Arcade Fire - Disco inferno
Sportpaleis, Antwerpen, 11 juni 2014
Een Sportpaleis vol hipsters, erg vaak komt dat niet voor. Arcade Fire deed het. Ze zijn er sinds hun laatste plaat ‘Reflektor’ in geslaagd om hun hipheid te bewaren en die te verzoenen met populariteit in de alternatieve mainstream. Arcade Fire speelt nu in de grootste arena’s en is headliner op de grootste festivals. Ze zijn een "Grote Groep" geworden, eentje voor de annalen van de popmuziekgeschiedenis.
Een band met gevoel voor humor ook, want de groep werd ouderwets aangekondigd door een man in glitterpak vanop een podium in het midden van de zaal waarna we de begintonen van Rebellion (Lies) hoorden en een band met hoofden van papier-maché in de vorm van leden van Arcade Fire het podium besteeg. Waarna het echte Arcade Fire rustig het podium opwandelde, de boel stillegde en de valse groep wandelen stuurde (“Dat flikken jullie ons nu altijd”). De valse band werd nog eens uit de kast gehaald toen ze net voor de bisnummers Ça Plane Pour Moi van Plastic Bertrand kwamen faken.
Arcade Fire in het Sportpaleis zorgde ook voor angst vooraf. Angst omdat de akoestiek in het Sportpaleis niet altijd de meest betrouwbare is gebleken en de muziek van Arcade Fire bestaat uit een verzameling van details en nuances. Die angst bleek deels gegrond toen de band vol gas vooruit in Normal Person vloog en wij enkel een storm van gitaren zonder melodie hoorden. Dat werd gevolgd door iets wat met veel goede wil leek op Rebellion (Lies) (je grootste hit helemaal vooraan stoppen, het getuigt van lef) en een niet bepaald helder klinkend Joan Of Arc.
Daarna werd het gelukkig beter. De eerste helft van Rococo en het daarop volgende pareltje The Suburbs zorgde voor de subtiliteit die de geluidsman nodig had om de meubelen te redden. En toen werd alles beter. Ready To Start deed de zittenden op het balkon rechtveren, het nieuwe We Exist klonk al als een doorwinterde klassieker en het barokke en bombastische No Cars Go is altijd een hoogtepunt.
Sterk dus al was het in de allerlaatste rechte lijn dat Arcade Fire écht indruk maakte en er ook meer momenten kwamen voor Régine Chassange om te schitteren. De groep maakte tegelijkertijd ook de overgang naar hun meer dansbare werk en het was in die songs dat het arenagegeven het meest vertrouwd aanvoelde. Régine schitterde in het verdomd aanstekelijke Haïti en het prachtige Afterlife deed de mensen vederlicht meezingen op een bedje van gitzwart.
Hoogtepunt in aantocht: het pijnlijk mooie It’s Never Over (Oh Orpheus) werd door Régine gebracht op het kleine podium in het midden van de zaal, waarna ze zich naar het grote podium terughaastte om daar Sprawl II (Beyond Mountains) naar de hemel te zingen en haar cheerleaderkunsten te demonstreren. Een monumentale versie van Reflektor (met het pianoriedeltje dat weer voor drie dagen vastzit in ons hoofd) mocht de boel afmaken.
De bissers werden afgetrapt met een door de fans van het eerste uur altijd op gejuich onthaald Neighbourhood #3 (Power Out) - het enige nummer waar én drum en xylofoon en gitaar tegelijkertijd de aandacht naar zich toe kunnen trekken - het weirde Flashbulb Eyes sloot perfect aan op Here Comes The Night Time dat letterlijk de hele zaal (inclusief balkons) onder de confetti bedolf en de knappe, maar voorspelbare afsluiter Wake Up heeft als anthem nog niets aan kracht ingeboet.
De setlist gaf een knappe doorsnede van hun carrière (alleen ‘Neon Bible’ werd wat stiefmoederlijk behandeld) en ja, we vonden het jammer dat we pakweg My Body Is A Cage of Ocean Of Noise niet hoorden, maar die nummer zijn vast meer gebaat bij een intiemere setting. En kiezen is nu eenmaal altijd verliezen, zeker bij Arcade Fire.
Arcade Fire is een uniek veelzijdige band. Ze slagen erin om hun nieuwe nummers tot hoogtepunten te maken, krijgen mensen aan het dansen op wat in wezen zeer duistere muziek is (Wake Up doet mensen meezingen met zinnen als “Somethin’ filled up my heart with nothing”, in Ready To Start met “I’d rather be alone than pretend I feel alright"), ze maakten disco weer hip, zetten de popmuziek naar hun hand en hebben voor zichzelf een universum gecreëerd waarin tegelijkertijd alles en niets te verwachten is. Dat wisten ze deze keer ook te combineren met een groots visueel spektakel (videowall, extra podium, een twintigtal schermen, confetti) zonder daarbij aan muzikale intelligentie in te boeten. Arcade Fire is uniek.