The Scene - Heel mijn leven ben ik bloednerveus geweest voor optredens

The Scene is opnieuw springlevend. De band stelde vorige week zijn nieuwe album ‘Code’ voor. We spraken met zanger, muzikant en schrijver Thé Lau over de plaat en het opnameproces. Dat het een echte gitaarplaat geworden is en dat de groep voor het eerst ook werkt met samples en koorzang blijkt vooral met toeval te maken hebben.

Heel mijn leven ben ik bloednerveus geweest voor optredens



Gefeliciteerd met jullie nieuwe plaat. Ze klinkt als The Scene anno 2012, maar dan met de vinnigheid en gretigheid van de beginjaren.
Thé Lau: We wilden ook echt dat ze zo zou klinken en hebben op dezelfde manier gewerkt als bij 'Blauw' en 'Open'. Met dat verschil dat we nu de oefenruimte moesten volstouwen met opnameapparatuur. In een studio werken is immers haast niet meer betaalbaar. De boekhouding gaf ons ook maar vier dagen om de plaat op te nemen. Maar die beperking bleek voordelen te hebben. Eén ervan was dat we moesten doorwerken. Kwam er vroeger nog wel eens wat drank op tafel tijdens de opnames, dan gingen we nu pas aan de borrel als het werk van die dag echt afgelopen was. Verder was er slechts één regel: dat de moderne, technische middelen pas ingezet mochten worden op het moment dat de opnames gedaan waren. Alleen bij de postproductie dus.

De gitaren staan ook weer helemaal op de voorgrond.
Dat het een gitaarplaat is geworden  komt vooral doordat onze toetsenist er niet bij was. Die is heel ziek geweest, waardoor we naar middelen moesten zoeken om zijn afwezigheid op te vangen. Dat is ook waarom we met samples en koortjes gewerkt hebben.

Dat ongelukkig toeval heeft dus een grote rol gespeeld.
Inderdaad, toeval speelt wel vaker een rol in de muziek. Het beroemdste verhaal is dat van Glenn Miller: doordat zijn trompettist op een avond ziek was, liet hij de klarinet de rol overnemen en zo is de karakteristieke Millersound ontstaan.

Hopelijk gaat het intussen weer beter met toetsenist Otto Cooymans?
Naar het zich nu laat aanzien, gaat het de goede richting uit. Wat we met de samples hebben gedaan, kan met wat geluk ook een nieuwe uitdaging voor hem zijn. Het zal hem een hoop werk geven. Hij moet dat namelijk allemaal met de hand spelen. Bij heel wat rockbands is het zo dat er achter de schermen heel veel gebeurt dat je niet ziet. Dat kan echt niet bij ons. Ik ben blij met je opmerking aan het begin van dit interview want die toont aan dat we in ons opzet geslaagd zijn. Live moet het even goed gaan klinken als op de plaat. Wat dat betreft zijn we ouderwets: als we optreden mogen er geen bandjes meelopen.

In een interview uit 1988 zei je dat je jezelf in de eerste plaats een gitarist vindt. Is dat nog zo?
(Lachend) Een interview uit 1988 dan nog wel? De balans is ondertussen wel iets gewijzigd. Maar het type zanger dat ook een beetje een instrument speelt, zal ik nooit worden. Voor mij is muziek maken nog steeds het belangrijkste. Zingen is alleen maar iets dat ik ben gaan doen bij gebrek aan een zanger in de band. In mijn jeugd werd door de meeste mensen op mijn stem gereageerd alsof ik een lelijke neus had en uiteindelijk voelt dat dan ook zo. Maar ik ben blij dat ik heb doorgezet, ook al ben ik eigenlijk veel te verlegen voor de rol. Toch helpt die verlegenheid ook wel op een bepaalde manier. Veel mensen vinden dat uiteindelijk aantrekkelijker dan een gelikte act.

De vraag had ook te maken met het feit dat de teksten op ‘Code’ buitengewoon sterk zijn. Voel je je ondertussen ook meer een schrijver?
Ik ben voor het eerst helemaal tevreden over de songteksten. Er hebben echt aan aantal gelukkige toevalligheden gespeeld bij deze plaat. Degene die de plaat mixte werkte heel langzaam. Daardoor kon ik tot op het laatst nog dingen aan de tekst veranderen. Bij mij is het zo dat de eerste versie van een tekst altijd slecht is, met misschien maar één goede zin. En pas ergens tussen versie zestien en vierentwintig komt het moment dat er niets meer is dat me stoort. Dat is een proces dat tijd nodig heeft. Bij alle vorige platen zijn er nog steeds enkele zinnen waarvan ik merk dat ze niet goed lopen of - erger nog - niets meedelen. Nu heb ik er dieper kunnen induiken en dat hoor je.

Over schrijven gesproken. Je roman 'Hemelrijk' dateert alweer uit 2004. Werk je aan een nieuw boek?
Ik ben toch al vijftig pagina’s ver (lacht). Dat is al een kwart boek. Het komt er wel. Ik heb gemerkt dat je voor een song moet gaan zitten. Je duikt een soort korte tunnel in en als je er uitkomt, moet het er zijn. Een roman is toch meer iets dat met je meewandelt, waar je vaak aan denkt. 

Bij de eerste platen van The Scene was de productie in handen van Rick De Leeuw. Je laatste soloalbums produceerde je zelf. Waarom koos je nu Emile den Tex als producer?
Met Emile heb ik als zeventienjarige nog in een groepje gespeeld en hij was ook de producer van ‘Arena’. Ik had zelf niet meteen aan hem gedacht bij deze plaat, maar iemand liet zijn naam vallen. En ook dat is weer één van die gelukkige toevalligheden. Want hij heeft een opnametechniek gebruikt, die begin jaren zeventig  toegepast werd door een legendarische Engelse engineer, die met Led Zeppelin en de Stones werkte. Ik was meteen ontzettend enthousiast. Toen we de eerste takes beluisterden, viel meteen op hoe goed met name de drums klonken. En dat alles zonder grote ingrepen. Het gaat bijvoorbeeld over het op de millimeter nauwkeurig richten van de microfoon. Ik ben dol op die ouderwetse methodes en vooral op de mix van nieuwe en oude technieken.

Ook je stem klinkt bijzonder goed.
Dat komt vooral omdat ik met roken ben gestopt, dat ging gewoon niet meer met het zingen. Maar verder speelt het toeval ook hier weer een grote rol. Ik heb in Nederland een hit gehad samen met rapper Lange Frans. Die attendeerde me op een Chinese microfoon, een nabouw van een oude Duitse, niet meer te betalen microfoon.  Dat is ook weer oude techniek en het effect daarvan hoor je echt.

Je zingt ook mee in de koortjes.
De koorzang was een andere oplossing om het gemis aan keyboards op te vangen. Een zanger die in zijn eigen koor zingt, was voor mij taboe. Maar in Water En Vuur vond ik een rechtvaardiging om het toch te doen in de tekst. Wat natuurlijk hielp is dat Emile den Tex van huis uit een zanger is. Met The Scene hebben we niet echt een gouden arsenaal aan stemmen, maar met hem erbij werkte het wel.

Er hebben echt zo veel toevalligheden meegespeeld. We hebben vroeger wel eens platen gemaakt waarbij er heel veel dingen misliepen maar bij deze plaat zat er zoveel mee.

Het nummer En dan is een prachtige ode aan de muziek.
Dat is een song van Otto, die hij schreef voor de verjaardag van zijn moeder. Ik wou absoluut  dat er iets van hem op de plaat stond. Ik heb er een nummer over muziek van gemaakt, meer bepaald over de muziek uit mijn kindertijd. Ik had een transistorradio van mijn ouders gekregen en lag ’s nachts onder de dekens met mijn oor tegen de speaker te luisteren naar Radio Luxembourg. Otto was niet in staat om de song mee op te nemen en ik kon het hem toen niet vragen, maar ik ging er van uit dat hij dat ook ooit had meegemaakt. De foto op de hoes is ook van zijn hand, hij is een hele goed fotograaf.

‘’Hoe meer de zender kraakt, hoe meer hij je zal raken’’. Dat lijkt niet alleen toepasbaar op de muziek maar ook wel op het leven.
Zo had ik er zelf nog niet naar gekeken. Voor mij ging het echt zuiver over muziek en over hoe de beleving van klank altijd gepaard gaat met vervorming en afstand. Maar goed, hou maar vast aan jouw invulling. Ze is beter dan de mijne (lacht).

Je verwijst in dat nummer ook naar je muzikale helden? Wie zijn dat?
De eerste waren The Beatles en dan vooral John Lennon, later ook Bob Dylan. Van Steve Winwood  ben ik een tijd een verstokte fan geweest. Jacques Brel is er zeker ook bij. Er waren een hele reeks helden, maar voor mij was het wel een soort bevrijding dat ik merkte dat ik creatief niet meer bij iemand aan de hand hoefde te lopen, maar dat ik het zelf kon. Wat nu plots bij me opkomt is dat het wel allemaal muzikanten zijn die verbonden zijn met Amerikaanse blues.

Samen met Stef Kamil Carlens zing je Mooi, een nummer van zijn hand. Het had even goed een song van The Scene kunnen zijn.
Dat voel ik ook zo aan. De tekst vind ik prachtig en de muziek heeft diezelfde repeterende soort betovering. Hoe hij het nummer zingt, dat vind ik echt subliem. Dat is namelijk wel van op afstand gebeurd: hij had geen tijd en heeft het bij hem thuis ingezongen. Toen ik die opname binnenkreeg gaf dat meteen een wow-gevoel.

Samen met gitarist Alan McLachlan toer je ook met het programma ‘Water En Vuur’, een soort “The Scene Unplugged”, waarbij de toehoorders nummers mogen aanvragen.
Het fijne is dat het niet alleen de obligate nummers zijn die gevraagd worden. Er komt elke avond ook wel een verzoek, dat we niet verwachten, waardoor we in de pauze weer even moeten gaan repeteren.

Je lijkt echt plezier te beleven aan die concerten.
Ik heb vorig jaar een schakelaar omgedraaid. Ik ben heel mijn leven tot bijna kotsens toe zenuwachtig geweest voor optredens. Op een gegeven moment was ik al die rituelen, die er aan vooraf gingen, echt beu. Toen ik ging nadenken waar die vandaan kwamen, kwam ik erbij uit dat ik gewoon bang was om door de mand te vallen. Nu denk ik: ik ben wie ik ben en iedereen mag dat zien. Ze moeten me maar nemen zoals ik ben. Tegenwoordig speel ik veel losser, ik vind het zelfs bijna leuk om te doen.

Dan wensen we je nog veel plezier en veel succes met de nieuwe plaat.

18 maart 2012
Else Van Doorslaer