School Is Cool - We weten nog niet hoe we het vertrek van Andrew gaan opvangen

Er valt heel veel te vertellen over School Is Cool. Met percussionist Andrew Van Ostade heeft de band, na Nele Paelinck, een tweede boegbeeld verloren. De band heeft gevraagd om het niet over dat vertrek – “om persoonlijke redenen” luidde het op Facebook – te hebben en dus respecteren we dat. Maar met de release van de nieuwe plaat ‘Nature Fear’ en de bijhorende releaseshow in TRIX nog minder dan twee weken verwijderd willen wij wel eens weten of het vertrek van Andrew gepland was en dus vallen we meteen met de deur in huis.

We weten nog niet hoe we het vertrek van Andrew gaan opvangen



Johannes Genard: Het was niet gepland. We hadden niet gedacht dat we dit zouden moeten doen, maar we zijn er wel van overtuigd dat we alle shows kunnen spelen. We zijn er nog niet helemaal uit hoe we het vertrek van Andrew gaan opvangen. De drumlijnen zijn te complex en te uitgebreid om aan één persoon over te laten, maar we zijn er nog niet uit of we nu op zoek gaan gaan naar een tijdelijke vervanger, een nieuw, permanent bandlid of iemand die ons enkel live zal komen versterken.

Het eerste nummer van ‘Nature Fear’ dat jullie vrijgaven was Black Dog Panting, iets helemaal anders dan we van jullie gewend waren . Ik neem aan dat dat een bewuste zet was?
Matthias Dillen (drummer): We hadden allemaal het gevoel dat het nummer moeilijk zou liggen als eerste single, dat klopt.
Genard: We hebben het ook niet geprobeerd. Wie weet had het wel gewerkt. 
Dillen: Maar omdat het één van onze favoriete nummers op de plaat was, wilden we het toch wat extra aandacht geven. Vandaar de videoclip en de website voor dat nummer. En tegelijkertijd geeft het ook wel een kader weer om de plaat te beluisteren, sluimert de sfeer die door de plaat loopt ook door in dat nummer.

Was dat dan ook het nummer waar jullie de rest van de plaat rond gebouwd hebben?
Genard:
 Ik wou dat ik kon zeggen dat we zo gestructureerd werken, maar helaas. Het oudste nummer op ‘Nature Fear’ is Tryst en dat dateert al van bij de mix van het vorige album. Ik werk soms wel twee jaar aan een nummer. Black Dog Panting dateert uit mei 2013, geloof ik, maar het was wel het nummer waarmee alles op zijn plaats viel, het nummer dat het waard maakte om een plaat uit te brengen.
Dillen: En we wisten dat dit nummer onze fans zou verdelen, maar tegelijkertijd waren we op ‘Entropology’ toch ook al bij momenten elektronisch. We hebben dat nu gewoon nog iets verder doorgetrokken.
Genard: School Is Cool is nog altijd geen elektronische groep. Al bij al klinkt deze plaat nog behoorlijk vertrouwd. En ik geloof graag dat de mensen die van School Is Cool houden openminded zijn. Het is trouwens het nummer waar we van al onze singles – en dit is niet eens een single – de meeste positieve reacties op hebben gekregen. Dus dat doet deugd.

Als je soms twee jaar aan één nummer werkt, heb je dan schuiven vol met songs liggen of eerder stapels onafgewerkte ideeën en aanzetten?
Genard:
 Ik wou dat ik kon antwoorden dat ik, zoals Bruce Springsteen, een veertig nummers per plaat schrijf en dan nog een knappe plaat kan maken met dingetjes die ik nog had liggen in mijn archief zoals zijn laatste ‘High Hopes’. Maar helaas: ik heb een hoop ritmes en akkoordenprogressies liggen – en dat zijn er honderden – maar daar stopt het. Dat moet samenkomen met iets anders zodat het een nummer kan worden. Soms zing ik ritmes in als ik over straat wandel of op de fiets zit. Op de bus is het net iets te gênant.

Hollow Hill sluit het meest aan bij Black Dog Panting, maar staat dan weer helemaal in het hart van de plaat.
Genard:
 We wilden dat nummer, een soort van muzikaal statement toch, meteen na The Shooting Sound Of Breaking Bones plaatsen, een heel opzwepend, bijna punkrocknummer. En met Hollow Hill wordt de plaat dan een nieuwe sfeer ingetrokken.

Voor de productie zijn jullie gaan aanbellen bij Emily Lazar en Scott Jacoby die ook meewerkten aan de laatste van Vampire Weekend en de plaat van HAIM. Waarom zij?
Dillen: We waren allemaal onder de indruk van de klank van ‘Modern Vampires Of The City’, die laatste Vampire Weekend. Dat was de klank, die wij ook nodig hadden voor deze plaat.
Genard: En dan hebben we eigenlijk alle technische medewerkers die meegewerkt hadden aan die plaat opgelijst en gecontacteerd. En Emily, die ook bepaalde nummers van die plaat mee had gemixt, heeft geantwoord en was enthousiast over onze nummers. We hebben alles geproduceerd en opgenomen, maar die mixing en mastering is essentieel geweest voor die plaat, heeft die plaat beter gemaakt. Je bent trouwens de eerste die de naam HAIM juist uitspreekt (lacht).

Ten tijde van ‘Entropology’ werd gemakkelijk de vergelijking getrokken tussen jullie en Arcade Fire en zeiden jullie ook in zowat elk interview hoe briljant jullie ‘The Suburbs’ vonden. Wat vinden jullie van ‘Reflektor’?
Genard:
 Ik heb er heel bewust niet naar geluisterd tot na de mastering van onze plaat. Omdat ik het belangrijk vond om de plaat van een groep, die ik bewonder, een plaat die ook duidelijk heel belangrijk is voor die groep, te kunnen beluisteren met een hoofd dat niet vol zat met mijn eigen muziek. Maar nu kan ik oprecht zeggen: ik vind ‘m fantastisch!
Dillen: Ik heb het hele proces gevolgd, inclusief het afschuimen van alle blogs over de geheime concertdata enzovoort.

Er zit ook een zekere ontgoocheling in de plaat. In Tusks bijvoorbeeld vallen de tekstregels “Waking life is not what I hoped it would be / and that’s why, from now on, I'll always pinch myself” op en in Envelop Me klonk het ook al “Is this really all there is? / Life is a short and dull, harsh and deplorable kind of business.”
Genard: Ik heb me niet neergelegd bij de schijtheid van het leven of zo, maar het is gewoon verdomd moeilijk om een vrolijk nummer te schrijven dat ook nog eens enige inhoud bevat. Het standpunt van de ontevredene is daarvoor veel dankbaarder. De meeste, interessante verhalen en films gaan ook over trieste of angstaanjagende dingen.
Dillen: Films zouden ook maar saai zijn als alles altijd goed zou gaan.

Wie of wat is de Polly Jean in Blue Jeans? PJ Harvey is de enige Polly Jean die ik ken.
Genard: PJ Harvey is ook de enige Polly Jean die ik ken, maar het is niet door haar geïnspireerd of zo. Ik ben eigenlijk niet zo heel bekend met haar muziek, met uitzondering van ‘Let England Shake’, een plaat die ik geniaal vind en die onze geluidsman heel vaak heeft gespeeld in ons busje. Hoewel zij Brits is, vind ik Polly Jean een heel Amerikaans aandoende naam. Zoals Norma Jean. Of Polly van Nirvana. En dat roept meteen een bepaalde sfeer op. En die had ik nodig voor deze snelle new-wave-rockabilly-murderballad, als dat al op iets slaagt.

Je besteedt veel aandacht aan je teksten en het kiezen van het juiste woord. Zo ga je in ‘Black Dog Panting ook voor de “charcoal dog”, de houtskoolzwarte. De teksten werden ook bij de plaat gevoegd. Zit jij godganse dagen in woordenboeken te bladeren of zo?
Dillen: Als wij de teksten krijgen moeten wij soms toch ook twee of drie keer nadenken over wat er staat. Tryst bijvoorbeeld, wat betekent dat eigenlijk? Johannes is wel veruit degene van ons die het meest onderlegd is in het Engels.
Genard: Ik ga er meestal niet bewust naar op zoek, al is die "charcoal dog" toevallig wel iets waar ik bewust naar heb gezocht. Ik hou gewoon van teksten waar opvallende woorden in zitten. Of dat nu in een liedje, een film, een brief, een essay of een sms is. Voor mijn teksten gebruik ik heel graag eigennamen of verwijzingen naar plaatsen. Of woorden die ik gewoon aan elkaar plak omdat ik denk dat dat wel kan werken, zoals "Tanglewood" in Envelop Me.

Ik heb het door Google gehaald en ik zag heel veel gitaren.
Genard:
 Het is een gitaarmerk, maar daar heb ik het niet voor gebruikt. Het klonk gewoon goed, het riep bij mij het beeld op van Simba die in The Lion King wegrent van de hyena’s, dat landschap.
Dillen: Of het kasteel van Doornroosje wanneer het omringd is door doornen.

De drums in Tryst deden heel erg denken aan die in het jarentachtighitje I Know There’s Something Goin’ On van Frida. Bewust of onbewust?
Genard:
Dat ken ik eigenlijk niet. Dat wil ik dan wel eens horen! (neemt de laptop erbij)
Dillen: Wij hadden Bruce Springsteen voor ogen: de snares van Born In The USA en zo.
Genard: De bedoeling was: Kate Bush en Peter Gabriel in de strofen en Bruce Springsteen in het refrein.
(start de video)
Hé, coole drums.
Dillen: Da’s een goed nummer, seg! Het was dus niet bewust, maar nu begrijp ik het wel.”

Jullie zijn nu al enige tijd bezig. Kan je een hoogtepunt en een dieptepunt aanduiden?
Genard: Recent hebben we wel een dieptepunt bereikt met het vertrek van Andrew.
Dillen: Natuurlijk. En dat van Nele was ook even slikken. Maar op een bepaalde manier kan zoiets ook goed zijn voor een groep. Omdat je daardoor gedwongen wordt om alles waar je mee bezig bent in vraag te stellen. En omdat je jezelf daardoor als groep kan heruitvinden, omdat het moet.

En het hoogtepunt?
Dillen: De eerste keer dat je je eigen single op de radio hoort is de eerste keer dat je beseft dat er ook anderen interesse hebben in je muziek. Dat blijft een eeuwig hoogtepunt.
Genard: Je moet in categorieën werken. Een live hoogtepunt blijft bijvoorbeeld Rock Werchter 2012. Dat was geflipt. Overdreven. Ken je ’t gevoel van een been dat slaapt? Ik had dat over heel mijn lichaam. Ik was bijna verlamd. En vorig jaar was er het  Paléo Festival in Zwitserland. We hebben nog maar drie keer in Zwitserland gespeeld en toch kende iedereen er onze nummers en leken heel veel mensen er ook echt voor ons gekomen te zijn.
Dillen: Dat was ook een hele goeie set. Voor de liefhebbers: heel de set is op youtube te bekijken!”

Foto: ©Alex Vanhee

17 maart 2014
Geert Verheyen