Autumn Falls 2013: Ty Segall, White Fence - Akoestische wervelstorm
VK, Brussel, 5 december 2013
Vier bands op een avond. Geen wonder dat de zaak uitverkocht was. En al helemaal logisch als je wist dat naast bands als White Fence en Night Beats, ook nog eens gigant Ty Segall op de affiche stond. En smullen werd er gedaan. Aan honderdveertig per uur.
Als je dan al eens mag openen voor een grootheid als Ty Segall, doe het dan meteen met de nodige punch. Dat moet zowat het credo geweest zijn van Mountain Bike. En aan dat credo hebben ze zich met verve gehouden. Want deze jonge Brusselaars bewezen met veel bravoure dat je niet uit de VS moet komen om goede garagerock te maken. Een degelijke infrastructuur volstaat. Voeg daar nog een gezonde dosis humor - Enter Sandman doodleuk inzetten en dan meteen naar de prullenmand verwijzen en met je eigen, uitstekende songmateriaal verdergaan - aan toe en je had een optreden dat het beste beloofde voor een lange, spannende avond.
Night Beats maakte er daarna geen geheim van dat zij kwamen voor de hoofdprijs. Niet dat ze meteen de boel op stelten zetten, maar de zaal liep uiteindelijk wel gestaag vol voor deze kruising van Dinosaur Jr en Dick Dale. Met solo's waarvan je haren rechtop kwamen, leek zanger-gitarist Lee Blackwell zijn instrument professioneel te gaan demonteren. Krassen, kraken, piepen, … Nog even en hij had de snijbrander bovengehaald.
En het publiek smulde er terecht van. Waar er aanvankelijk een beetje beduusd werd toegekeken, zetten de zweepslagen van solo's de voorste rijen uiteindelijk onhoudbaar in gang. Elke song opnieuw was weer een verrassing. Soms leek het op een popsong, maar die werd dan weer onmiddellijk door de mangel gehaald om een verwrongen wrak achter te laten.
Misschien kan Tomorrowland hen volgend jaar inzetten om de hagelkanonnen te vervangen. Kwestie dat we dan toch even van de dancebeats verlost zijn om te worden gereinigd door de enige echte Night Beats.
Van een heel andere orde, maar nog steeds in blauwe overall, tot aan de knieën in de vuile motorolie was wat White Fence van onder de motorkap haalde. Zij waren blijkbaar enkel iets te lang met het hoofd bij de uitlaatpijp blijven hangen, waardoor er af en toe al eens hogere, zeg maar psychedelische sferen opgezocht werden.
Dat was bij momenten absoluut de moeite, met name als de songs tot op de draad werden uitgerafeld en zanger-gitarist Timoty Presley de solo’s overliet aan de synths. Alleen jammer dat dat niveau zelden werd aangehouden. Omdat er daarna vaak een rustigere song volgde, was de continuïteit in de set soms een tikkeltje zoek. Maar als het goed zat, was het wel meteen erg goed, ook al gaven wij de vookeur aan de korte, gebalde songs van Night Beats, die hun set tot op het koetswerk uitpuurden.
Hij pakt zijn opnameapparatuur waarschijnlijk nog net niet mee naar bed (hoewel we ook daarvan niet helemaal overtuigd zijn), maar verder neemt Ty Segall zowat elke scheet op. En bovendien zijn al die scheten op zijn minst welriekend. Of ze nu collectief (onder namen als Fuzz, Epsilon, The Perverts,…), in samenwerkingen (zoals met onder meer White Fence) of solo worden gelaten.
Zijn meest recente (solo)plaat ‘Sleeper’ is er eentje die lichtjes uit de band springt, want het zijn introspectieve, akoestische liedjes, waarvoor Segall werd geïnspireerd door het overlijden van zijn vader en de verwikkelingen die daarmee gepaard gingen. Het optreden in de VK* was het laatste van de speciaal voor die plaat opgerichte The Sleeper Band, waarmee hij een duidelijk onderscheid wou maken met zijn andere, meer elektrische werk. Dat weerspiegelde zich in twee akoestische gitaren (en occasioneel een elektrische), een basgitaar en een drumstel. En in een band die niet van de stoel kwam.
Maar intrinsiek was dit toch vooral de Ty Segall in garagerockmodus. Met akoestische gitaren kan je immers even veel lawaai maken als met elektrische. Nochtans begon het allemaal rustig met een aantal nummers uit de nieuwe plaat zoals The Man Man, waarvoor aanvankelijk de drums werden weggelaten en een enkele, elektrische gitaar werd bovengehaald. Uiteindelijk zette Segall zich dan zelf achter de drums, ontspoorde het nummer toch nog en werd de eerste crowdsurfer opgemerkt. Het zou een constante blijven doorheen de rest van de show.
Die show werd feller naarmate de set vorderde. Segall kon zich nog met moeite aan zijn stoel vastklampen, maar headbangde er uiteraard verder lustig op los. Wij ontdekten bijvoorbeeld een bijtend Die Die Die (de juiste songtitel is ons een raadsel), dat zich als een zuur door elke weerstand heen vrat.
Zelfs de schaarse ingetogen momenten waren nog heftig, maar het deerde het publiek niet. Naarmate de show vorderde zag je de uitgeputte fans geleidelijk aan op zoek gaan naar vocht (bij voorkeur alcoholhoudend) om dan terug de kolkende massa voor het podium in te duiken.
Op de keper beschouwd was dit een Ty Segall-optreden zoals we van hem hadden verwacht. Alleen was de wervelstorm deze keer toevallig akoestisch.