd zijn ze altijd en daarom is het soms onmogelijk om alles muzikaal te volgen. Pluspunt daarvan is dat ze beter worden met elke keer je ze ziet. Ze hebben de branie, de sound en de songs. Er is een groter publiek voor bands als Robbing Millions.
Terug naar de tent, want daar ging Japan4 beginnen. En hoezeer de hyperkinetische zanger ook zijn best deed ons te bezweren dat hij “serious music” speelde, het werd al snel duidelijk dat Japan4 een band is waarmee gelachen moet kunnen worden. Wij dachten aan Jack Black, soms aan The Hives en heel soms zagen we in de frontman waarachtig een minder oprechte versie van Pixies-maniak Black Francis. Muzikaal kreeg je er geen speld tussen: heel professionele muzikanten. Maar we kregen de gedachte dat dit allemaal stijloefeningen waren niet uit ons hoofd.
De band zegt zelf maatschappijkritische teksten te schrijven, maar de teksten leken eerder van de “…en nu ga ik een nummer schrijven tegen de consumptiemaatschappij”-soort. Zonder echt goedkoop te zijn, dat wel. De energie van de band en de (soms te) onberispelijke nummers zorgden ervoor dat de set snel voorbij was.
We geven het eerlijk toe, wij keken vooral uit naar Son Lux. Na hun passage in de Vooruit een paar maanden geleden waren we maar al te blij de virtuoze Ryan Lott aan het werk te zien met zijn minstens even virtuoze muzikanten Ian Chang (drums) en Rafiq Bhatia (gitaar). Net zoals die keer in de Vooruit openden ze met een mashup van Lost It To Trying en Alternate World, om er daarna meteen hun beste nummer Easy tegenaan te gooien, kwestie van de toon te zetten.
Wat volgde was een wervelende set met spectaculaire beats en solo’s. Onze liefde voor Ian Chang kunnen we niet genoeg benadrukken: wat een drummer. Natuurlijk wisten ze zelf ook wel hoe goed ze waren en soms gingen ze er vrolijk losjes over. Hier wat dissonantie, daar een polyritme. Leuk om naar te kijken maar muzikaal helemaal niet nodig en soms zelfs storend. Nummers zijn nummers, geen knutselwerkjes. Nu goed, het publiek, overwegend ouder liet het niet aan het hart komen en gaf zich (terecht) over.
Van Gruppo Di Pawlowski waren we - eerlijk is eerlijk - een beetje bang. En terecht, zo bleek: Mauro doet gewoon zijn zin. Soms houdt dat in dat hij zichzelf in zijn gezicht kerft, een andere keer complimenteert hij tussen twee nummers door mompelend zijn orkest (dat hij bij momenten daadwerkelijk “dirigeert”), altijd vergezeld van de nodige pokkenherrie. Misschien snappen we het niet helemaal en we zien best dat elke muzikant weet wat hij aan het doen is, ook al klinkt dat niet altijd zo. Maar op sommige momenten was het ons iets te abstract.
Natuurlijk waren er momenten waarop Pawlowski en zijn supermuzikanten klonken als een dreigende bende bacchanten. In opener Phone Call From A Ruin bijvoorbeeld. Die momenten zorgden ervoor dat we tegen middernacht met suizende oren en een goed gevoel de nacht in liepen.
Tegelijk speelde op de Kouter headliner Girls In Hawaii: geen tropische bikinibabes maar een zeskoppig indiepopensemble uit het minder exotische Brussel, en wie woensdag de hele set beleefde kan beamen dat de bandnaam niet het enige is waarmee de hoofdstedelingen hun toehoorders op het verkeerde spoor brengen. Tot voorbij halfweg de set waaide een lieflijk en zachtaardig zomerbriesje van gezapige pop om dan drastisch te keren. Op kousenvoeten daalden de heren af richting duistere, onheilspellende oorden, waarna oorverdovende geluidsmuren de massa verpletterden en met vermassacreerde trilhaartjes achterlieten.
Zes ogenschijnlijk brave jongeheren betraden woensdagavond het podium van Boomtown. Die grote bezetting stond garant voor een propvolle sound die vooral naar het einde toe volledig tot uiting kwam. Fleurige aftrapper Sun Of The Sons kon niet meteen de aandacht grijpen en het weeïge Not Dead bracht evenmin animo teweeg. Een lauwe start en een statisch publiek dat pas ontdooide tijdens Changes, mede door beweeglijke zanger Lionel Vancauwenberghe, die vlak voor de dranghekken op de eerste rij kwam postvatten en het publiek bespeelde.
Na een kortstondige uitbarsting van enthousiasme viel de motor weer stil. Het middenstuk kabbelde voort en slaagde er niet in om de toehoorders mee te trekken in de flow. Dromerige, mellow pop, die iets te snel verdampte en het publiek langzaam in slaap wiegde. Hier en daar viel zelfs een geeuw te ontwaren en werd naar de klok getuurd.
Karakteristiek is de aandoenlijke weemoed die doorklinkt in de galmende stemmen van leadzangers Vancauwenberghe en Antoine Wielemans. Je kon er je op een donzig bedje bij neervlijen maar het ontbrak aan vaart en drift om echt te bevredigen. Een dipje waarop gepast werd gereageerd door de flegmatieke keyboardman, die het ingedommeld publiek droogjes aansprak en met een vervormde, lage stem de kentering forceerde.
Plots werd er met elektro gegoocheld hetgeen, in combinatie met de indrukwekkende lichteffecten, een kosmisch aura creëerde. Toen de Studio Brussel-hit Misses werd ingezet begonnen hoofden te knikken en voeten te tikken, maar vooralsnog geen delirium. Een ietwat droge, lijzige uitvoering van het nummer, die wel kon bekoren maar waarin de pit ontbrak om de Kouter aan boord te krijgen.
Rorschach dropte een krachtige bom die alles en iedereen wakker schudde. Donkere wolken leken Boomtown te overschaduwen. Als een duivel uit een doosje staken broeierige keyboards, opzwepende gitaren, een prominente bas en een dreigende riff de lont aan het kruitvat. De hoeveelheid kinetische energie en adrenaline werd de hoogte ingejaagd.
De toon was gezet voor de vier (!) bisnummers die zouden volgen. “This is What You Want”, uit het refrein van Birthday Call, leek te verwoorden wat de bandleden toen dachten bij de aanblik van de losgeweekte massa. Girls In Hawaii toonde haar tweede gezicht en breide met het lang uitgesponnen Flavor uit debuutalbum ‘From Here To There’ een spetterend sluitstuk aan de set. Een intens klankencarrousel van nevelige elektro, zwaar gitaargeweld en krakende, in wanhoop gedrenkte vocals die doorheen een retro-microfoon werden gejaagd sloeg het plein murw.
Apotheose was de dramatische verzentirade van Wielemans, die bij ieder woord dieper de wanhoop leek in te vallen en finaal op de grond neerzeeg, waarna de verstilde instrumentatie met volle kracht weer overnam om vervolgens helemaal te ontploffen. Het in trance gebrachte publiek kreeg een woelige cycloon over zich heen en hield zich amper staande. Even was Boomtown het epicentrum van een aardbeving die de andere feestelijkheden deed verstommen.
Een wat flauw voorspel van een band met een gespleten persoonlijkheid, maar de verschroeiende finale maakte dat die opmerkelijke dualiteit toch meer dan goed uitpakte.
Kasper Cornelus, Quentin Soenens