Big Next Festival 2014 - De toekomst is verzekerd

DOK, Gent, 14 september 2014

Voorspellen welke band of artiest zal doorbreken of niet is altijd een beetje koffiedik kijken, maar toch waagden Democrazy en Disco Naïveté zich samen aan een festival waarbij alleen maar nieuwe bands programmeerden. Bands waarin zij geloven. Wij gingen mee op ontdekkingsreis.

Big Next Festival 2014 - De toekomst is verzekerd



Die begon helemaal achteraan op het terrein van DOK aan de zogenaamde arena waar STUFF. was aangemeerd. We noemden Lander Gyselinck en Co. al bij onze tips voor Glimps 2013 en bewonderden hen al op Boomtown.  Toch zag je heel wat toeschouwers zich afvragen waar ze nu weer terechtgekomen waren. Zelfs Ry X van The Acid vergat af en toe van zijn barbecueworst te bijten.

STUFF. vermengt immers funk, jazz, hiphop en urban beats en klonk even weerbarstig als de distels op de natuurlijke wanden van het amfitheater dat hier DOKArena heet. Toch kon er zeker ook gedanst worden, al keken de meesten liever met open mond naar Andrew Claes en zijn elektronisch blaasinstrument (de AKAI EWI). Het was dan ook nog ontiegelijk vroeg voor dit soort muziek.

Ook de muziek van Hydrogen Sea is eigenlijk op zijn best na zonsondergang (hun ep heet niet voor niets ‘Court The Dark’) maar gelukkig stonden PJ Seaux en Bircen Uçar in The Box waar het zonlicht toch enigszins werd geweerd zodat we ons met In Dreams weg konden laten voeren over de synthgolven van de zee op Jupiter.

Daar knisperde de elektronica als dolgedraaide dolfijnen, bonkten de bassen als de motoren van een trage tanker en zong Bircen als een verlokkelijke sirene. We zouden haar volgen Till The End want Hydrogen Sea bleek het ook zonder visuals te kunnen en gelukkig werd er nog wat aan het speelschema gesleuteld en startte Robbing Millions wat later. 

Zelfs aan dat latere uur konden de sympathieke stadsgenoten van Seaux en Uçar zich niet houden. “I feel a little worried about the things you told me yesterday”, zouden ze zingen in afsluiter Dinosaur, maar over het tijdschema maakten ze zich duidelijk minder zorgen.

Sinds de lovende woorden van The 405 stond het zelfvertrouwen van Robbing Millions natuurlijk in het zenit en ook wij wachtten maar al te graag op deze avontuurlijk klinkende band. Zelfs nieuwe toetsenist Daniel was al helemaal ingepast. Hij mocht zelfs even de hoofdrol spelen in de intro van een van de nummers  al ging die meestal naar zanger-gitarist Fraipont, die zowel vingervlugge tokkels als leuke riffs uit zijn instrument toverde.

Robbing Millions heeft de ambitie om jazz te koppelen aan dansbaar en indierock en slaagt daar ook in. Onze favoriet blijft Tenshinhan, maar ook Kitchen Girls en de nieuwe single Warder mogen er zijn. Dit zal nooit muziek zijn voor de massa, maar dat kon de pret zeker niet drukken. Dat kon alleen het vroegtijdige vertrek van heel wat publiek.

Die mensen wilden absoluut Samaris zien en daar is zeker iets voor te zeggen. Het IJslandse trio is wat verwant aan ons Hydrogen Sea, maar naast de fluisterstem van Jófríður Ákadóttir, de laptop en sampler van  Þórður Kári Steinþórsson hebben ze ook nog een klarinettiste in de persoon van Áslaug Rún Magnúsdóttir.

Gedrieën bouwden ze een geheel eigen wereld op. We begrepen uiteraard geen woord van de betoverende zang, maar beelden van een berijmd steppenlandschap verschenen op het netvlies van onze fantasie. De klarinet speelde daarin de rol van voorzichtig lentebriesje dat de ijswereld wou ontdooien. De beats deden de ondergrond trillen als een op uitbarsting staande vulkaan.

In realiteit bleek  Ég Vildi Fegin Verða de tekst te zijn van een oud dronkenmansgedicht waarin een man zijn geliefde beklaagt. En Góða Tungl is dan weer een ode aan de maan. Maar als zelfs Ákadóttir over een lied over de zon aarzelend zegt: “Dit is een opgewekter… nou ja iets.. lied”, weet dat Samaris zelfs op zijn zonnigst onderkoeld klonk.

Nog meer donkere koelte hadden we verwacht bij Mirel Wagner. En ja, ook al scheen de zon al heel de middag, toen Wagner ons meelokte met het donkere The Road liet zij zich deemoedig versluieren door een grijze wolk. Na een tijd had die echter door dat de liedjes van Wagner, solo gebracht op een akoestische gitaar, niet beangstigend genoeg klonken, eerder als onschuldige kampvuurliedjes. De zon mocht dan ook weer terugkeren.

Bij 1,2,3,4, The Dirt  en zeker bij No Death liepen de rillingen ons weliswaar over de rug, maar met Oak Tree eindigde deze set in een zoete droom en dat was zeker niet wat we vooraf hadden gedacht noch gehoopt.

Kevin Morby had dan wel Woods de rug toegekeerd, hij had wel drummer Justin Sullivan van The Babies (een band waar ze samen in zaten) meegebracht. Die speelde ook mee op zijn debuutalbum ‘Harlem River’. Of hij dat ook met de ogen dicht deed zoals tijdens deze show weten we niet, maar hij vervulde wel zijn taak naar behoren.

Morby leek zich te profileren als het Amerikaanse antwoord op Jake Bugg: even retro, maar minder bitsig, meer communicatief en cooler. De man grossierde in sterke nummers en wist er live lange versies van te maken die allesbehalve verveelden. De toekomst van deze man is zo helder dat de Ray Ban niet ongepast leek.

Even leek het wel Dranouter bij het begin van de set van The Acid: vogelgeluidjes weerklonken immers door de boxen. De fans wisten dan al dat Thumbling Lights de eerste song werd van wat een dik half uur later een veel te korte, maar ijzersterke set bleek .

Vreemd was dat de muziek helemaal niet luid klonk. Het positieve daaraan was dat we geen oordoppen nodig hadden, maar tijdens Ghost en Creeper misten we toch even de adrenaline-opwekkende, diepe bassen.  Bij Fame en Basic Instinct met hun fijne gitaarlicks was dat minder het geval en hoe dan ook: dit was wereldklasse. Alle tracks konden wel hits zijn.

Ry X leefde zich bovendien fantastisch in en leek de klanken letterlijk uit zijn lijf te persen door op zijn borst te kloppen en pompende gebaren te maken met de handen. The Acid bleek de perfecte mix tussen indiepop en elektronica te hebben gevonden en na het bezwerende Veda sleepte het producerstrio dan ook verdiend een bis uit de brand. Dat werd verrassend genoeg het verstilde Ra. 

Ondertussen sloot BRNS de Arena af met een overtuigende set waardoor Go March voor een halflege box aan zijn set moest beginnen. De Brusselaars van BRNS hadden al lang ons hart veroverd en staan de komende maanden nog zowat overal dus lieten wij hen gerust de anderen overtuigen om even getuige te zijn van een intens Strand (Bert Dockx van Dans Dans en Flying Horseman) in de kantine en dan terug The Box in te duiken.

Daar wist Go March wel de volumeknop staan. De band met Philipp Weies (live de vijfde Intergalactic Lover) compenseerde het gebrek aan publiek met stevige drums die rimpelingen op het nabije havendok veroorzaakten, huilende synths (in Like A Record) en zowel inventief als trance-opwekkend gitaarspel.

Go March klonk de ene song dansbaar en de andere als een postpunkband met  jachtige elektronica en kille gitaar en af en toe een ferme drumstoot in de ribben (The White Lodge en Lighthouse), maar soms ook filmisch en dromerig zoals in Rise of het bisnummer Slow Horse. Wie was blijven hangen in de buurt van de Arena na BRNS heeft wat gemist.

Niet alle bands van deze eerste editie van Big Next Festival zal zijn weg vinden naar een groot publiek, maar het festival stond wel garant voor kwaliteit. De toekomst van de alternatieve muziek lijkt verzekerd. Wij hopen op een volgende editie en anders zien we elkaar wel op een van de edities van Big Next in de Charlatan. 

14 september 2014
Marc Alenus