Snarky Puppy - Wij zijn een band of brothers

Op 9 mei pakte Snarky Puppy de Ancienne Belgique in met een gigantische strik. Bij daMusic stonden we aan de grond genageld. Minder dan twee uur voor de show praatten we in de catacomben van de AB met Bill Laurance, medeoprichter en enige Brit in het collectief. Op de agenda: Snarky's grillige weg naar succes, Bills solocarrière en samenwerken met David Crosby. "Croz is het soort kerel dat je als opa zou willen."

Wij zijn een band of brothers

Die dag in de backstage van de AB. De minuten tikken weg terwijl de hete namiddag nazindert. Er heerst een ontspannen sfeertje in de zone rond de kleedkamer van Snarky Puppy en het artiestenbuffet. Beleefd knikkende muzikanten en roadies lopen af en aan. Team Snarky neemt het op tegen team House of Waters aan de kickertafel. Drummer Larnell Lewis doodt de verveling met zijn telefoon. Van bandleader Michael League geen spoor. En ook Bill Laurance is in geen velden of wegen te bekennen.

"Hij is nog even met zijn vrouw aan het bellen", meldt de tourmanager. En hij neemt de tijd. Tijd die hij later even vrolijk uittrekt voor daMusic. Het enige wat ons dan nog scheidt van bescheiden Bill, zijn twee borden oosters bereide kalkoen met rijst. Een doodgewone setting voor een audiëntie met één van de groten van morgen.

Je trekt de wereld rond met ‘Culcha Vulcha’ (Snarky Puppy won een derde Grammy Award met de plaat), maar toch is elke avond anders.
Bill Laurance: Klopt. We proberen om niet op de zaken vooruit te lopen. We spelen zo in the moment als we kunnen. Elke avond proberen we iets nieuws te vertellen en nemen andere mensen het voortouw. Zo blijven we elkaar uitdagen.

Dus het ligt niet op voorhand vast wie wanneer in de schijnwerpers staat om te soleren?
Michael (League), musical director, heeft wellicht wat vage ideeën in zijn achterhoofd, maar over het algemeen veranderen die dingen van concert tot concert. In sommige songs zijn de soloplekjes gereserveerd, in andere zoeken we het avontuur op. Voelt het goed? Dan kan een solo blijven duren. We staan open voor alles, zowel qua structuur als qua dynamic range.

Ondertussen heeft ook Snarky Puppy geen vaste bezetting, toch?
Daar raak je een cool aspect van onze band aan. Inderdaad, we hebben geen vaste line-up. Die situatie werd ingegeven door noodzaak. Al van in de vroege dagen van de band waren muzikanten vaak al geboekt voor andere shows. Dus moest Michael op zoek naar andere mensen. Zo muteerde Snarky Puppy van een band tot een coöperatieve.

Ongeveer twintig muzikanten wisselen elkaar af. En dan zijn er nog eens een tiental die al het materiaal kennen en af en toe inspringen. Tijdens deze tournee, die tweeënhalve maand duurt, wisselt de bezetting zelfs twee keer.

Je krijgt bij Snarky Puppy ook echt dat community-gevoel. Hoe zit dat juist?
We zijn één grote familie. Dat is een van de dingen die ons onderscheidt. De voorbije dertien à veertien jaar brachten we grotendeels samen door. In het begin toerden we eindeloos door de States. We speelden, aten, sliepen samen en stegen samen uit boven de moeilijke tijden. We’re like a band of brothers.

Het ging jullie dus niet van meet af aan voor de wind.
We hebben moeten knokken. Maar het belangrijkste is dat we de hindernissen op ons pad altijd in ons voordeel hebben weten te draaien. En dat we ons nooit hebben laten meeslepen door moeilijkheden, ook al waren die talrijk. We toerden tot we erbij neervielen en vonden altijd wel een manier om te blijven gaan.

Je won met Snarky Puppy drie Grammy’s, de belangrijkste muziekprijzen ter wereld. Heeft dat deuren geopend?
Zonder twijfel. De eerste Grammy ('Best R&B Performance' voor het nummer Something met zangeres Lalah Hathaway, 2014, nvdr) had meteen een voelbare impact. We trekken vandaag de wereld rond met heel wat mensen. We leven ons allemaal uit in zij- en soloprojecten. We spelen zo goed als altijd voor uitverkochte zalen,… Die Grammy’s zorgen er echt wel voor dat mensen opkijken. Enkele dagen geleden speelden we in Brixton Academy in Londen voor ongeveer vijfduizend mensen, onze grootste show tot nu toe. We zijn daar heel traag naartoe gegroeid. Jarenlang bestond ons publiek bijna uitsluitend uit jazzmuzikanten en -studenten. Naar mijn gevoel spreken we nu voor het eerst mensen aan buiten onze vertrouwde kringen.  

Jullie zijn allemaal heel geavanceerde muzikanten. Je zou dan verwachten dat er wel eens een clash van ego’s optreedt.
We lopen elkaar niet voor de voeten en proberen ons bewust te zijn van wat een bepaalde song precies nodig heeft. Je kunt haast niet anders als je met zoveel mensen tegelijk op een podium staat. Zo speel ik meestal alleen met mijn rechterhand, want iemand anders neemt de baspartij voor zijn rekening. We proberen allemaal het grotere goed van de song te dienen. Dat drijft ons als collectief.

Klinkt heel democratisch.
Dat is het ook. Michael schrijft zeventig procent van al het materiaal, maar de details van de arrangementen groeien wanneer we live spelen. In zekere zin reflecteert dat de ontstaansgeschiedenis van de band. We investeerden jarenlang al onze tijd en energie in Snarky zonder er een rooie cent aan over te houden. Nu we eindelijk op duurzame koers zitten, heerst binnen de rangen het gevoel dat we ons moeten blijven ontfermen over wat we gerealiseerd hebben. Ieders bijdrage is van tel.

Je liep Michael League voor het eerst tegen het lijf tijdens een optreden in Leeds. Michael was volop bezig om Snarky Puppy op de rails te zetten. Maar wat waren jouw plannen op dat moment?
Eerlijk? Die ontmoeting met Michael was precies waarnaar ik toen op zoek was. Het was één van die zeldzame "right time right place"-momenten. Het gaf me de gelegenheid om te spelen met muzikanten die beter waren dan ik en om te reizen met iemand met een sterke visie. Ik was pas van de unief af en wilde een muziekcarrière opbouwen. Daarom dompelde ik mezelf onder in zoveel mogelijk ervaringen. Ik stond er niet lang bij stil om de sprong te wagen naar de andere kant van de Atlantische Oceaan (voor de opnames van Snarky Puppy-debuut ‘The Only Constant’, nvdr). Ik heb echt geluk gehad.

Ondertussen hebben jullie een hele geschiedenis en ontwikkeling achter de rug. Hoe zie je jezelf graag evolueren als muzikant?
Herbie Hancock is mijn goeroe op dat vlak. Hij begon in het Miles Davis Quintet en bracht klassieke Blue Note-platen uit. Hij dook dieper in de Fender Rhodes-sound op ‘Fat Albert Rotundo’, ging de spirituele toer op met de Mwandishi Band, lanceerde funkjazz met de Headhunters, … Hij bleef zichzelf maar opnieuw uitvinden. Dat is ook mijn ideaal.

Je bracht drie soloplaten en een livealbum uit. Tekent er zich daarin al een ontwikkeling af volgens jou?
(licht aarzelend) Yeeeaaah. ‘Flint’ (2014) zat boordevol grootse soundscapes en symfonische texturen. ‘Swift’ (2015) borduurde daarop verder en ging nog meer de epische toer op. Al raakte de plaat ook de totaal andere kant van het spectrum aan: de meer pure en sensitieve zijde. Het plan voor ‘Aftersun’ (2016) was dan weer om alle symfonische elementen te laten vallen en te focussen op de groove. Aanvankelijk wilde ik een danceplaat maken. Sput (drummer Robert Searight, nvdr) en ik experimenteerden er wat mee, maar kwamen uiteindelijk terecht bij een geïmproviseerde sound waar ik heel trots op ben. Percussionist Weedie Braihma gaf de sound de laatste vonk die hij nodig had.

Momenteel werk ik aan een pianoplaat; alleen toetsen en ik. Ik gooi dus hoe langer hoe meer elementen overboord. Misschien waag ik me wel voor het eerst aan een aantal covers.    

Je platen, hoe divers ze ook zijn qua invloeden, hebben een sterke eenheid. Hoe krijg je dat voor elkaar?
Ik laat het me gewoon overvallen eigenlijk. Ik sta er niet lang bij stil. Ik vertrek van muziek die ik goed vind, en zie dan wat er gebeurt. Neem de song Madeleine (van ‘Aftersun’, nvdr). Die was bedoeld als funktrack à la James Brown, maar verwijst ook naar het nummer Chia van ‘Flint’. Om de één of andere reden werkt dat conflict. De enige echte eenheid waaraan ik kan denken is: oprechtheid. Die was niet altijd aanwezig in mijn vroegere platen.

Wacht, maakte je nog platen voor je ‘Flint’ uitbracht?
Ja, maar die zullen het daglicht nooit te zien krijgen. (lacht) Nee, er staan wel coole dingen op, maar naar mijn gevoel reflecteerden ze niet echt mijn persoonlijkheid als artiest. Ik moest ze nu eenmaal maken om door te kunnen groeien naar ‘Flint’. Dat proces nam ongeveer tien jaar in beslag.

En kijk, nu speel je mee op enkele nummers van David Crosby’s meest recente plaat ‘Lighthouse’. Een hele ervaring, neem ik aan?
Inderdaad. Ik was daar tegen het einde van de opnamesessies. En het was simpelweg geweldig. Mooi om te zien ook hoe gelukkig David Crosby erbij loopt. Het leek even geleden dat hij nog zo trots was op een project. En terecht. Het album heeft zo’n ingetogen schoonheid. Crosby heeft een enorm hart. Hij is het soort kerel dat je als opa zou willen.

Voel je je na al die jaren nog nerveus als je bij zo iemand de studio in stapt?
Ja, maar de adrenaline, die je dan voelt, moet je benutten in je voordeel. Er is een reden waarom je op dat moment daar bent. Ik had het gevoel dat ik meewerkte aan iets heel speciaals. En daarom probeerde ik alles te geven wat ik had. Adrenaline scherpt je focus aan. Het motiveert je om jezelf te bewijzen. Negeer je dat gevoel, dan word je bestaan als muzikant al heel snel heel comfortabel.

Snarky Puppy speelt op woensdag 7 juni in Muziekgebouw Eindhoven. In het voorprogramma: Banda Magda, een act van Michael League’s GroundUP label. Na de Snarky Puppy-toer trekt League de baan op met zijn desertbluesband Bokanté.

6 juni 2017
Fabian Desmicht