The Dream Syndicate - Als in een open huwelijk na wat ronddollen terug samen komen
Steve Wynn prefereerde een dagje Brussel, maar het werd een zoomsessie vanuit de duffe hotelkamer op Schiphol net voor het tweede deel van diens solotour. Het eerste deel van de tour ging door Nederland en België en liet een spoor na van opgeluchte fans die eindelijk weer eens konden genieten van een avondje topsongs van de übersympathieke New Yorker. De man is een behoorlijk bezige bij, want terwijl hij zijn solostrapatsen vervolledigt, is hij ook alweer een ronde interviews aan het doen omtrent de nieuwe langspeler van The Dream Syndicate, 'Ultraviolet Battle Hymns And True Confessions'.
Gefeliciteerd, het is een prima plaat geworden.
Steve Wynn: Dankuwel, zeer fijn om te horen. Ik denk dat we er heel goed in geworden zijn om The Dream Syndicate te zijn, een vaardigheid die we na veertig jaar behoorlijk goed in de vingers hebben (lacht). Ik wil niet denigrerend zijn over onze beginperiode, want dat was een ongelofelijk trip, maar nu weten we beter hoe ver we kunnen gaan en waar we best in zijn en toch nog The Dream Syndicate te zijn. In de laatste vijf jaar maakten we vier nieuwe platen en het verloopt zo gemakkelijk en in een opperbeste sfeer. We hebben echt goed geleerd welke groep we willen zijn en hoe we kunnen experimenteren. We gingen heel erg ver op 'The Universe Inside' uit 2020. Dat deden we nooit eerder, terwijl we ons toch heel erg comfortabel voelden bij die nieuwe vormen en songstructuren.
Stel dat je terug twintig zou zijn. Zou je dan opteren voor de eerste of voor de tweede versie van The Dream Syndicate?
Wel, dat is als 'Sophie’s Choice'. Een verschroeiende keuze want ik hou van beide periodes om verschillende redenen. Wat er in de jaren tachtig gebeurde, was ongelofelijk opwindend, want als muzikant ervaar je nooit meer al die eerste keren: de eerste keer in een studio, de eerste keer dat mensen je muziek waarderen, de eerste keer dat mensen naar je show komen en je nummers oprecht kennen, de eerste keer dat je je muziek op de radio hoort, de eerste keer dat je een positieve recensie leest, ... Al die dingen zijn zo bijzonder de eerste keer.
The Dream Syndicate in de tweede versie is een compleet ander verhaal. Nu kennen we ook nog opwindende momenten, maar het doet plezier dat mensen ook de nieuwe versie waarderen. Het is anders, maar we genieten van elk aspect. In het bijzonder dat we een idee in ons hoofd hebben en dat in de studio gemakkelijk kunnen vertalen. Dat was de eerste keer niet zo eenvoudig. Toen waren we vooral onder de indruk van de gekke dingen die ons in de schoot vielen, terwijl er nu meer vastberadenheid en visie is over onze output.
En tussen de twee periodes gebeurde er ook heel veel in ons persoonlijke leven met tal van andere activiteiten. Met andere mensen waardoor we nu met meer ervaring en krassen op de ziel kunnen genieten van de dingen die ons overkomen. Een beetje zoals een open huwelijk waar we, na wat ronddollen, terug bij elkaar komen met meer levenswijsheid.
Deze plaat is ook heel anders omdat, toen we ze maakten afgelopen zomer, we meer dan anderhalf jaar niet bij elkaar gekomen waren door dat verdomde virus. We speelden geen enkele show en door de lockdown konden we elkaar niet zien en ook geen muziek maken met wie dan ook. Dat was een zeer zware periode en toen we elkaar uiteindelijk terug zagen, voelden we heel goed aan hoe hard we dit allemaal gemist hadden. Die intense waardering voel en hoor je aan de plaat: "Hey guys, we missed you!" Dat bijpraten bij een biertje en dan weer in een studio belanden om - eindelijk - nieuwe dingen te kunnen doen was behoorlijk magisch.
Het eerste nummer dat ik de groep voor de voeten gooide was de openingstrack Where I’ll Stand en ik overdrijf niet, als ik zeg dat na achttien maanden alles onmiddellijk in een definitieve plooi viel. De versie, die op de plaat staat, is ook de eerste take die we opnamen. We waren zo hongerig en opgewonden om opnieuw muziek te maken dat alles lukte. Ik voel nog altijd de frisse energie en de opwinding, als ik het nummer hoor.
De eerste minuut van de plaat voelt aan als een nummer van een jaren-zeventig-Krautrockgroep. Is er affiniteit met het genre?
Zeer zeker! Uiteindelijk komt onze groepsnaam uit die richting. Iedereen denkt dat die naam uit de sixties kwam, de groep van de minimalistische componist La Monte Young, maar het is een zinspeling op de plaat uit 1973 van Tony Conrad & Faust: 'Outside The Dream Syndicate'. Onze bassist, Dennis Duck, die iets ouder was dan de rest van de groep, was van in het begin een muziekkenner, de professor die ons dingen leerde kennen. Hij had een bredere kennis van muziek en hij zette ons op weg naar Can, Neu! en Faust, waardoor wij met verstomming werden geslagen. Ik bedoel maar: Faust speelde één akkoord twintig minuten lang en dan was het nog opwindend. Dus het was zelfs van in het begin een invloed. Dat kan je al horen in Halloween van 'The Days Of Wine And Roses' uit 1982, maar nu jongleren we nog veel vlotter met die Krautrockelementen. Het is nu eenmaal een onlosmakelijk deel van wat we zijn.
Ook opvallend is dat je na bijna veertig jaar samenwerken nu pas een song (Trying To Get Over) samen schrijft met Dennis Duck?
Inderdaad vreemd, na veertig jaar. Dennis is zelf een gedreven songwriter die voor The Dream Syndicate al componeerde en zong voor zijn groep Human Hands, een groep die ik al ging zien voor ik hem leerde kennen. Hij was het gewoon om de leider te zijn, de centrale spil van een groep. Toen hij The Dream Syndicate vervoegde als drummer, was hij gelukkig om als backingmuzikant te werken. Hij was te bescheiden om mij zijn songs te presenteren. Hij was zo gelukkig om samen met bassist Mark Walton een goede groove te ontwikkelen waarin mijn songs perfect gedijden. Ook vandaag nog! Niets maakt deze mannen gelukkiger dan het vinden van de perfecte groove.
Ik ben een gitarist en heb een andere mentaliteit en leg een ander accent. Gitaristen zijn vreemde beestjes (lacht). Dennis en Kendra Smith plaveiden in de begindagen het perfecte pad voor de gitarist die helemaal uit de bol kon en mocht gaan. En dat werkte voor The Dream Syndicate. De mensen, die ons nog altijd als een "gitaargroep" of "garagegroep" bestempelen, hebben niet goed geluisterd, want The Dream Syndicate is vooral een grooveband op zoek naar een cirkel, een cyclus, een patroon. En daar blijven we heerlijk op hameren. Dan zijn we op ons best.
Het feit dat jullie sound tegenwoordig meer uitgebalanceerd en gelaagd klinkt, is dat dan louter ervaring?
Waarschijnlijk. Het is niet iets waar we bij stil staan. 'The Universe Inside' bevatte alles wat we ooit leerden, alles wat we doen en waarvan we houden, iedere plaat waarvan we hielden, iedere show die we ooit speelden en toch was dat geen vooropgezet plan. Het was allemaal improvisatie, gestart vanuit een "free form jam". Het was niet zo dat we eerst gingen vergaderen over welke plaat we gingen maken. We planden helemaal niets, we deden het gewoon. Als je al lange tijd muziek speelt en je neemt een gitaar op en speelt voor je vrienden, dan komt alles wat je ooit deed op één of andere manier terug. Ik probeer nog steeds gitaar te oefenen. En al doende kom je toch weer bij nieuwe dingen uit en hoor je nieuwe songs en structuren. Alles wat ik ooit deed, komt op een vreemde manier terug op tafel in een andere vorm en ik heb doorheen de jaren al heel wat tafels versleten.
Laten we even inzoomen op enkele opvallende songs op de nieuwe plaat. The Chronicles Of You is een song waarin je refereert naar “the grave”. Is dat iets waarmee je bezig bent, sterfelijkheid, onze tijd op deze aardkloot?
Uiteraard hebben we de afgelopen periode meer tijd en gelegenheid gehad om daarover te piekeren. Met Covid zijn we allemaal een beetje gestorven. Of zoals the Beatles zongen in She Said She Said: "I know what it’s like to be dead". Dat is een beetje wat ons de afgelopen twee jaar overkwam. Het rukte ons weg van alles waarvan we hielden. Dat was in mijn gedachten toen ik The Chronicles Of You neerpende. Maar het is ook een song over obsessie, over zo in je eigen wereld verwikkeld zijn dat je niet meer ziet wat er buiten gebeurt. Soms vergeet ik ook wat de drijfveer is van een song en als het dan uitkomt en je hoort een interpretatie van iemand anders, zeg ik meestal ook dat hij of zij waarschijnlijk gelijk heeft. Als ik schrijf voor The Dream Syndicate, zoek ik naar een balans waar er toch nog voldoende vluchtgaten zijn waardoor de luisteraar een eigen weg naar binnen kan vinden.
Veel componisten schrijven knappe, verhalende songs met een sterk narratief - Woody Guthrie of de vroege Bob Dylan - waarbij je rustig achterover kan leunen en luisteren naar het verhaal dat je vaak nog iets probeert te leren. Mijn favoriete insteek is anders: ik probeer een beeld neer te zetten, ik schilder, ik toon een sfeer. Je geeft enkele details, maar niet alles. Net genoeg om jou als luisteraar te prikkelen, maar niet genoeg om alles te weten. Zij moeten ook werk leveren. Ik vergelijk het vaak met door een raam naar binnen kijken in een ruimte waar een wild feest plaats vindt, maar het raam is bestoft en er hangt rook en mist. Het ziet er fantastisch uit, maar je ziet niet alles wat er gebeurt. Of beter nog: je ziet elke keer andere dingen. Dat is meestal zo bij mijn favoriete songs en dat is ook hetgeen ik wil bereiken in mijn eigen werk.
Wij hadden het nogal voor Beyond Control dat begint als een soort van David Sylvian-nummer dat onderweg Lou Reed tegenkomt. Kan je je daar iets bij voorstellen?
Ik hou van de referenties. Het is een grappige song want het is er één die ik samen schreef met onze toetsenman Chris Cacavas. Hij schreef, net als ik, nogal wat af tijdens de pandemie. Bij het begin van de pandemie stuurden we één en ander op en af. Hij verbleef in Duitsland en het begon als een grap. Maar toen hij de muziek voor Beyond Control stuurde, was ik diep onder de indruk en smeekte ik of ik dat mocht hebben om daar een tekst overheen te schrijven, hetgeen hij gelukkig toeliet.
In de studio kwam ik erachter dat de demo, die hij maakte, zo goed was dat we hem in de hoofdtelefoons speelden en tezelfdertijd meespeelden om in de mood te raken. En als bij wonder was de eerste opname alweer de juiste en ook degene die op de plaat terechtkwam. Want op het moment dat Dennis Duck invalt met de drums, wisten we niet dat dat ging gebeuren, maar het was perfect. Ook dat is ervaring: van een spacy progrockintro naar een voldragen rocksong in een paar minuten. Je hoort de groep perfect op dat moment inspelen en genieten. Heerlijk!
We namen de plaat oorspronkelijk op als kwartet omdat Chris Cacavas door de pandemie nog niet in de VS geraakte. We stuurden na elke opnamedag tegen middernacht de opgenomen tracks door naar Duitsland. Hij werd ’s morgens wakker en ging onmiddellijk aan de slag om zijn bijdrage te doen. Wonderlijk, want het klinkt alsof hij steeds bij ons was, hetgeen niet het geval was. Wij namen op terwijl hij sliep en hij nam op wanneer wij sliepen. Niet helemaal maar toch bijna in real time. Misschien moeten we zo ook optreden (lacht): spelen als hij slaapt en omgekeerd.
Het zal in ieder geval een serieuze uitdaging zijn om deze songs live te spelen.
Ik weet op dit moment nog niet juist hoe we dat gaan flikken. We speelden enkel Where I’ll Stand live. Maar we gaan wel een manier vinden. We zijn in ieder geval weer gretig om deze plaat live te presenteren. Normaal zouden we acht mensen nodig hebben om dit live te spelen, maar we zoeken wel een manier om het met ons kwintet tot een goed einde te brengen. En dat zal in oktober hier in België gebeuren, als alles meezit.
Eerst was er de pandemie en nu is er weer die oorlog, die de wereld bezighoudt. Wat voor effect zal dit hebben op de muziekwereld?
Het is vreselijk en bijna onmogelijk te voorspellen. We zijn allemaal met elkaar verbonden op elk moment en het gebeurt allemaal ogenblikkelijk met de huidige mediakanalen. De eerste weken van de invasie in Oekraïne gaven een zeer vreemde verbondenheid, aangezien ik van Oekraïense afkomst ben: mijn grootouders emigreerden tijdens de tweede wereldoorlog naar Amerika. Ik kon me geen moment losmaken van het nieuws en eigenlijk is dat al een paar jaar aan de gang. Het begon al met het presidentschap van Trump, daarna volgde de hele covidmiserie en nu weer deze oorlog. We worden keer op keer neergeslagen en staan ternauwernood weer recht.
Het voelt in die omstandigheden futiel en bijna onmogelijk om een song te schrijven, om een plaat op te nemen of te gaan touren. Hoe moet ik over drie dagen een podium op wandelen in Griekenland, terwijl even verderop een vreselijke oorlog plaats vindt? Maar op hetzelfde moment heeft kunst altijd een doel. En dat is om de mensen te geven wat ze vragen: moed, een manier om te verbinden, een manier om de dingen te begrijpen. Hopelijk doet muziek dat. De overlevingsdrang primeert en je weet nooit wat de volgende schok gaat zijn, maar we krijgen momenteel de ene klap na de andere. Ik heb het in ieder geval tijdens mijn leven nooit meegemaakt. Ik was te jong om de Viëtnamoorlog bewust mee te maken, we maakten de vreselijke Richard Nixonperiode mee, we overleefden 9/11, maar dit is toch zonder voorgaande. De enige manier voor mij is de mensen te geven wat ze willen en niet in een hoekje kruipen en mezelf te verstoppen. We moeten altijd weer verder, maar het is niet gemakkelijk.
Om het over compleet andere boeg te gooien: zijn je "desert island discs" vandaag dezelfde als pakweg dertig jaar geleden?
Dat is altijd een boeiend onderwerp voor muzikanten: wat zijn jouw tien geboden en zijn het dezelfde als de mijne? En voor mij zijn het eigenlijk nog altijd dezelfde, waar ik graag naar terug grijp en die me troost bieden: ‘Exile On Main Street’, ‘Marquee Moon’, ‘London Calling’, ‘There’s A Riot Going On’, ‘Lola vs. Powerman And The Moneygoround Pt.1’ en zo verder. Maar ik hoor ook nog altijd nieuwe dingen, die me opwinden maar op een andere manier. Op de vlucht naar Europa luisterde ik naar de laatste van Daft Punk: een behoorlijk mainstream plaat, maar het is wellicht één van de beste dingen die ik de laatste tien jaar hoorde, maar toch... Ik hoor deze tien tot twintig keer, maar die ‘Marquee Moon’ beluisterde ik honderden keren. Dus de vluchtigheid was destijds toch veel minder hoog. Die obsessieve manier van luisteren komt wellicht nooit meer terug.
Ik ben wel zo eerlijk om te zeggen dat ik mijn eigen platen veelvuldig beluister om ervan te leren en ik ben nog altijd geneigd om dingen te veranderen en aan te passen. Wel ben ik in de pandemie weer intens naar de radio beginnen luisteren, in het bijzonder naar WFMU, een station met dj’s die veel meer van muziek weten dan ik en ik leer er elke keer weer iets van bij.
Zijn er nog jonge artiesten die je met verstomming slaan en je harder doen werken?
Zeer zeker. Alles wat Wilco en Jeff Tweedy solo doet is een voor de hand liggend voorbeeld. Hij weet me elke keer weer te pakken. Ook het werk van Dr. Dre is fascinerend. En het is niet zo dat ik trendy wil lijken door hiphop te vernoemen, maar het inspireert me in mijn eigen werk. 'Donuts' van rapper J Dilla is een plaat die me bij het nekvel greep en die me op een vreemde manier inspireerde. Met name omdat het een psychedelische plaat was die een eigen wereld, een nieuw universum bouwde. En dat is wellicht wat me boeit: een plaat is geen collectie nummers, maar een wereld op zich en dat heeft 'Donuts' dan weer gemeen met 'Exile On Main Street'. Als je dat lukt, ben ik helemaal mee.
Het Dream Syndicate-werk van de laatste jaren heeft ook een hoog soundtrackgehalte. Hebben ze je daarvoor nog niet gepolst?
Maar dat is al gebeurd, hoor. Er is een Noorse regisseur, Øystein Karlsen, waarvoor ik muziek maakte voor de tv-series 'Dag' en 'Exit'. Dat was bijzonder opwindend, maar ik moest het leren, terwijl hij draaide. Het is hoe dan ook zeker voor herhaling vatbaar. Een nieuwe manier van werken, waarbij ik kleine stukken moest leveren op vraag. En dat was ik niet echt gewend. Ik moet ook binnen een groep compromissen maken, maar uiteindelijk heb ik het laatste woord. Hier was hij de baas. En als ik dacht de meest spannende Martin Scorcese-muziek geleverd te hebben, was hij soms terughoudend en dan weer enthousiast over dingen, die ik eerder middelmatig vond. Maar hij is de baas en het werkte perfect. Het is zijn film en zijn werk. Hij werkt met beelden, net zoals ik ook met beelden werk, maar bij mij ziet niemand die. Ze komen op de wereld als klank.