The War On Drugs - Ik ben niet bang om één van mijn kindjes om te ruilen

Zelfs na een hele namiddag vragen beantwoorden oogt Adam Granduciel, drijvende kracht achter The War On Drugs, nog fris. Hij heeft dan ook iets waar je mee kan uitpakken: een nieuwe plaat. En ook deze is weer een pareltje geworden.

Ik ben niet bang om één van mijn kindjes om te ruilen



Terwijl hij zijn plastieken, met plakband bij elkaar gehouden cameraatje – “Hiermee heb ik de cover van mijn vorige plaat gemaakt.” – steeds bij de hand houdt, overvallen wij hem een beetje met wat, gezien de titel van de nieuwe plaat, ‘Lost In The Dream’ de meest logische vraag lijkt:

Ben je een dromer?
Adam Granduciel
:(denkt lang na) Zeker, maar geen dagdromer. En ik kan me mijn dromen nooit herinneren.

Ben je iemand die zijn dromen opschrijft als hij ’s nachts wakker wordt?
Ik ben eerder iemand die ’s nachts nat van het zweet wakker wordt. En dan kan ik me mijn dromen nooit herinneren. Maar eigenlijk ben ik wel een dromer, ja. Ik denk dan aan de eerste keer dat ik ooit op reis was, aan opgroeien,…

En komen die dromen dan terug in je muziek, in je teksten?
Absoluut. Thema’s als een uitweg zoeken, je weg terug naar huis vinden, reizen ,… Je leven wordt als het ware een reis op zich. Je ziet jezelf geleidelijk aan veranderen.

Ik schrijf eigenlijk nooit bewust over iets specifieks. Ik ga nooit zitten en begin dan te schrijven over een bepaald onderwerp. Met opzet een nummer over iemand of iets schrijven doe ik niet.

Ik laat het gewoon op me af komen, een paar lijnen. En ik baseer me op het gevoel dat daarmee gepaard gaat. En eens ik dat doorheb, heb ik een specifiek idee van wat de song moet worden. Als de tijd dan vordert, probeer ik de ziel van het nummer te doorgronden en pas ik de teksten daaraan aan. De muziek komt altijd eerst, soms samen met een paar lijnen tekst. Maar dat proces kan ook een paar jaar duren.

Is de klank van de woorden belangrijk?
Heel belangrijk. Als ik een demo van een song maak, verzin ik er de woorden gewoon bij. Dat soort improvisatie levert vaak erg mooi materiaal op. En soms stoot je dan op de klank van een woord. Vaak gewoon maar de perfecte timing. En die timing probeer ik dan in te bouwen in de uiteindelijke tekst. En als ik dan niet het juiste woord vind om die klank te vervangen, blijft die gewoon staan. Dat komt vaak voor.

Voor een buitenstaander zijn je teksten vaak moeilijk te volgen. Zijn ze te persoonlijk?
Misschien wel. Ze zijn persoonlijk, maar ook weer niet te esoterisch. Het zijn ook geen normale rijmschema’s en toch zijn ze ook niet zomaar vulsel. Waarschijnlijk zijn ze niet memorabel “in a cookie way”. Ze maken gewoon deel uit van een groter verhaal. De emoties, die de teksten oproepen, zijn belangrijker dan de inhoud ervan.

Als je dan terug een oud nummer hoort, roept die song dan terug bepaalde emoties op?
Niet echt. Op het moment dat ik de songs schrijf is de tijd, de context waarin ik hem schrijf, van grotere invloed. Bovendien nemen mijn liedjes veel tijd in beslag voor ze echt af zijn. Ik leef dan ook lang in dat liedje. Als ik het dan weken of maanden later opnieuw hoor, word ik niet terug geteleporteerd naar die bepaalde tijd. Het is eerder het gevoel van dat nummer dat terug boven komt.

Soms beginnen mijn songs als schetsen, die pas maanden of jaren later worden uitgewerkt. Bijna als een vroege versie van een idee. Voor het een song wordt zijn het eerder soundscapes. Die integreer ik soms in de plaat om een context te scheppen, om aan te geven waar de song oorspronkelijk vandaan kwam.

Ik heb lang te veel ideeën gehad. Of niet genoeg om ze te kunnen uitwerken tot één geheel. Nu is dat iets eenvoudiger geworden.

Dat het eenvoudiger is geworden, heeft dat te maken met het feit dat je nu een band achter je hebt?
Nee, die band is meer een illusie. Eigenlijk is er niet veel veranderd. We hebben deze plaat niet echt live als een band opgenomen. Het is nog steeds multitracked, gelaagd en geschaafd. Uiteindelijk werkte ik op dezelfde manier als voorheen:  zelf veel instrumenten inspelen, vrienden erbij halen voor bepaalde dingen. Maar ik wou me niet verliezen in effecten en soundscapes. Ik wilde meer emotionele muziek maken, rauwere muziek, muziek ook die eenvoudiger was om te spelen en om daarna te zien groeien. Op het einde van de vorige plaat speelde ik die nummers wel, maar ik voelde me er niet echt emotioneel meer mee verbonden.

Heb je dan te veel je best gedaan voor ‘Slave Ambient’?
Niet echt, dat gebeurde gewoon. Er waren niet echt verwachtingen en ik maakte die plaat uit liefde voor het maken van muziek, voor het opnemen. ‘Slave Ambient’ was meer een genreplaat, geen persoonlijke verklaring of zo. Bepaalde mensen hadden iets met die plaat en dat is ook belangrijk. Al had ik niet het gevoel dat ik daar iets aan bijdroeg.

Hoe weet je dan dat mensen er iets mee hadden?
Ze komen gewoon naar je toe en zeggen dat het album een belangrijke rol speelde bij hun bruiloft, bij die bepaalde rit met vrienden of die dag aan het strand met hun vriendin. Dat voelt een beetje raar en surreëel, maar het is wel een goed gevoel. Vooral raar omdat je geen idee hebt wat het precies is dat ze erin zagen.

De nieuwe nummers deden ons vaak denken aan de eightiesperiode van bands als Fleetwood Mac, Bruce Springsteen, Bonnie Raitt zelfs. Was dat de bedoeling of is het gewoon toeval?
Ik zie wel wat je bedoelt. De pianostukken bijvoorbeeld. Je slaat een toon aan en stuurt die door een octaafdoos, iets dat ik ergens heb opgepikt en dat niemand anders heeft, waardoor die dan 1,1 punt lager wordt.

De productie, die in de jaren tachtig werd toegepast, is mooi. Een song werd toen nog “gevormd”. Er was ruimte voor “sonic ideas”. In de nineties werd gewoon een microfoon voor een versterker gezet en rocken maar. Ook cool, maar ik hou meer van mooie geluiden, van erover na te denken, lagen, achtergronden, … Het is voor mij minstens even opwindend een song op te nemen dan hem te schrijven. Dat is ook één van de redenen waarom het bij mij zoveel tijd in beslag neemt.

Wat zoek jij in muziek waar je naar luistert?
Ik ga voor de song en voor wie het zingt. En ik voel me verbonden met de productie. Tears For Fears als band doet me op zich niks, maar toch hou ik ervan. Ik ben gek op ‘The Hurting’ en hou ook van ‘Songs From The Big Chair’, maar ik voel me niet emotioneel met hen verbonden.

Helemaal anders is het met ‘Blood On The Tracks’ (van Bob Dylan, nvdr), dat voor mij symbool staat voor een breuk in een liefdesrelatie. Dat zijn de songs die ik wil schrijven. Maar ik wil ze ook producen.Ik wil ze tegen een opwindende achtergrond zetten. Ik wil niet gewoon een akoestische zanger zijn. Ik wil er plezier aan hebben om die songs op te nemen.

Doe je productiewerk voor andere bands ook?
Nu word ik iets meer gevraagd. We zijn al een jaar bezig aan een plaat van vrienden uit Massachusets, Sore Eros. Eerst probeerde ik daarbij een andere aanpak aan de dag te leggen, maar uiteindelijk ben ik daarover gaan nadenken en nu wil ik het minstens even goed maken als mijn eigen plaat.

Ga je dan op een  andere manier tewerk dan bij jezelf?
Zij zijn een democratische band. Als er iemand in de band zich niet goed voelt bij een bepaald stuk, zullen ze het opnieuw doen. Bij mij is het eerder: als iemand zegt dat hij het beter zou kunnen doen, dan zeg ik dat dat niet hoeft. Einde verhaal. Ik ben geen tiran, hoor, maar als ik met een song afkom, en iemand gaat die interpreteren, wordt het een heel andere plaat. Dan ben ik dat niet meer.

Je nam de plaat op in meer dan één studio. Hoe blijf je dan gefocust? Hoe maak je je plaat dan tot een geheel?
Ik ging naar studio’s waar ik wist dat er cool materiaal stond of waar de sfeer goed zat. Eigenlijk wou ik wel aan één stuk doorwerken, maar uiteindelijk lukte dat toch niet. In de tijd dat er dan niet gewerkt werd luisterde ik steeds opnieuw naar die songs, dacht ik na over de arrangementen, herschreef ik teksten, dacht ik na over hoe de structuur te veranderen, … Dat heeft dan weer te maken met die illusie van een band die ik wou creëren. Ik wist hoe de song moest klinken. Het was gewoon een kwestie van dat te vinden.

Nooit bang dat je daarin te ver zal gaan?
Ik weet wanneer ik te ver ben gegaan. Iedereen heeft het over zijn songs als zijn het kinderen. Dat geldt ook voor mij, maar ik ben niet bang om eentje in te ruilen voor een ander. Ik laat het als het ware adopteren als ik er eentje vind dat me meer aanstaat. Soms laat ik een bepaalde song vallen, ga ik terug naar de demo en begin van daaruit dan opnieuw.

Betekent dat dat je veel losse eindjes liggen hebt?
Veel dingen die niet afgewerkt zijn, ja. Op deze plaat zijn er drie nummers, die ik niet heb gebruikt. Theoretisch ga ik daar ooit nog wel eens naar terug. Omdat er bijvoorbeeld een mooi stukje toetsen in zit. Maar ik zal ze zeker niet afwerken om als B-kant te dienen. Een album is een geheel en het wordt zo ook gemixt. Losse songs passen daar niet bij.

Je vertrekt in maart op tournee. Met één band of gaat die onderweg veranderen?
De kern van de band zal hetzelfde zijn, maar de drummer zal waarschijnlijk veranderen, ook al wil ik dat liever niet. Je kan makkelijker groeien, een eenheid worden als je samen blijft.

Dus beter komen kijken op het einde van de tournee dan bij de start?
Ja, en hier in België zitten we bijna aan het einde, op 25 mei. Daartegen zal het vast goed zitten (lacht).

Laatste vraag: hoe zit het met dat rare drumeinde van under Pressure?
Wat je daar hoort is het geluid van de drums, dat nog werd opgepikt omdat die nog uit de speakers van de controlekamer kwamen. En ik was daar bezig met een zanglijn en die drums werden zo mee opgenomen, enkel in de linkerkant van de boxen. Normaal doe ik dat nooit.

17 maart 2014
Patrick Van Gestel