Bob Mould plays ‘Copper Blue’ - Knarsen zouden ze, die tanden
Ancienne Belgique, Brussel, 4 juni 2012
Voor sommigen was het ongetwijfeld een blij weerzien met Bob Mould. Hij was immers roerganger van Hüsker Dü en Sugar. Voor anderen was het dan weer een kennismaking met de grotestadsrock van een man die ook op vijftigjarige leeftijd nog van zich kan doen spreken.

"That was the past, now it’s time for the future", verduidelijkte Bob Mould nadat hij er zijn ‘Copper Blue’ in een hels tempo – de plaat werd met een kleine tien minuten ingekort - had doorgejaagd. Maar eerder die avond was er al toekomst te zien geweest op het grote podium van de Ancienne Belgique.
Tubelight mocht zich namelijk komen voorstellen. Dat deed het viertal aanvankelijk bedeesd, maar het keurslijf van de shoegaze werd, naarmate de set vorderde, afgegooid. En in de massief marmeren brokken geluid (al zat het zaalgeluid daar misschien aanvankelijk voor iets tussen) werden geleidelijk de vormen van puike songs waarneembaar. Even gestaag groeide het inlevingspeil van deze jonge gasten en het enthousiasme in de zaal. Aangename verrassing.
Ook Bob Mould verraste. Het enthousiasme was nog moeilijk jeugdig te noemen, maar het was wel aanstekelijk om te zien hoe hij zich schor zong en over het podium raasde als Quasimodo door de Notre-Dame, de veerkracht van zijn gitaarsnaren voortdurend in vraag stellend.
Zijn gelegenheidsritmesectie kweet zich perfect van zijn achtergrondtaak, waarbij Jason Narducy ook nog eens de backing vocals voor zijn rekening nam. De pretlichtjes in de ogen van de grijze eminentie zegden verder meer dan voldoende.
Want wie verwacht had een sobere reproductie van de plaat voorgeschoteld te krijgen, was eraan voor de moeite. Hier zou zweet stromen, zouden tanden knarsen en botten kraken. Mould hield er een moordend tempo op na en testte vanaf de eerste grommende klanken van The Act We Act de kwaliteit van de aanwezige nekwervels.
Verder zou blijken dat er geen plaats was voor toetsen of akoestische gitaren. De keyboardsolo in Hoover Dam imiteerde Mould gewoon met zijn gitaar, en de akoestische gitaarlijn in If I Can’t Change Your Mind nam hij gewoon met zijn stem over. Al valt het achteraf te betwijfelen of iemand dat zelfs maar is opgevallen.
Pas bij The Slim was er even tijd voor een adempauze en zag je koppeltjes elkaar in de armen vallen. Maar verder was het genieten van de kracht van songs als Fortune Teller en Changes.
Met Star Machine bleek dit trio ook nog nieuw werk in de pijplijn te hebben steken. In het najaar zal er zelfs een volwaardige cd volgen. Het was vooral The Descent dat met opnieuw vooral het zwaardere werk het meeste indruk maakte en je van je sokken blies. Dit kwam zelfs in de buurt van het betere Hüsker Dü-werk dat nog zou volgen.
Want het was een viertal van die Hüsker Dü-nummers waarop de die hard-fans helemaal uit hun dak gingen. Het was dan ook bijzonder lang wachten geweest om nog eens iets van die band live te kunnen horen. Vooral de twee extraatjes in de vorm van een bruisend en luid meegebruld Celebrated Summer en Makes No Sense At All maakten het helemaal af.
Bob Mould kan het nog, daarover bestaat niet de minste twijfel. En wij zijn nu al benieuwd naar wat die nieuwe plaat zal brengen.