Mad About Mountains - Ik geloof zo hard in deze band

Een plaat over radio. En toch ook niet. Eerder over het niet vinden van elkaars frequentie. Een plaat met inhoud dus. Dat is wat Mad About Mountains met ‘Radio Harlaz’ gemaakt heeft. En daar hoort dan een gesprek bij.

Ik geloof zo hard in deze band



Een interview met een muziekgroep in een boekenwinkel. Dat hadden we nog niet gehad, want naast de oergezellige Staminee De Living in Heist-op-den-Berg baat eigenaar Gert De Bie nog een boekenwinkel uit (waar hij ook nog eens vinyl verkoopt). Daar kan de band zich voorbereiden op de eerste try-out die ze met de band gaan doen. En daar mag ik zanger-gitarist en songschrijver Piet De Pessemier aan de tand voelen. De meest logische vraag als je zo’n albumtitel ziet is dan toch:

Mis je radio?
Piet De Pessemier
: De goede radio wel. Jij niet?

Eigenlijk wel.
Dat is wat iedereen zegt: “Eigenlijk wel”.

Waar luisterde je vroeger naar op de radio?
Luc Janssen die deed vroeger iets waarin je altijd iets kon ontdekken, ‘Cucamonga’, de ‘Twee Meter Sessies’ van Jan Douwe Kroeske, … … Dat ging eigenlijk heel breed. Het was niet zozeer dat ik naar bepaalde dingen luisterde. Het was gewoon beter over de hele lijn. Je ontdekte meer muziek. Misschien heeft dat wel te maken met ouder worden. Zet een hele dag de radio op en je hoort om de haverklap hetzelfde nummer passeren. Ik heb nu twaalf uur radio waarin dat niet gebeurt.

Ik zat vroeger als kind met mijn cassetterecordertje klaar voor de radio, hopend dat de presentator zijn mond zou houden tot nadat het nummer was afgelopen. Ik maakte zelf ook radio door tussen de nummers door snel zelf iets te zeggen en dat dan op te nemen. Nu beluister ik enkel nog maar platen. Spotify gebruik ik wel, al mag dat misschien niet als muzikant.

Soms luister ik ook helemaal niet naar muziek. Ik moet niet voortdurend muziek horen. Zo zijn er ook veel momenten dat ik geen gitaar speel. Ik speel eigenlijk enkel gitaar als ik een plaat maak. Anders zou ik ook veel beter kunnen spelen. Davy (Jansen, sologitarist, nvdr.), die oefent! En dat hoor je. Ik jog wel eens met muziek, maar dat duurt nooit lang omdat het me snel gaat irriteren. De laatste plaat van Bowie lukt dan weer wel.

Gek dat je precies die plaat noemt. Dat album verwijst naar aftakeling en dat is ook iets dat je in jouw muziek terug vindt. Het zat ook al in de vorige platen.
(Kijkt verwonderd) Is dat zo? Ik denk dat dat gewoon gemakkelijk schrijft. Ik ben daar niet mee bezig…

Waarop bassiste Myrthe Luyten hem meteen tegenspreekt: Jawel, je bent daar wel degelijk mee bezig. Uit de gesprekken die wij voeren blijkt ook dat je een ongelofelijke levensgenieter bent.

De Pessemier: Dat kan misschien wel kloppen. Ik ben een levensgenieter, maar tegelijkertijd ben ik ook een zwartkijker. Ik ben heel pessimistisch. Maar dat deze plaat over Alzheimer gaat, is eigenlijk gewoon toeval. Ik zocht een onderwerp. Ik wou niet langer schrijven over wat ik meemaak. Over thuis, de kindjes, het gezellige wilde ik niet meer schrijven. Ik leid nu eenmaal geen rock-‘n-roll-leven. Dat was allemaal “gewoon”. Er was ook de commentaar dat het woord “home” nogal vaak viel in mijn songs.

Dus ging ik op zoek naar iets anders en stootte ik toevallig op dat verhaal van Glen Campbell, iemand waar ik daarvoor absoluut niks mee had. Maar daardoor heb ik wel ontdekt dat die man eigenlijk een belangrijke rol heeft gespeeld in mijn zoektocht naar muziek. Hij speelt mee op mijn halve platenkast. By The Time I Get To Phoenix bijvoorbeeld is geweldig in de versie van Nick Cave. Ik wist dat het een cover was, maar had geen idee dat het van Campbell was. En zo kom ik nog voortdurend nummers tegen als Gentle On My Mind en noem maar op. Hij is een prachtig artiest, die ik nu pas echt ontdekt heb. Zijn vrouw zei daarover ook: “Waar waren jullie toen hij nog niet ziek was?”.

Heb je de documentaire over hem gezien?
Nee.

Vreemd, gezien je één van je songs I’ll Be Me hebt genoemd.
Ik heb de film bewust niet gezien. En eigenlijk gaat de plaat ook niet over Glen Campbell. Het gaat gewoon over een koppel. Ik vermeld wel één keer Campbell Street als eerbetoon en er zitten nog wel wat kleine verwijzingen in, maar verder heeft het niet echt iets met hem te maken.

Er is natuurlijk de cover van Rhinestone Cowboy.
Dat klopt, maar daarvoor moet je de plaat al helemaal uitzitten en zelfs nog meer (het is een hidden track, nvdr.) Het is niet meteen één van zijn beste nummers, maar iedereen kent die wel. En het was een song, waarmee we iets konden doen.

Het is dus niet dat je iets persoonlijks hebt met Alzheimer?
Niet echt; en ik heb ook geen zin om het boegbeeld van de strijd tegen de ziekte te worden of zo. Maar het is iets, waar iedereen wel eens mee geconfronteerd wordt. Zelf heb ik een tante, die lijdt aan de ziekte. Er hangt ook nog steeds een taboe rond. Je mag er niet openlijk over vertellen, lijkt het. En ik heb er ook wel wat opzoekingen naar gedaan. Maar dat was niet wat ik in mijn plaat wou steken. Eigenlijk gaat het over een koppel, dat het opgeeft, dat stopt met communiceren.

Het was ook een heel fijne ervaring om te schrijven over twee andere mensen. Dat gaat veel eenvoudiger dan over dingen, die in je eigen leven gebeuren. Vooral dat was bevrijdend aan deze plaat.

Jaagt het je schrik aan, Alzheimer?
Dat geldt toch voor iedereen, niet? En ik ben bovendien een hypochonder. Als ik iets voel, heb ik meteen kanker. Ik ben ook het soort debiel, dat al die dingen gaat opzoeken. En ik ben ook nog eens heel bijgelovig. Zo moet ik altijd iets aan mijn linkerhand hebben als ik optreed (wijst naar zijn horloge, nvdr.) En als ik een onderzoek heb laten doen, moet mijn vrouw ook bellen voor de uitslag Ik mag dat zelf niet doen.

In The Wishing Well vermeld je dat je tweeënveertig jaar oud wordt. En toch is de plaat niet persoonlijk?
Ik word er drieënveertig. Merkwaardig dat je er dat stukje nu precies uithaalt. In dat nummer ga ik ook terug naar de jeugd en dat paste dan in het rijtje. Uiteraard zitten er altijd persoonlijke dingen in bepaalde liedjes. In Numbers bijvoorbeeld verwijs ik ook naar mijn gezin. En in Walk With Me vermeld ik mijn zonen. Het is dus een mengeling van persoonlijke dingen en een ander verhaal. In vergelijking met mijn vorige platen gaan de teksten dieper en zijn de teksten naar mijn mening beter.

Vandaar ook dat de teksten deze keer werden bijgevoegd.
Op die manier kan je het verhaal ook beter volgen. Dat wordt verteld vanuit het standpunt van de vrouw. Het huis wordt verkocht en ze vertrekt. De rest is eigenlijk één grote flashback. Vroeger dacht ik altijd dat ik nooit de teksten zou bijvoegen. Ik ben tenslotte geen Dylan, maar nu heb ik meer zelfvertrouwen gekregen. Ik ben nog steeds geen toptekstschrijver; ik zing en speel liever. Maar instrumentaal - postrock of zo - is aan mij niet besteed.

Klopt het dat de plaat minder lofi klinkt dan de vorige.
Nochtans werd ze meer in die aard opgenomen. We hebben opgenomen op zestien sporen, op tape. Geen computer of niks; er stond niet eens een scherm in de studio. Editen hebben wij bijna niet gedaan. We hebben alles gewoon live opgenomen. Pol (Meunier, drummer, ndvr.) tikt af en we beginnen. Meer dan drie takes kon ook niet, want dan begint de tape te “lekken”, verminderde de kwaliteit. Ik wilde absoluut terug naar de essentie van een groep.

Het live spelen maakt wel degelijk een verschil. Ook de zang hebben we live gedaan. De backings werden dan wel apart gedaan, maar ook vaak door één microfoon, waarbij we dan iemand verderaf of dichterbij lieten staan om zo met het volume te kunnen spelen.

We hebben de nummers ook niet kapot gerepeteerd. I’ll Be Me is bijvoorbeeld voor bijna honderd procent in de studio ontstaan. Oorspronkelijk was dat een heel ander nummer. Ik geloofde deze keer ook zo hard in de band – en da’s niet omdat ze hier bij zitten – dat we dat live konden doen.

Waarom kon dat nu wel en de vorige keren niet?
We spelen al lang samen, ook al is Pol nieuw. Maar Pol is een metronoom. En dat blijft gewoon natuurlijk. Myrthe is daardoor heel anders gaan bassen en je krijgt op die manier een heel ander geluid. Er wordt meer op de groove gewerkt en dat was een luxe om zo te werken. We waren ook heel ontspannen. We hebben de plaat opgenomen op vijf dagen.

Hoe ben je bij je nieuwe drummer terechtgekomen?
Hij speelde vroeger bij Stijn. En via via ben ik bij hem uitgekomen. Hij was het genre niet gewend. Stijn is tenslotte een heel andere stijl. Maar wij hadden alle drie meteen het gevoel dat hij een “fijne mens” was. Je moet er tenslotte soms drie uur mee in een bestelwagen zitten. En bovendien heeft hij in de studio helemaal zijn “americana-plaatsje” gevonden. Dat was een risico, maar alles viel daar op zijn plaats. Dat was mooi om te zien.

Hij zei me wel dat ik snel knopen kon doorhakken. Maar dat is eigenlijk altijd zo geweest. Davy was aanvankelijk niet overtuigd van de manier van opnemen. De vijfde man was in dit geval ook heel belangrijk. Neil Young had David Briggs. Ik heb Micha Volders. Wij hebben geen woorden nodig. Wij bekijken elkaar en ik weet al wat ik moet doen. Hij heeft de nummers van de saus voorzien. Ik maak ze, maar hij zorgde voor die klank. Hij realiseert gewoon wat ik in mijn hoofd heb, zonder dat ik hem dat uit moet leggen.

Hij is ook degene, die heeft gezegd dat we op tape moesten opnemen. Davy had het daar moeilijk mee. Maar toen we de studio uitkwamen, was het eerste wat hij zei: “Ik neem nooit nog een plaat op een andere manier op”. Dat zorgt voor rust. Je moet je gewoon neerleggen bij bepaalde dingen. Het zal na twaalf keer misschien juister zijn, maar of het beter gaat zijn?

Wordt het eenvoudiger om de nummers live te spelen omdat je ze live hebt opgenomen?
Nee. Nu hebben we die nummers te pakken. Maar na de plaatopnames hebben we ze niet zo vaak meer gespeeld en het vlotte niet altijd. Maar ik had er wel vertrouwen in. We hadden tenslotte al bewezen dat we het konden. En een week of drie geleden lukte het plotseling wel. Dat ging heel natuurlijk. Myrthe zei toen ook meteen dat ze het gevoel had dat we opnieuw als band aan het spelen waren.

Jagen de vele zangharmonieën in de songs je niet een beetje schrik aan als het op live spelen aankomt?
(Vastberaden) Helemaal niet; daar zijn we goed in. We hebben de songs ook met ons drieën opgenomen. Mijn broer (Roel, nvdr.) doet mee op één nummer en links en rechts was er nog de technieker Bert (Vliegen, nvdr), de toetsenist-gitarist van Astronaute, die een mondje toestak omdat hij zo mooi hoog kan zingen.

Davy is trouwens de man die de harmonieën in elkaar steekt voor ons. Ik zeg gewoon wat ik waar wil en Davy vult dat dan in. Maar iedereen kent zijn plaats binnen de groep, vocaal gezien. En er is niks zo schoon als op een repetitie een nummer voor de eerste keer spelen, vragen dat iemand dan mee zingt en dat valt dan mooi samen. Dat zijn de momenten waar ik op kick: drie stemmen (of meer), die blenden tot één geheel. Van mij mag dat zelfs nog meer.

16 april 2016
Patrick Van Gestel