Van Dik Hout - Als je Herman Brood in het echt tegenkomt, is hij nog aparter
De Nederlands band Van Dik Hout heeft een bewogen jaar achter de rug. Het vierde haar vijfentwintigjarig jubileum met een clubtour en een concert in Koninklijk Theater Carré. Daarnaast bezegelde ze het jubileumjaar met de release van een prachtig nieuw studioalbum: 'Eén Nacht Eeuwigheid'. In die vijfentwintig jaar bracht de band negen albums vol nederpopjuweeltjes uit, speelde op de grootste festivals en ging bijzondere samenwerkingen aan. Tijd voor een interview dus! Na afloop van het optreden in de DRU Cultuurfabriek spraken wij met Sandro Assorgia (gitaar, toetsen), Dave Rensmaag (gitaar) en Martin Buitenhuis (zang). Ziehier het grote Van Dik Hout-interview!
Logische vraag om mee te starten: wat zijn de hoogtepunten van vijfentwintig jaar Van Dik Hout?
Sandro Assorgia: Er zijn veel hoogtepunten. Wat ik zelf altijd onthoud, is natuurlijk de eerste keer Pinkpop (1995) en Lowlands (1996), maar bijvoorbeeld Concert At Sea (2018) vond ik ook echt een hoogtepunt. Carré (2019) is er nog eentje.
Dave Rensmaag: Voor ons markeerde Concert At Sea een nieuw begin. Die stond op een gegeven moment in de agenda. We hadden afscheid genomen van Louis (de Wit, drummer, nvdr). Of hij van ons, als je wil. We hadden drie optredens te gaan met Oscar (Kraal, nvdr) en Concert At Sea was het doel. Daar hebben we voor gerepeteerd. Dan moest het goed zijn en dat was het. Het was echt een geweldige dag en voor ons net zo'n belangrijk ding als al die andere hoogtepunten.
Je begint een band en dan ben je plots vijfentwintig jaar verder. Hoe kijk je terug op het jubileumjaar en de voorafgaande vijfentwintig jaar?
Sandro: We zijn natuurlijk vooral heel blij dat we die plaat hebben gemaakt. Het doel was om een nieuwe plaat te maken en daarbij het jubileum te vieren met nieuw materiaal.
Dave: Hoe je op die vijfentwintig jaar terugkijkt? Lastig. Dat is een te groot begrip. En er zit zoveel in die vijfentwintig jaar. Maar dat weet je van tevoren niet. Je hebt geen idee wat het je brengt. We hebben het wel eens gehad over die eerste tour (1994). 'Stil In Mij' kwam uit en dat begon in die zomer te lopen. We gingen toen naar een boekingsbureau. Die ging wel kijken of ze ons op plekken konden zetten. We kwamen bij die eerste plek aan en het was gekkenhuis! Dat eerste jaar, overal volle bak. Toen werd er ook echt overal opgetreden. Dat is, denk ik, tegenwoordig een stuk minder. Elk dorp had toen wel een discotheek waar in het weekend ook gewoon bands stonden. Dat was best wel leuk.
Sandro: Je kon echt dolgeboekt worden. We hebben een jaar gehad dat we dik meer dan honderd optredens deden. Bus in, bus uit. Het begrip geleefd worden kwam toen wel naar boven.
Dave: Vooral in de kroeg erna.
Merk je ook echt een verschil tussen het publiek van toen en nu?
Sandro: Wij waren jong en het publiek was natuurlijk ook een stuk jonger. Dat was één grote symbiose. Zij groeiden op, wij groeiden op. Wij hadden feest, zij hadden feest. Dat zat veel meer in elkaar. We beleven het nu nog super te gek, maar je kan niet zeggen dat het hetzelfde is. Nu is het meer genieten van alles. Toen was het een heksenketel.
Dave: Tijdens de eerste tour stonden we bijvoorbeeld nu al in de zaal mee te drinken.
Sandro: Nu zitten we hier met jou, zonder bier (lacht).
Jullie hebben veel samenwerkingen gedaan. Welke pikken jullie eruit als meest bijzondere?
Sandro: Met Herman Brood ('Pijn', 1996) was natuurlijk wel heel bijzonder, omdat het zo'n aparte kerel was. Het is natuurlijk Herman Brood, maar als je hem dan in het echt tegenkomt is hij nog aparter.
Dave: Daar wordt mij het meest naar gevraagd: “Hoe was dat? Hoe was Herman Brood?” Niemand die dat weet eigenlijk. Herman is een soort mysterie.
Sandro: Het was ook een soort van geest. Opeens was hij er en opeens was hij weer weg. Hij was wel altijd aardig en had veel humor.
Dave: Elke keer moest je je weer opnieuw aan hem voorstellen, want zijn geheugen was niet al te best meer. Maar het was wel heel leuk.
Sandro: “En wie bent u dan weer?” (lacht). Ik weet nog wel dat hij die piano inspeelde voor Pijn, hoe geweldig dat was. Gewoon op een vleugel: “Wat zijn de akkoorden? Oh, ik weet het al.” En dan precies die timing.
Dave: Hij was al eens komen kennismaken en toen hebben we Pijn voorgespeeld. En hij had ook een nummer. Dus hebben we aan twee nummers gewerkt. Toen dacht ik echt: hij kan er helemaal niks meer van. Hij was zo breekbaar en het leek eigenlijk nergens naar. Maar in de studio kwam hij heel anders binnen. Hij zag er goed uit en was scherp. En die hele pianopartij - die "bougiet" als een idioot - speelde hij in één keer in. Daarna voegde hij nog zo'n gil-geluid uit de synthesizer toe. Het was echt heel leuk om mee te maken.
Jullie vertalen wel eens Engelstalige liedjes naar het Nederlands. To Make You Feel My Love van Bob Dylan bijvoorbeeld. Op het nieuwe album staat ook weer zo'n vertaling?
Dave: Op de nieuwe plaat staan er zelfs twee.
Sandro: Wist je dat niet? Een Greep Naar Het Geluk is van Kid Cudi, een Amerikaanse rapper. Oorspronkelijk heet het Pursuit Of Happiness. Die kwam ik tegen en ben het gaan vertalen, omdat ik het zo'n te gek nummer vond. De boodschap was zo geweldig. Het heeft nog best lang geduurd en de stijl waarin we hem nu spelen was een soort van doorbraak.
En de tweede is Zomaar Val Ik, een vertaling van een Glen Hansard-liedje?
Dave: Daar kwam Sandro ook mee aan.
Sandro: Ik kende Glen Hansard niet. Ik zag hem meespelen met Eddie Vedder en dacht: “Wat heeft hij nou voor gekkie meegenomen?” (lacht). Toen ben ik gaan Googlen en vond ik die vent te gek. Ik kwam dat nummer tegen en ben verder gaan zoeken en kwam de versie tegen die hij met een vrouw deed (Markéta Irglová, nvdr). Dat was zo goed. Daar wilde ik wat mee. Ik vond het zo mooi. Ik heb het aan Martin laten horen. Ook dat duurde even, maar op een gegeven moment had Martin die schitterende vertaling en werd het een Nederlands nummer dat ons staat.
Dave: Vertalingen lukken ook niet altijd hoor.
Het lijkt best lastig. Je hebt een Engelse tekst. Hoe benader je dat dan?
Sandro: Je moet het gevoel vertalen, niet de woorden.
Dave: Ook wel de woorden, maar af en toe bekt dat niet lekker.
Sandro: Soms moet je die woorden juist vergeten. Wat raakt mij en hoe zou ik dat dan zeggen? Het mooie van een nummer, dat al bestaat, is dat het dwingende blijft pushen. Je moet het eigenlijk zo benaderen dat je het gevoel en de boodschap vertaalt. Als dat lukt, dan wordt het iets van jezelf.
Ik vind het knap dat die liedjes wel altijd als Van Dik Hout-nummers klinken. Is dat bewust of gaat dat vanzelf?
Sandro: Zodra wij iets spelen, klinkt het als ons. Dat is wel te gek, dat je vijfentwintig jaar met elkaar speelt en weet dat je de sound hebt.
Dave: Maar ook dat is niet altijd zo. Je moet de juiste invalshoek hebben. Een Greep Naar Het Geluk is geweldig gelukt, want het is geen kopie van het orogineel.
Wat mij opvalt is dat elke plaat weer anders klinkt. Tool kwam na dertien jaar met nieuw werk en het ligt direct in het verlengde van de vorige plaat. Hoe kan het dat het jullie wel lukt steeds iets nieuws te doen?
Sandro: We dagen onszelf steeds uit, maar dat moet ook lukken.
Dave: We hebben nu wel anders gewerkt dan voorheen. Normaal werken we naar zo'n twaalf nummers toe. Nu hadden we dertig ideeën en hebben we de afgelopen drie jaar elke dinsdag in de oefenruimte gezeten - Martin, Sandro en ik - om aan die ideeën te sleutelen. Langzaam kristalliseert zich dat ergens uit in de stijl die de plaat meekrijgt. Daar zijn we niet naar op zoek, maar we laten het een hele tijd gisten. Als het een idee van Sandro is, dan drum ik. Als het een idee van mij is, drumt Sandro. En Martin zingt. Een soort van miniband. Dat nemen we dan op.
Sandro: Dat klinkt dan zo (laat een idee voor een nummer horen, nvdr). Dit is dus niks geworden.
Bernard Butler van Suede zei ooit dat hij muziek en tekst meestal gelijktijdig ontwikkelde, maar dat de muziek voor Animal Nitrate er al helemaal stond en zanger Brett Anderson er heel lang niks mee kon.
Dave: Daarom doen wij dat dus met drieën. Het gebeurt wel eens. Bij het één past een idee maar bij het ander niet, omdat het in eerst instantie leuk klinkt maar het er achteraf toch niet bij lijkt te passen. De nummers waarvan we dachten: “Dit is het!”, hebben het juist niet gehaald.
Sandro: Het is een proces. De beste worden het en de mindere vallen af.
Bruce Springsteen heeft wel eens stukken tekst van het ene nummer in een ander geplakt om te kijken of dat werkte, op 'Nebraska' (1982) bijvoorbeeld. Doe jij dat ook wel eens met teksten, Martin?
Martin: Niet op die manier, nee. Meestal zijn ze kant en klaar, gewoon af. Soms verander ik op het laatste moment nog wel dingetjes. Dan schiet mij iets te binnen dat beter is. Maar in principe is alles redelijk afgewerkt.
Dave: Martin plaatst vaak het idee op een stuk muziek. Dan heeft hij instrumentale of tekstideeën en die proberen we te matchen. Als dat lukt, raakt de tekst verder.
Manic Street Preachers-zanger James Dean Bradfield had altijd de muziek al klaar en kreeg dan de teksten van Nicky Wire en Richey Edwards. Dan had hij moeite om die in de akkoordenschema's te proppen. Hierdoor kreeg je hele rare zinsbouw.
Sandro: Dat is ook een creatief proces. Die methode hebben wij ook wel eens gedaan. Dat je of op een tekst muziek maakt of dat je een tekst op bestaande muziek probeert te krijgen. Als dat lukt, is het fantastisch.
Als je de albumcredits bekijkt, bestaat Van Dik Hout nu uit zes bandleden, maar op de foto staan jullie met vieren. Kunnen we drummer Oscar Kraal en toetsenist Patrick van Herrikhuyzen als vaste bandleden zien, gezien de staat van dienst?
Sandro: Wij bekijken het als oprichters en niet-oprichters. Wat hadden we er ook weer bij bedacht?
Dave: Het is moeilijk uit te leggen. Zij horen gewoon helemaal bij de live band. Als Oscar met Milow speelt, hebben wij Ben Bakker. Het is prima dat hij dat erbij doet. Anders zouden we bij hem aandringen om dat niet meer te doen. Daarom zit hij ook niet echt in Van Dik Hout, maar is hij wel onze drummer en is Patrick onze toetsenist.
Martin: Ze zitten er natuurlijk allebei in, maar de oer-Van Dik Hout, dat zijn wij vieren. Patrick zit er al heel lang bij maar doet heel veel dingen ernaast en Oscar ook. Het is een beetje afwegen. Misschien dat we volgend jaar gewoon met zes op de foto staan. De foto was net genomen nadat Oscar bij ons was. Dan zit je nog een beetje te wikken en wegen. Dan kies je voor de originele gezichten. We zien wel hoe het loopt.
Even over Louis. Je speelt bijna vijfentwintig jaar met dezelfde line-up. R.E.M. had heel veel moeite om zonder Bill Berry te spelen. Was het voor jullie wennen om zonder hem te spelen?
Dave: We hebben de afgelopen twee jaar met een nieuwe drummer gespeeld, maar we hebben ook een optreden gedaan met een andere bassist. En dat was vreemder. Een andere drummer voel je echt wel. Bij een bepaalde wending wordt er bijvoorbeeld een beetje vertraagd, omdat hij net iets anders speelt, maar dat went snel. Je voelt ook meteen dat Oscar beregoed is. Het was niet echt wennen, maar wel anders.
Zien jullie jezelf over vijfentwintig jaar nog steeds in de DRU Cultuurfabriek staan?
Martin: Ja.
Sandro: Als het kan wel.
Martin: Gisteren was Hedon, Zwolle. Dat was geweldig. Ik vond vanavond ook helemaal te gek. Als het zo gaat teken ik nog wel voor dertig jaar bij. Serieus.
Dave: Dan ben je wel oud, Martin.
Martin: Ben ik dan tachtig? Potverdomme.
Sandro: Het ligt aan je lichamelijke en geestelijke ingesteldheid. Als dat is zoals nu, dan is het te gek natuurlijk.