Anna Calvi - Betoverende femme fatale
Botanique, Brussel, 10 februari 2011
De enorme media-aandacht van de voorbije weken en een stortvloed aan lovende recensies brachten Anna Calvi op een troon naar de Botanique. Ze betoverde er een eivolle Rotonde met haar kwikzilveren stem en verbluffende Telecasterpartijen en werd door het bonte publiek gekroond tot dé revelatie van het prille 2011. Een vijfsterrenconcert.

Het voorprogramma , het Engelse Ice Black Birds, was van een minder subtiel allooi, maar bij momenten best vermakelijk. Duidelijke invloeden van The Beatles, The Stones, Talking Heads (in No One Loves Me Like You Do), The Who en Vampire Weekend legden een gebrek aan eigen identiteit bloot. Op melodieus vlak zat het al vrij goed. Met Danny McGurn heeft het Britse viertal een bassist á la John Entwistle in de rangen en zanger Sam Denniston compenseert zijn beperkte stem met energetische moves en Jagger-spasmen.
Zulke podiumcapriolen heeft Anna Calvi niet van doen. Alleen al door de schijnbare tegenstellingen in haar présence zorgt ze voor elektriciteit. Zo is ze knap en koelbloedig, cantaora flamenca, frêle en femme fatale, nachtegaal en gitaargodin, extravert tijdens songs en verlegen tussen songs.
Op Morning Light na speelde ze haar volledige debuutalbum en ze haspelde de songs niet vlug af. Nee, ze legde er eenzelfde diepe passie in als de passie die ze bezingt. Ze begon haar set nochtans instrumentaal en solo, met Rider To The Sea, dat afwisselend rustiger én agressiever overkwam dan op plaat. No More Words volgde naadloos. Calvi ging meteen creatief om met haar frasering. Een eerste hoogtepunt kwam er met de brug van dat nummer: hemelse dreiging, helse stilte.
Bijgestaan door drummer Daniel Maiden-Wood en Mally Harpaz (harmonium, percussie, gitaar) wist Calvi de indrukwekkende sound van haar album tot leven te wekken. Niet zelden ging het er nog veel intenser aan toe, zoals in de crescendo gitaarsolo en de apotheose van The Devil. Tijdens First We Kiss, opgespaard tot de tweede bisronde, zong ze zelf de vioolpartij (die uiteraard ontbrak). En het werd er niet minder magistraal om.
Ook Blackout, Suzanne & I, Desire, Love Won't Be Leaving klonken schitterend. In de uitgesponnen solo van dat laatste nummer hief ze haar hoofd ten hemel, gehuld in schijnwerperlicht, en speelde ze alsof ze Hendrix was. In niet minder dan drie bisrondes, die ze bijna schoorvoetend aanving, toonde ze zich ook een meesterlijk vertolker van andermans songs: Joan Of Arc (van Leonard Cohen), Jezebel (vereeuwigd door Edith Piaf) en Surrender (Elvis).
En dat alles met die gouden stem, die ze volledig in de hand houdt en laat uitschieten op momenten dat je het niet verwacht. Hoe drukken we dit voorzichtig uit? Alsof we een legende in wording aan het werk zagen, zo voelde het. Sommige concerten krijgen mythische allures. Dit was er zo een.