Marco Z - Ik wil blijven bewegen

Ik wil blijven bewegen

Na een muzikale carrière van meer dan twintig jaar blijft Marco Z een vaste waarde in de Belgische muziekscene. De Hasseltse singer-songwriter brak in 2012 door met de hit I'm A Bird en heeft sindsdien een indrukwekkend parcours afgelegd. Recent sloeg hij de handen in elkaar met Gen Zen, wat resulteerde in gloednieuw materiaal, waaronder de single All I Really Wanted, Was A Rock ’n’ Roll Band. Een babbel kon niet uitblijven.

All I Really Wanted Was A Rock 'n' Roll Band. Hoe is de idee ontstaan van dat mooie nummer?

Het is eigenlijk een hoop alternatieve realiteiten die ik bij elkaar heb gegooid. Een soort korte zitter, nadenkend over wat ook had kunnen zijn. Uiteindelijk draaide het, net als tijdens de hele schrijf- en opnameperiode, om één duidelijke drijfveer: het verlangen om opnieuw in een band te spelen omdat je je op een andere manier gewoon minder goed kunt uitdrukken in je eentje. Dat besefte ik steeds meer. En die gedachte werd een beetje de essentie van de hele plaat — de lens waardoor ik de afgelopen tijd naar mijn leven ben gaan kijken. De rode draad door mijn keuzes blijkt muziek. Veel beslissingen in mijn leven zijn daardoor beïnvloed. En ik denk dat veel mensen rond mij datzelfde gevoel kennen: er zijn dingen die je niet doet, keuzes die je niet maakt, omdat je aan iets anders vasthoudt.

Waarom duurde het zolang voor er nieuw werk van Marco Z uitkwam?

Ik ben geen fulltime muzikant. Ik heb een gezin, een job, kinderen die ik van school haal. Het is puzzelen, tijd doseren. Er was ook een mentale omschakeling. Ik heb vroeger altijd in bands gespeeld. Zo’n twaalf, dertien jaar geleden besloot ik om een soloalbum te maken. Dat verhaal heeft zich lang voortsleept. Een soloartiest zijn betekent veel verantwoordelijkheden. Je moet alles zelf sturen. Voor dit nieuwe project ben ik niet langer alleen. Dit is echt een bandplaat geworden. Er zijn mensen bijgekomen die arrangementen aandroegen waar ik zelf nooit op zou zijn gekomen. Het was heerlijk om nog eens te doen.

De overgang van solo naar band vroeg wel wat schakeltijd. Ook praktisch. Aanvankelijk wilden we old school samen in een ruimte opnemen. Met ieders drukke levens en agenda’s bleek dat lastig. Dus hebben we veel online gewerkt, ideeën heen en weer gestuurd. Dat werkte verrassend goed. Er kwamen daardoor zelfs dingen bovendrijven die in een klassieke studio-opname misschien nooit gebeurd waren, omdat de ene daar geneigd is te snel te sturen vooraleer de andere zijn idee heeft kunnen doen rijpen. De nummers werden grotendeels afzonderlijk ingespeeld en pas later samengebracht. De eerste keer dat we de nummers écht samen speelden, speelde iedereen z’n eigen partij voor het eerst samen met de band. Dat was een vreemd, maar ook mooi moment. Ik merkte opnieuw hoe graag ik met mensen samen ben. Zeker de laatste jaren is dat gevoel sterker geworden. Muziek is voor mij altijd een sociaal ding geweest, maar ik ben ook niet vies van technologie als die dingen mogelijk maakt die anders niet zouden lukken. Het resultaat is een album dat ondanks de digitale omweg hopelijk klinkt als iets organisch. Als het product van mensen die samen muziek maken. Dat hoor ik er zelf in en ik hoop dat anderen dat ook zo ervaren.

Je omschrijft je muziek als niet-mainstream. Hoe blijf je relevant zonder de trends te volgen?

De relevantie van deze plaat zit vooral in persoonlijke ervaring. Het stille nadenken en het zoeken is er wel, het komt vooral tot uiting in de manier waarop naar de wereld wordt gekeken. In de persoonlijke taal die wordt gebruikt om dat gevoel vorm te geven. Er wordt gezongen over het nu, over wat er vandaag speelt, ook al is de muzikale basis stevig geworteld in Britse en Amerikaanse gitaarmuziek, van de vroege rock-’n-roll tot de jaren negentig. Als je naar de platenkast kijkt, valt er op dat vlak niets nieuws of baanbrekends te ontdekken. Je zou ervoor kunnen kiezen om dan maar algemene, tijdloze teksten te schrijven, los van een specifiek moment, maar het is juist belangrijk om muziek te maken die in het heden staat. Dat geeft het betekenis. De relevantie zit misschien niet in het grote maatschappelijke verhaal, maar in wat het betekent binnen een persoonlijk leven, binnen de eigen ervaringen van vandaag. Met een beetje geluk raakt dat ook anderen op hun manier. Dat is uiteindelijk waar het om draait.

Wat trekt je aan in de klassieke Angelsaksische gitaarmuziek waar je toch nog altijd op geënt bent?

Uiteindelijk is het iets waar ik vanzelf in ben meegegroeid. Voor een groot deel heeft dat te maken met culturele indoctrinatie. De invloed van sterke markten als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de voorbije zeventig jaar is enorm geweest. Zij hebben veel bepaald in wat we cultureel consumeren en appreciëren. Het is niet zo dat ik kan zeggen dat die muziek intrinsiek beter is dan bijvoorbeeld Iraanse volksmuziek. Het is vooral omdat ik ermee ben opgegroeid, omdat ik er constant aan ben blootgesteld. Toch kan ik me heel goed inleven in die culturele context. Er zitten ook veel maatschappelijke gelijkenissen in, zeker tussen hoe dingen zich ontwikkeld hebben in de VS, Groot-Brittannië en België. Er is herkenning en dat maakt dat die muziek dicht bij me staat.

De nieuwe plaat telt zeven nummers in amper vierentwintig minuten. Waarom koos je voor deze bondige aanpak?

Er waren eigenlijk meer nummers opgenomen, maar voor mij voelde zeven als genoeg. Toen ik er onlangs nog eens naar luisterde, vond ik het ook behapbaar. In een tijd waarin we dagelijks overspoeld worden door een stortvloed aan nieuwe muziek uit alle mogelijke richtingen, vond ik dit een mooi, afgerond geheel. Ik heb ook altijd een zwak gehad voor korte platen. Van die punk- en punkpopalbums uit de jaren zeventig, tachtig en negentig. Niet per se om ideologische redenen, maar omdat die lengte me altijd natuurlijk heeft aangevoeld. Het moment dat dit af was, voelde het klaar.

Welke muziek of muzikanten inspireren jou anno 2025?

Ik moet toegeven dat ik niet meer zo vaak naar nieuwe muziek luister. Dat vermindert een beetje met de jaren. Vroeger had je grote voorbeelden, mensen waar je je aan spiegelt als je tiener bent. Dan pik je van alles een beetje het beste mee. Nu ontdek ik af en toe nog wel iets, zoals Jonathan Richman. Hij is een soort proto-punkfiguur uit de jaren zeventig, oprichter van The Modern Lovers. Dat vind ik heel goed, maar dan luister ik vooral naar zijn oudere werk tot ergens in de jaren negentig. Nieuwe grote voorbeelden zijn er niet echt meer. Natuurlijk zijn er namen en jeugdhelden uit die tijd die altijd blijven hangen. Mensen als Michael Stipe en Kurt Cobain. Figuren die inmiddels van het toneel zijn verdwenen, maar voor mij nog altijd een bepaalde betekenis dragen.

De wereld draait steeds gekker en daar sijpelen onvermijdelijk thema’s van door in je teksten.

Op deze plaat gaan nummers als Before It Gets Better en The Poison Well over de snelheid van de wereld, over hoe beslissingen genomen worden, hoe mensen handelen zonder de tijd te nemen om er echt over na te denken. The Poison Well vertrekt van een Engelse uitdrukking: de gedachte dat iemand met een goed idee komt, maar dat anderen die persoon in diskrediet brengen met dingen die er helemaal niks mee te maken hebben. Zo wordt de bron vergiftigd nog voor het idee een kans krijgt. Dat mechanisme is vandaag, met sociale media en razendsnelle communicatie, nog veel sterker geworden. Goede ideeën worden vaak meteen gekaapt of afgeschoten om de verkeerde redenen. En dan is er ook Before It Gets Better dat verwijst naar dat gevoel dat dingen eerst slechter moeten worden voor het beter gaat. Een soort algemene malaise of doemdenken waarin je soms meegesleurd wordt. Het nummer raakte alles aan wat op dat moment speelde: de pandemie, de natuur, het opgefokte maatschappelijke klimaat. Eigenlijk waren er verschillende losse dingen die tegelijk door mijn hoofd raasden terwijl ik schreef. Dat heeft allemaal z’n plek gekregen in die nummers.

Hoe zorg je ervoor dat je muziek authentiek blijft zonder te vervallen in nostalgie?

Teksten moeten over iets gaan. Ze zijn verbonden met wat er in de wereld gebeurt, met het nu. Dat voelt voor mij het meest authentiek. Ik ben iemand die zich niet vastklampt aan één specifieke stijl of genre. De vorige plaat had bijvoorbeeld een veel elektronischer karakter, met synths en drummachines. De volgende zou evengoed weer iets anders kunnen zijn. Ik wil blijven bewegen, niet stilstaan en zeggen: dit is waar ik hoor, dit is mijn stijl en hier blijf ik bij. Het zou mooi zijn als ik ooit mijn eigen genre uitvind, maar dat is niet wat ik pretendeer te doen. De rode draad in alles wat ik maak, zit vooral in de teksten. Voor de mensen die mij en mijn muziek echt goed kennen, is het daarin dat ze iets herkennen. Dat is voor mij wat het authentiek maakt.

Hoe is het om de nummers die jullie vanop afstand hebben gemaakt live samen te spelen?

Nu we repeteren voor de cd-voorstelling volgende maand, is het heel fijn om die nieuwe nummers eindelijk te spelen. Veel van die nummers hebben we inderdaad opgenomen zonder ooit met z’n allen in dezelfde ruimte te hebben gestaan. Het is sowieso een plezier om nieuwe dingen te doen en dan te zoeken welke oudere nummers daar mooi bij passen. De bezetting is nu een vrij klassieke rockband met twee gitaren, bas en drums, en daardoor vallen sommige oude nummers af. Die passen gewoon minder goed in deze bezetting, maar het is vooral fijn om terug op het podium te staan, opnieuw te spelen, om weer samen te zijn met de muzikanten en tegelijk weer onder de mensen te komen. Het is een excuus om het leven op te zoeken via iets wat ik graag doe.

De mensen verwachten dat je natuurlijk ook I'm A Bird speelt natuurlijk. Ben je dat na al die keren nog niet moe gespeeld?

I’m A Bird was een nationaal succesje. Het is niet zo dat ik daar de wereld mee heb rondgereisd. Ik vermoed zelfs dat mensen dat nummer vaker gehoord hebben dan ik het ooit live gespeeld heb. Het was destijds wel een radiohit, maar ik heb het niet tot in den treure moeten brengen. Natuurlijk heb ik het vaak gespeeld, maar als je een Belgische artiest bent, valt dat uiteindelijk nog best mee.

Je mixt en mastert ook alles zelf. Wat vind je eigenlijk het leukste aan al dat technisch gedoe? Ik zou denken dat een muzikant gewoon wil spelen en muziek maken met zijn instrumenten.

Het technische is voor sommige muzikanten misschien bijkomstig, maar het speelt wel een rol. Je kunt het natuurlijk laten klinken zoals jij het wil, zeker als je alles zelf mixt. Dan kun je de ideeën nastreven die jij voor ogen hebt. Het is ook gewoon een beetje noodzaak, want iemand anders inhuren is duur. Daarbij komt dat je het geluk moet hebben om iemand te vinden die echt op dezelfde lijn zit. Ik weet natuurlijk dat mijn eigen mixen nooit het niveau zullen halen van een absolute topmixer, maar ik kan wél de juiste intentie overbrengen. Dat is voor mij misschien nog belangrijker. Er zijn voordelen en nadelen. Het zou ongetwijfeld interessant zijn om het ooit uit handen te geven. Wie weet welke nieuwe ideeën daaruit kunnen ontstaan. Aan de andere kant is het ook fijn om dat kleine stukje zelf in de hand te houden. Om iets te maken met anderen en dan dat laatste beetje af te werken op jouw manier. Daar zit wel een bepaalde kick in.

8 juni 2025
Steven Verhamme