The Van Jets - Goed pikken is niet erg

‘Welcome To Strange Paradise’, zo is de vierde plaat van The Van Jets gedoopt en daarin trekken Johannes, Michaël, Wolf en de bij interviews altijd afwezige Frederik je meer dan ooit tevoren in hun eigen universum. Het is geen synthpop en het is geen gitaargeweld, maar iets daartussenin, getrokken door catchy melodieën. Drie jaar zijn er alweer verstreken en dus zijn ook The Van Jets weer veranderd, als mens en als artiest.

Goed pikken is niet erg



Johannes Verschaeve: We zijn minder onzeker. Bij ‘Halo’ durfden we ook al meer uit onze comfortzone komen, maar nu hebben we dat nog meer gedaan. We hebben ondertussen als band ook wat kilometers op de teller; we weten nu wat we waard zijn en we kunnen meer dan ooit doen waar we zin in hebben. Ons bewijzen tegenover onszelf en iedereen anders hoeft niet meer.
Michaël Verschaeve: Deze plaat is veel minder happy dan de vorige, een stuk grimmiger ook.

Het is ook jullie beste tot nu toe. Voelen jullie dat ook zo aan of is voor een artiest de laatste plaat automatisch de beste?
Wolfgang Vanwymeersch: Een nieuwe plaat is je toch altijd het meest dierbaar; het is je jongste kindje. Maar qua sound en productie gaat deze plaat gewoon verder waar we vorige keer geëindigd zijn.
Michaël: Ik denk dat we pas over tien of twintig jaar echt kunnen terugkijken op wat we gedaan hebben. Los daarvan is het toch een must om trots te zijn op wat je net hebt afgewerkt. De dag dat je een plaat maakt en denkt: “Goh, die vorige was toch veel beter”, zit je met een probleem.
Johannes: Onze vorige platen waren telkens de beste platen die we hadden kunnen maken op dat moment. Hier ben ik trots op. Nu!

Ze klinkt ook een stuk coherenter. Is dat het rechtstreekse gevolg van het manifest dat jij de anderen hebt aangereikt, Johannes?
Johannes:
Het heeft vooral te maken met de bril, die we zouden opzetten om het denkkader voor deze plaat te creëren. Ik wilde dat we naar de wereld zouden kijken door de bril van een pretparkbezoeker, waardoor alles ofwel een beetje exotisch ofwel een freakshow wordt. Anders dan anders. Het was zeker niet de bedoeling om depressieve gedachten, ons waanzinige levensritme of de perfectiedrang van de hedendaagse mens en milieuproblemen als moraalridder te gaan bekijken, maar eerder als een soort van Mickey Mouse; met een blik van verwondering.
Michaël: Dat hebben we ook muzikaal geprobeerd. We hebben de grenzen afgebakend waarbinnen we onszelf toelieten om te experimenteren. Waar we op ‘Halo’ vaak voor een spoor extra kozen dat dan in de mix op de achtergrond werd gezet, lieten we dat extra spoor hier gewoon achterwege. We hebben binnen ons eigen kader het minimalistische opgezocht.
Johannes:  We gaan nooit een donkere band worden. Die ludieke aanpak hoort erbij, zowel muzikaal als tekstueel.
Michaël: Johannes en Wolf luisteren ook veel naar hiphop. En één van de elementen, die we daaruit hebben overgenomen, is kleine dingetjes die maar één keer in het nummer terugkomen. Dat hoor je bijvoorbeeld erg fel in Welcome To Strange Paradise.

De tekst van Shit To Gold is best grappig: “To our surprise there’s no fall after the rise / we’re turning shit to gold / It’s on your radio.”
Johannes: Dat nummer is ontstaan in een periode dat ik veel thuis zat te schrijven aan nieuwe nummers. We traden niet meer op en dan had ik als halve grap een soort hiphopnummertje gemaakt waarin ik rhymde: “First thing: miss you guys” naar de anderen toe, en dan “Second is: in my eyes we’re turning shit to gold” en shit is dan ook bedoeld in de hiphopbetekenis van het woord. Maar jouw interpretatie is eigenlijk even valabel. Het is zeker ook een nummer met een knipoog naar het opschepperige in de hiphop.

Er zit nog veel gitaar in de plaat en ze is zelfs als dusdanig herkenbaar, maar nog meer dan ‘Halo’ is dit toch een plaat waarin de synths de toon bepalen. Zullen The Van Jets ooit nog een echte gitaarplaat maken?
Johannes:
Wij denken niet echt meer in termen van gitaarnummer of synthnummer. Bepalend zijn de sfeer en het nummer. Het nummer bepaalt wat we gebruiken; de instrumenten staan in dienst van het nummer. We zullen dus nooit meer vertrekken vanuit de gedachte: “En nu gaan we eens een stevig gitaarnummer maken”. En andersom is de schroom om een synth in een nummer te betrekken ook verleden tijd. We experimenteren met het geluid van de gitaar en het is niet erg als de gitaar klinkt als een synth. Rare geluiden zijn één van onze handelsmerken geworden. De mengelmoes is organisch geworden.
Michaël: We zijn die synth vorige plaat beginnen gebruiken omdat we het gevoel hadden dat we al twee platen in het rood aan het verven waren en ook wel eens blauw en geel wilden gebruiken. Het is een verrijking geweest voor ons geluid.

Wat is een voorbeeld van een nummer dat jullie zelf gemaakt zouden willen hebben?
Wolfgang:
Zowat heel ‘Yeezus’ van Kanye West. Wat een plaat, jongens.
Johannes: Black Skinhead uit die plaat: magistraal. En die plaat van The Child Of Lov, die mysterieuze figuur van een paar jaar geleden. Ik heb dat grijs gedraaid tijdens het maken van de nieuwe nummers. Het is een voorbeeld geweest wat betreft nonchalance en het spelen met stemmetjes. Jammer dat hij overleden is, ik denk dat we daar nog grote dingen van hadden kunnen verwachten.

Jullie staan weer op het hoogste schavot in De Afrekening. Ook Balthazar en K’s Choice hebben daar de afgelopen weken gestaan. Zijn we hier echt uitzonderlijk goed of zijn we gewoon chauvinistisch?
Michaël:
Beide. Een band als Balthazar, daar kan je niet om heen. Zo goed dat die zijn. Of Specks van Bed Rugs, steengoede single.
Johannes: Het is een cliché, maar het is wel waar: in België maken we heel veel heel verschillende dingen omdat we op het kruispunt liggen van verschillende invloeden en culturen. Het is ook opnieuw ok om Belgisch werk goed te vinden. Dat is ooit anders geweest. En er zijn heel veel goede bands: Oscar & The Wolf, Balthazar, Bed Rugs, Sore Losers, SX, … Het lijstje blijft maar doorgaan.
Michaël: Oscar & The Wolf in het Sportpaleis: dat is ongezien. Clouseau ja, maar zo’n indieband?

Jullie hebben trouwens met dezelfde producer gewerkt als Oscar And The Wolf.
Johannes:
Leo Abrahams, inderdaad. We hielden van wat hij met ‘Entity’ gedaan had, de aandacht voor details in die plaat, maar ook zijn werk met Wild Beasts is de moeite. Ik ben ontzettend fan van de sound van Wanderlust.
Michaël: Of ‘Caustic Love’ van Paolo Nutini. Die zit vol interludes en stemmen die op zich geen functie hebben in de nummers, maar de plaat wel iets aparts geven.

Er huist zowel muzikale als tekstuele verwantschap in ‘Welcome To Strange Paradise’. Mogen we dit dan ook een conceptplaat noemen of is dat net een brug te ver?
Johannes:
Het is een plaat met een stevige, rode draad en een kader, maar je kan niet elk nummer herleiden tot die rode draad of inpassen in dat kader. Hier en daar kleuren we ook buiten de lijntjes die we zelf gesteld hebben. Het kan ook gewoon toeval zijn: Two Tides Of Ice komt bijvoorbeeld uit ‘A Short History Of Nearly Everything’, het boek van Bill Bryson. In een bepaald hoofdstuk zegt Bryson daar dat de einde van de vorige ijstijd toevallig samenviel met de explosie die tot onze beschaving heeft geleid en dat het nu ongeveer tijd is voor de volgende ijstijd. Dat verhaal paste wel in ons idee van een bende mensen die het paradijs maakt op Aarde en uiteindelijk de ondergang tegemoet gaat. Ik leen wel vaak kleine elementjes uit van die Jongens & Wetenschap-achtige boeken. Een ander voorbeeld: Lady Lazarus is een titel die ik rechtstreeks gepikt heb van een gedicht van Sylvia Plath.

Goed pikken is niet erg.
Johannes: Picasso zei het ooit als volgt: “Good artists copy, bad artists steal.” Daar sluit ik me graag bij aan.

15 april 2015
Geert Verheyen