Sophia - De donkerte is niet langer mijn vaste metgezel

Zelden hebben we een meer innemend mens ontmoet dan Robin Proper-Sheppard, de man die ondertussen al twintig jaar opereert onder de naam Sophia. Enthousiast ook, blij dat hij eindelijk nog eens interviews kan geven. Zijn vorige plaat dateert immers al van zes jaar geleden en deze – ‘As We Make Our Way (Unknown Harbours)’ had hij eigenlijk zo’n twee jaar geleden al af willen hebben.

De donkerte is niet langer mijn vaste metgezel



Robin Proper-Sheppard: In al mijn enthousiasme was ik te laat voor mijn eerste interview vanmorgen. Ik wilde nog een nieuwsbrief uitsturen naar de fans waarin ik een nieuw nummer heb gedeeld en deze gesprekken heb aangekondigd. Ik vind dat contact met de fans erg belangrijk. Ik wil dat zij als eerste een nieuw nummer kunnen horen of tickets kunnen bestellen voor een nieuwe show, soms tot onvrede van mijn labels. Dan hangen ze aan de telefoon en zijn ze boos. “Waarom heb je dat nummer nu al vrijgegeven? We wilde dat volgende week pas online zetten”; dat soort dingen.

Maar goed, laten we hier beginnen. Van één vraag ben ik nu al zeker dat ik ze ga krijgen: "Waar heb je al die tijd gezeten?"

Vooruit dan maar: waar heb je al die tijd gezeten? Er was een concert aangekondigd voor november 2013, dat je uitgesteld hebt naar maart 2014 omdat de plaat nog niet af was. In maart 2014 kwam je wel spelen, maar zonder nieuwe plaat. Die zou voor de zomer zijn, klonk het toen. En toen hoorden we lange tijd niets meer, tot nu: lente 2016.
Proper-Sheppard:
(lacht) Wel…zoals de meeste mensen ondertussen al wel weten, ben ik een Amerikaan die al lange tijd in Brussel woont. Ik vind het fijn hier. In 2011 ben ik gearresteerd door de Belgische politie omdat mijn "artist residency" niet goedgekeurd werd. Ik moest dus een nieuwe aanvragen en het heeft de bevoegde autoriteiten (benadrukt) twee jaar gekost om die te weigeren. Het was niet dat ze me hier niet wilden, maar wel dat je de aanvraag blijkbaar moest indienen vanuit je thuisland. Vandaar: terug naar Los Angeles. Daar ben ik tien maanden gebleven.

Als ik eerlijk ben, heb ik die administratieve rompslomp als een soort van excuus gebruikt om mijn plaat niet af te maken of om er alleszins minder intens mee bezig te zijn dan had gemoeten. Teruggaan naar Los Angeles is uiteindelijk goed geweest want het was voor het eerst in vijftien jaar dat ik echt terugging naar de Verenigde Staten. Ik had er niets meer, verbleef er in een appartement dat je evengoed een krot zou kunnen noemen en al die omstandigheden samen deden me stilstaan bij mijn leven en deden me afvragen: “Waar ben ik in godsnaam mee bezig?” En belangrijker: “Waar wil ik naartoe?” Ik ben als een gek beginnen schrijven in Los Angeles. Zelfs tot de dag waarop we de plaat zouden afwerken, tijdens het mixen, kwam ik met nieuwe nummers af waardoor ik er dan weer andere vanaf gooide.

Aha, dus jij weet hoe Kanye West zich voelde.
(lacht) Met dat verschil dat ik ergens las dat het Kanye lukte om teksten te schrijven voor drie nummers op één dag terwijl hij tussendoor nog wat publieke verschijningen maakte met Kim Kardashian. Dat lukt mij dus niet, nooit, never.

Twee nummers die nu ook op de plaat staan, heb je in 2014 in de Botanique ook al gespeeld: It’s Easy To Be Lonely en The Drifter. Dan nemen wij aan dat je al wel een idee had van waar de plaat naartoe zou gaan.
Die twee nummers hebben de lat gelegd; dat was het idee. Nu ben ik blij dat die lat zo hoog lag, maar het was werken. Ronald Austin, de drummer van The God Machine – mijn eerste band – vertelde me dat hij had gewild dat It’s Easy To Be Lonely een nummer van The God Machine was geweest. Als je beste vriend je zoiets vertelt, dan weet je dat je op de goede weg bent, maar dan weet je ook dat het niet gemakkelijk zal worden.

In het Vlaams zeggen we: “Ge gaat uit uw pijp moeten komen.”
Hahaha, ja. Die uitdrukking ken ik. Ja, dat was het wel.

Zelf geef je The Cure en Nick Cave aan als invloeden. Dat zijn natuurlijk niet de minste.
I
k weet het, maar ik kan niet anders. The Cure is altijd al een invloed geweest, zelfs nog ten tijde van The God Machine. ‘Seventeen Seconds’ (1980) was de eerste plaat waar ik echt verliefd op werd. En Nick Cave: he’s the man! Nog altijd. Hij is meer een invloed op tekstueel gebied, maar sowieso: vandaag loopt er nog altijd geen tweede Nick Cave rond op deze aardbol. Die vent is uniek.

“De plaat gaat niet letterlijk over spijt, maar ze voelt wel zo aan”, schreef je.
Het zit vaak in de vibe van de nummers. Misschien ben ik niet altijd de best mogelijke versie van mezelf geweest en dat hoor ik terug in die nummers. Ik zing het niet letterlijk, maar ik weet wel waar de nummers vandaan komen. De tekst van Baby, Hold On bijvoorbeeld, het voorlaatste nummer op de plaat: ik heb er langer aan gewerkt dan aan welk nummer ooit tevoren. Ik denk dat ik wel tien verschillende pagina’s tekst heb voor dat nummer. Ik hoorde het nummer in mijn hoofd, maar de tekst wilde maar niet kloppen. Tot ik door had dat ik van Baby, Hold On een excuus wilde maken tegenover mijn dochter omdat ik er te weinig voor haar ben. Ik was er wel – fysiek – maar ik was er niet. Niet echt.

Het is best een moeilijke plaat om emoties op te plakken. Ze is triest en je gaat er niet vrolijk van worden, maar ze is niet zo triest als de meeste van je eerdere platen. De eerste zin die we te horen krijgen op de plaat (in Resisting) is: “We could have cried all day / And yeah some days I suppose we did.” Maar sommige dagen dus ook niet.
Da’s goed opgemerkt. De meeste mensen zijn gefocust op de tristesse, maar het is niet enkel dat. Ik zie deze plaat graag als het licht aan het einde van de tunnel. Ik zie het leven graag als een zwengel tussen saaiheid en pijn en ik geloof echt dat we drama en trauma’s nodig hebben om het leven ten volle te kunnen ervaren, maar ik heb mijn portie drama ondertussen wel gehad. Ik stel liefde gelijk aan pijn en de afwezigheid daarvan op dit moment in mijn leven is eigenlijk best ok. Ik ben nog altijd niet degene die ’s ochtends enthousiast uit bed springt, de gordijnen opentrekt en de vogels gaat toefluiten op het terras, maar ik zit ook niet de hele dag naar de muur te staren, denkend of ik ooit wel over deze pijn ga komen. Er zit nog donkerte in mij, maar ze is niet meer mijn vaste metgezel.

“Don’t ask what you don’t wanna know”, zing je ook ergens op deze plaat. Lijkt mij een goed advies, soms.
Daar worstel ik echt mee. Mijn moeder heeft me dat al gezegd, een ex heeft me dat al gezegd. Ik probeer het tegen mezelf te herhalen; als een mantra. Ik ben één van die mensen die denken dat ze sterker worden als ze dingen weten. En soms is dat ook zo, maar soms is onwetendheid echt de betere optie. Ik kan het weten want de drang naar weten heeft letterlijk elke relatie die ik ooit had kapot gemaakt. Ik ben er mooie mensen door kwijtgeraakt. Ik weet het en toch weet ik ook dat ik er bij een volgende relatie weer mee zal worstelen.

Er is nu een nieuwe plaat en nu ga je een show spelen in een heel kleine zaal: de Rotonde van de Botanique. Terwijl je in het verleden al AB’s gevuld hebt. Waarom zo klein?
Vorige keer hebben we in de Orangerie gespeeld en die show was uitverkocht, maar wel pas drie dagen of zo voor de show. We wilden bescheiden beginnen. In alle eerlijkheid: we waren niet zeker of ik de Orangerie wel zou kunnen uitverkopen, laat staan de AB. Ik was niet alleen, mijn agent was ook niet zeker; en bij de Botanique waren ze ook niet zeker. Via mijn mailinglist heb ik ook ongeveer de helft van de tickets beschikbaar gesteld via presale en zelfs daar was twijfel over of mensen ze wel zouden willen. Ze verkochten uit in vier minuten. Ik was overtuigd van de kracht van mijn mailing list – uiteraard – maar het was toch een opluchting dat er nog mensen zijn die Sophia niet vergeten zijn. Dat gezegd zijnde: er komen ook nog grotere shows aan en na jaren stil te hebben gezeten wil ik er eindelijk aan beginnen.

Sophia speelt op 26 april in de Botanique, dit concert is uitverkocht.

25 april 2016
Geert Verheyen