Alela Diane - De sluimerende slaap
Vooruit Kunstencentrum, Gent, 10 januari 2009
Optredens van Alela Diane zijn saai. Na vanavond zouden we zelfs durven zeggen: oersaai. Waarom zat de Theaterzaal van de Vooruit dan toch zo goed als volledig vol voor deze vijfentwintigjarige zelfverklaarde nieuwe hippie? Was het de onwetendheid van het publiek? Of werden ze richting Gent gedreven door het uitstekende debuut ‘The Pirate’s Gospel’?

De biografie van Alela Diane Menig, want zo luidt haar volledige naam, is allesbehalve wat je rock-‘n-roll zou noemen, maar is des te charmanter. Diane groeide op in Nevada City, Californië, met de muziek van haar ouders. Dat die ouders tot op de dag van vandaag een grote invloed hebben op haar, blijkt onder meer uit het feit dat haar vader Tom Menig in haar groep speelt. Zowel zingen als gitaar spelen leerde ze zichzelf en ook dat was er bij momenten aan te merken. Over haar schitterende stem geen slecht woord, maar haar gitaarspel kan weinig beklijvend genoemd worden.
Dat dat ook niet altijd hoeft, bewees Diane met Clickity Clack, de opener van haar set en meteen het enige nummer dat ze helemaal alleen bracht. Tijdens Oh My Mama verscheen vriendin Alina Hardin op het podium en bleef daar het komende anderhalf uur stokstijf staan zingen. Druppelsgewijs kwamen daar ook haar vader en banjospeler Matt Bauer bij (een Walter Van Beirendonck lookalike en ietwat vreemde verschijning). Vooral die laatste bepaalde vanavond het geluid, aanvankelijk een fijne toevoeging aan de sobere muziek van Diane, maar bij momenten ook behoorlijk overbodig.
Net op het moment dat we dreigden in te dommelen, kwam daar nog drummer Neal Morgan bij die ons weer even deed rechtveren uit onze blijkbaar wel heel comfortabele zetels. Die laatste zorgde er echter ook voor dat de muziek van Diane veel van haar subtiliteit verloor en waar ze op plaat te catalogeren valt onder de zogenaamde new weird folk-beweging, mocht die ‘new weird’ daar vanavond vanvoor gelaten worden. Daar zullen natuurlijk ook de talrijke nieuwe nummers veel mee te maken hebben. Echt uitkijken naar die nieuwe plaat doen we dus niet na vanavond.
Hoogtepunten waren er tijdens deze rustige kabbelende set amper en de zeldzame hoogtepunten die we hoorden, waren opvallend genoeg niet van de hand van Diane zelf. De traditionals The Cuckoo en Sea Lion Woman (vooral bekend dankzij de versie van Nina Simone) waren leuk en ook de Fleetwood Mac-cover Gold Dust Woman was de groep op het lijf geschreven. Vanop ‘The Pirate’s Gospel’ onthouden we enkel The Rifle en de titeltrack, die dienst deed als afsluiter. Toen Diane ons vroeg om recht te staan en mee te klappen, iets wat het tot dan toe indommelende publiek waarlijk niet simultaan kon, wisten we niet waar we het hadden.
In vergelijking met haar vorige passages was dit een ronduit mak optreden. Op geen enkel moment wist Diane de gevoelige snaar te raken en wat ze wel deed was zo middelmatig dat we nu reeds moeite hebben om ons er iets van te herinneren.