Willy Organ - Dit benadert het dichtste wie ik echt ben

Dit benadert het dichtste wie ik echt ben

Willy Organ, zowel de zonderling als de redder van het Nederlandse levenslied, heeft een eerste album ter wereld gebracht. De boreling gaat door het leven als ‘Jonge Plant’ en vat mooi samen waar Willy het afgelopen jaar mee bezig is geweest. “Het is een mooie samenvatting dat tegelijkertijd aanvoelt als een slotstuk”

We contacteren Simon Platteu (35) - want zo kent men Willie aan de balie van het stadhuis – telefonisch, want zo hoort dat tijdens een wereldwijde pandemie. Niemand wil uiteraard het Vlaamse antwoord op Alex Cameron een gevaarlijke Chinese verkoudheid aansmeren.

Het lijkt Willy Organ helemaal voor de wind te gaan. Sinds hij zich gestort heeft op Nederlandstalige Italodisco zoals een cafévoetbalploeg op een kantine, heeft hij er met ‘De Kerk Van Willy’ niet alleen een heuse fanclub op nagehouden, hij was ondertussen ook te horen in de huiskamers van miljoenen ‘De Mol’-kijkers, heeft enkele legendarische live passages achter de kiezen in Trix, op LeffingeLeuren en op Studio Brussel, alwaar zijn nieuwe single Faalangst tot 'Catch Of The Day' werd gekroond. Maar bovenal was hij de laatste weken het tegengif voor de donkere maanden, terwijl we depressief en vastgeketend door het slaapkamerraam naar buiten tuurden. Hoog tijd om na te gaan hoe zijn tocht naar dat eerste album verlopen is.

Simon Platteu: Voor ik ‘Zoeken Naar Mezelf’ had uitgebracht, had ik een achttal nummers in het Engels opgenomen. Nummers die echt alle richtingen uitgingen; een beetje Richard Hawley, iets croonerachtigs, een paar ballads, wat dance, zelfs wat funk. Ik was echt nog op zoek naar welke richting ik wilde uitgaan. Toen ik uiteindelijk Zoeken Naar Mezelf uitbracht met bijhorende clip, heb ik beslist om mijn esthetiek daarrond te concentreren. Ik had het gevoel dat dit het dichtst benaderde wie ik ben.

Uiteraard hebben nog veel meer artiesten mij beïnvloed. Toen ik in 2018 naar Ariel Pink ging in het Rivierenhof, kwam ik daar een vriend tegen. Ik zei dat ik speelde met het idee om iets te doen zoals Alex Cameron, maar dan in het Nederlands. Hij zei: “Alex Cameron? Is dat niet allemaal wat te ironisch”? En dat zijn misschien wel grappige teksten, maar ik vind daar helemaal niets ironisch aan. Nu, zoveel jaar later, krijg ik constant de vraag of Willy Organ ironisch is. Een vraag die ik met de beste wil van de wereld niet snap.

Veel mensen zien er de humor van in. Andere zien Willy Organ wellicht als een gimmick. Is dit naar jouw gevoel een vooroordeel waar je constant tegen moet vechten?

Misschien heb ik een ander idee van wat een gimmick precies is. Ik las onlangs een interview met de Gentse band Shht. Zij worstelen een beetje met hetzelfde probleem. Veel mensen denken al snel dat iets een gimmick is omdat we met humor werken en ons op een grens zetten tussen absurd en oprecht. Ik vermoed dat veel mensen dat gewoon niet kunnen plaatsen.

Eigenlijk is dat een heel typisch fenomeen in de muziekwereld. Ik heb de indruk dat alles heel afgelijnd moet zijn. Queens Of The Stone Age is populair omdat alles heel duidelijk is: je weet welke muziek ze maken, je weet waar ze voor staan en als je een cd-boekje van hen openslaat, zal je niet plotsklaps verrast worden door een rare of eigenaardige foto. Als je naar een museum gaat of een stukje moderne dans of theater meepikt, vinden mensen het net interessant wanneer het meerdere laagjes en invalshoeken heeft. Bij muziek ligt dat blijkbaar allemaal anders. Hoe merkwaardiger, hoe onduidelijker en hoe gelaagder muziek klinkt, hoe meer mensen lijken af te haken of het omschrijven als sarcasme of ironie. Het is alsof muziek veel eenvoudiger moet zijn.

Willy Organ is dus alles behalve een typetje.

Een typetje is iets dat je beperkt in je mogelijkheden. Wat ik nu doe, geeft mij enorm veel vrijheid. Ik probeer niet voor één gat te vangen te zijn, want als je vastzit in een typetje, geraak je er nooit meer uit.

Vroeger speelde je in The Tubs, een band die een paar steengoede platen heeft gemaakt, maar merkwaardig genoeg bij velen onder de radar bleef.

Het is eventjes stil geweest rond de band, want we zijn allemaal een beetje met ons eigen ding bezig geweest. Bart speelt bij Compro Oro en Echoes Of Zoo, Christophe doet zijn ding bij Mind Rays. Je zou zelfs kunnen zeggen dat we onverwacht een beetje een supergroep geworden zijn. Er staat zelfs een nieuwe plaat klaar om uit te brengen. We wachten nog even het perfecte moment af om die los te laten.

Met The Tubs was het strugglen om bekend te worden. Als dat al de bedoeling zou zijn. Met Willy lijkt alles vanzelf te gaan. Was dat niet confronterend?

Mijn vader zei ooit tegen mij dat er veel volk kwam naar The Tubs, maar dat het altijd dezelfde mensen waren (lacht). We hadden dus wel een soort van diehard fanbase die al onze platen kochten. We hebben eventjes in 2015 een soort van buzz gehad. We zijn toen zelfs in de Verenigde Staten gaan touren, maar hier in Vlaanderen leken we niet veel aandacht te krijgen. Niet dat het ons wat kon schelen, denk ik. We zochten er ook niet bepaald naar.

Anderzijds zijn er veel fans van The Tubs die ook fan zijn van wat ik nu doe. Maar wellicht niet omgekeerd. Als je plots Nederlandstalige disconummers maakt, gelden er andere regels dan bij garagerock natuurlijk. Een songstructuur is wat het is, maar het helemaal anders kunnen inkleuren, daar gaat het om bij mij. Met The Tubs kozen we voor een bepaalde stijl, maar dat wil daarom niet zeggen dat ik als mens niet kan evolueren of geen andere muzikale interesses kan uitbouwen. Het ene sluit het andere absoluut niet uit.

Je hebt bewust voor het Algemeen Nederlands gekozen als voertaal, terwijl je in wezen uit West-Vlaanderen komt. Geen evidente keuze, al gaat het je wel goed af.

Ik ben geboren in Ieper, opgegroeid in Poperinge en heb op internaat gezeten in Brugge. Ik heb in mijn jeugd dus de toer van West-Vlaanderen gedaan en ken zowat alle klanken die daar voorkomen. En ik heb dankzij mijn West-Vlaamse tongval natuurlijk ook alle vooroordelen meegemaakt, toen ik ging studeren in Gent. Als ik gewoon praat, komen die klanken onbewust terug boven. Maar als ik een liedje zing, weet ik uiteraard wel hoe het moet. Het Algemeen Nederlands past gewoon veel beter bij deze synthetische muziek. West-Vlaams klinkt veel te ongepolijst om op deze “cleane beats” te zetten.

Synthetische, Nederlandstalige dansmuziek met cleane beats lijkt een goede definitie om je muziek te omschrijven.

Ik merk vaak dat mensen van de jongere generatie – de gasten die nu rond de twintig zijn – mijn muziek niet kennen, maar wel snappen. Het verleden waar ik naar refereer - de jaren negentig met zijn boysbands en andere typische fenomenen – dat kennen ze enkel van op YouTube, terwijl de oudere generatie dit allemaal bewust heeft meegemaakt en het voor hen vooral op een nostalgische wolk voorbijzweeft.

Ik herinner mij uit mijn tienerjaren dat ik de platen van The Datsuns of The Hives in huis haalde, zo van die typische seventieshardrock in quasi hetzelfde jasje, maar dan herverpakt. Toen ik dat aan mijn vader liet horen, dacht hij dat hij naar één of andere slechte demo van Deep Purple aan het luisteren was (lacht). Terwijl dat ik die periode ook echt naar The Datsuns kon gaan kijken en het gevoel kreeg dat ik de jaren zeventig helemaal opnieuw aan het beleven was. Dus ik denk dat de jongere generatie dit met mijn muziek ook meemaakt. Of dat hoop ik toch althans.

Opvallend op je nieuwe plaat is de cover. Kan je daar wat meer uitleg over geven?

De cover is een soort samenwerking van mij en Larpie, een visuele kunstenaar uit Brussel die grafisch heel tegendraads artwork maakt. Perron Zes staat erom bekend om met heel veel lelijkheid schone dingen te maken. Via mensen uit 'In De Ruimte' werd ik voorgesteld aan Larpie, al heb ik hem nooit in het echt gezien en enkel via chat en mail met hem gesproken. Hij bleek ook fan van mijn muziek en was aanwezig op een live show van mij. Een heel jonge gast die - opnieuw - de hoogdagen van Sam Gooris nooit meegemaakt heeft, maar het wel allemaal heel tof vindt.

 ‘Jonge Plant’ is een verzameling, een best of zeg maar. Met slechts één nieuw nummer op, namelijk ‘Faalangst’.

Zeg maar een best of van een “early year”, want het bundelt alle werk dat ik het afgelopen jaar gemaakt heb sinds Zoeken Naar Mezelf. Er was uiteraard een hoorbaar verschil tussen de eerste nummers, die ik zogezegd in mijn badkamer heb opgenomen, en degene die ik in een studio heb gemaakt. Dus dat is allemaal herwerkt, opgekikkerd om het allemaal tot één mooi homogeen geheel te brengen. Het was een album dat moest gebeuren, want het voelt ook een beetje aan als een sluitstuk. Let op, het is zeker geen punt, eerder een komma.

De volgende Willy Organ zal dus een andere richting uit gaan?

Ik ben uiteraard ook bezig met muziek maken tijdens deze lockdown. Ik ga een volgende stap zetten en wil echt vermijden om in herhaling te vallen. Ik denk heel erg na in de richting van featurings of duo’s zoals X-Session of The Mackenzy Feat. Jessy. Ik heb onlangs ook een soort van eightiespowerballad gemaakt, al begint het tijdens het refrein zoals vanouds dan weer te beuken. Het is opnieuw zoeken naar mezelf.

Zoals zoveel artiesten heb je jezelf wellicht muzikaal kunnen bezighouden tijdens onze verplichte afzondering. De geweldige cover van Samson & Gerts Niet Ver Weg was al een voltreffer. Zitten er nog dingen in de schuif die er binnenkort uit mogen?

Ik heb een opdracht gekregen van het Vlaams Cultuurhuis ‘De Brakke Grond’ uit Amsterdam. Voor hen moest ik een gedicht van Paul Van Ostaijen muzikaal herinterpreteren. Samen met zestig andere Vlaamse en Nederlandse kunstenaars is het de bedoeling dat we zijn bundel ‘Bezette Stad’ nieuw leven inblazen, een bundel die actueel is omdat het over een soort van quarantaine ging, maar dan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik heb er een leesatelier bijgewoond, ik heb samen gebrainstormd met enkele van die gasten en nu zal ik het gedicht ‘Banale Dans’ dus herinterpreteren. Dit was één van de weinige opdrachten die ik gekregen heb die een beetje geld heeft opgebracht.

De hele quarantaine, waar we inzitten, is natuurlijk een spijtige zaak. Ik was echt mijn volledige zomer aan het volsteken met optredens. Maar ja, niets meer aan te doen. Wat mij het meeste zorgen baart, is het feit dat veel mensen dit heel snel als het nieuwe normaal beschouwen, constant met een soort van angst door het leven gaan. En ook het constante vitten op elkaar ergert mij mateloos. Ik vrees dat dit nog een lange tijd zal blijven hangen.

'Jonge Plant' is nu overal beschikbaar.

Foto: Silke Eloot

10 juni 2020
Joris Roobroeck