Luka Bloom - We hebben een ander soort krijgers nodig

Na zijn drie doorbraakplaten verloren we een beetje het contact met Luka Bloom, maar vorige platen 'This New Morning' en 'Head And Heart' bleken heel sterk en dus waren we ook benieuwd naar de nieuwste 'Frúgalisto'. En de meester zelf? Die gaf maar wat graag inzicht in die nieuwe plaat.

We hebben een ander soort krijgers nodig



Je eerste album kwam uit in 1978. Hoe hou je het heilige vuur brandend?
Luka Bloom: Dat is een grote vraag. Ik heb wel wat geheime trucs. Ik zal er je een paar vertellen, al zijn ze dan niet meer geheim natuurlijk. Veel heeft te maken met “liefde”. En daarmee bedoel ik: ik herinner me nog mijn eerste optreden in mijn geboortestad; het verlangen en de liefde voor het zingen; mijn eerste songs die ik schreef; mijn hart dat gebroken werd en het lied dat ik schreef om het te helen. En hoe ouder ik word, hoe meer ik besef wat een geschenk het is om dit allemaal te kunnen doen. En dus ben ik me op mijn zestigste heel goed bewust van het feit dat ik, wanneer ik straks in de AB zal staan, dichter bij mijn laatste dan bij mijn eerste optreden zal staan. En zo wordt elke show, elke song me dierbaar. En ik voel me gezegend met het leven dat ik leid.

Iets anders wat de vlam brandend houdt, is dat ik doseer. Na elk album stop ik een jaar met schrijven. Zo is het elke keer weer een nieuwe start en voel ik weer de onzekerheid, maar ook de opwinding. En in dat jaar is er altijd wel iets gebeurd in mijn leven, ben ik een beetje veranderd, sta ik lichtjes anders in het leven en dus evolueert mijn songschrijven ook telkens, al is het maar een beetje. Dat houdt alles fris.

Toch kijk je vaak terug op deze plaat zoals in Oh Sahara, Give It A Go – over hoe je een surfer wou worden en Australia. Is het verleden interessanter dan het heden?
Oh nee, nee, nee! Australia is echt een song over nu. Het is wel een nostalgisch liefdeslied, maar het is pas recent dat ik me realiseerde hoe dierbaar Australië wel voor me is. Het is de bevestiging van de liefde die ik op dit moment voel voor dat land. En Give It A Go kijkt natuurlijk terug op de wilde jaren zeventig waarin ik surfte van bar naar bar, alcohol dronk en sigaretten rookte, maar ik vergelijk die tijd met het heden waarin ik jonge mensen hun surfboard zie opblinken, zich in hun wetsuit zie wringen en het zilte sop zie kiezen.

Als ik al mijmer over het verleden, dan is het enkel maar wanneer het relevant is voor het heden. Ik ben niet in mijn verleden blijven hangen. Er zijn maar twee songs die echt over het verleden gaan en dat zijn Isabel en Lowland Brothers.

OK, maar die gaan niet over je eigen verleden. Die nemen ons mee terug naar Vlaanderen voor W.O.I. Heb je die geschreven toen je in 2013 gastprogrammator was voor Dranouter?
Nee, ik schreef ze vorig jaar. Ik heb ze geschreven voor een speciale gelegenheid ook, voor ‘Ypres, as we remember…’ waarvoor ik uitgenodigd was. Met die concerten werd het begin van W.O. I herdacht en ik had een paar bestaande anti-oorlogssongs kunnen leren, maar ik vond het interessanter en meer uitdagend om er een paar nieuwe te schrijven. Dus bestudeerde ik een beetje wat er toen gebeurde en schreef twee songs over een verhaal dat ik las. Het was een ingrijpende ervaring, één die me nog meer verbond met Vlaanderen.

Je noemde daarstraks de titeltrack al van je nieuwe plaat: Fúgalisto, die is geïnspireerd door de Moy Hill Community, een groep mensen die biologische, inheemse groenten en fruit telen. Wat sprak je daar zo in aan?
Omdat ik onze relatie met voedsel één van de belangrijkste problemen van deze tijd vind. Vroeger leefde iedereen van de landbouw en heel de gemeenschap was er ook bij betrokken. Iedereen wist zo ook wat hij at. Tegenwoordig is de landbouw vervangen door de landbouwindustrie en dat is een heel ander beest dat ons met heel wat problemen opzadelt. Vandaag de dag worden Ierse boeren betaald door Europa om NIET te produceren zodat een landbouwer in Polen of zo kan telen en zijn oogst in plastic kan laten draaien om hem te verschepen. En zo eten wij nu Poolse wortelen en Israëlische knoflook! Dat vind ik zo bizar! En onze boeren zitten ondertussen thuis voor de tv. Zo kan het niet bedoeld zijn.

Maar wat ik vooral zo leuk vind aan de Moy Hill Community, is dat het geen harde activisten zijn. Het zijn loltrappers, praktische mensen die de helft van de dag surfen en de andere helft van de dag groenten zaaien en bomen planten. Wat ze doen is niet eens politiek bedoeld of om mensen te bekeren. Ze werken alleen maar keihard om mensen te voeden en ik voel me vereerd dat ik hen tot mijn vrienden mag rekenen.

En wat met Luka Bloom zelf? Probeert hij mensen bewuster te maken van de klimaatverandering bijvoorbeeld? Die kwam wel heel dicht bij. Het stadhuis van Thomastown, waar je vorig jaar in mei nog speelde, werd nadien verwoest door overstromingen.
Ik ben geen protestzanger of zo. Ik ben nog nooit opgestaan met de vraag: “Over welk probleem ga ik dit keer eens een song schrijven?”  Ik heb niet de drang om een manifest te schrijven of om mensen anders te doen denken. De enige verantwoordelijkheid die ik heb, is om te zingen over de dingen die ik meemaak, die ik denk, die ik belangrijk vind. Wat het publiek ermee doet, is hun zaak.

En ja, we hadden vreselijke overstromingen in heel Ierland vorig jaar en dat hield me uiteraard bezig. En er is natuurlijk zoiets als klimaatverandering. Het gebeurt! Ook hier!

Als illustratie dat je inderdaad schrijft over je eigen leefwereld kunnen January Blues en Jiggy Jig Jig dienen. Die gaan beiden over County Clare, waar je woont.
Inderdaad en ook Frúgalisto en Give It A Go gaan over het leven in County Clare. Vaak worden zangers geïnspireerd door dingen die gebeuren in Amerika of andere verre oorden, maar ik kijk om me heen en laat me inspireren door de dingen uit mijn omgeving. De mensen hier zijn even interessant als waar ook ter wereld. Ik laat me nog altijd graag verwonderen door mijn directe omgeving.

Je nam ook een nummer op dat je schreef toen je zestien was. Waar kwam dat idee vandaan?
Het grappige is dat die song nooit weg is geweest. Ik noem Wave Up To The Shore altijd “de song die nooit verdween”. Toen ik hem schreef, waren er veel mensen dolenthousiast over, maar op de een of andere manier paste hij nooit op één van mijn vorige albums. En toch is het waarschijnlijk de belangrijkste song uit mijn carrière omdat dit het nummer was waardoor ik besefte dat ik misschien wel een professioneel zanger kon worden. Ik heb de voorbije jaren al meermaals geprobeerd het op te nemen, maar dit was de eerste keer dat alle stukjes op zijn plaats vielen: de studio, de sfeer, mijn neef, die er op meezingt, de manier waarop ik hem zelf zong… Dit keer paste het ook perfect aan het eind van de plaat. Ik ben er heel tevreden mee.

Weer een illustratie hoe je niet alleen zingt over, maar ook met je omgeving. Je noemde al je neef Gavin. Is de vrouw die we horen op Berkeley Lullaby ook familie?
Nee, maar ze woont wel in mijn geboortedorp. Ze is een lid van de Cahall-familie, een familie van drie zussen en twee broers. Je hoort de drie zussen trouwens in de achtergrond op Isabel. Voor Berkeley Lullaby, wat een instrumentaaltje is, wou ik toch absoluut een vrouwenstem. Het gaat over de dood van zes Ierse studenten in Berkeley vorig jaar, ook al gebruik ik geen woorden. Ik vond geen woorden die bij de tragedie pasten en toch zegt het iets over hoe ik me er bij voelde. Ik weet niet of de families van de slachtoffers ooit zullen weten of het bestaat, want het is niet het soort song dat je kan promoten. Maar het is er en als ze het vinden, zal het hen hopelijk wat troosten.

Toen we de tekst van Warrior hoorden, dachten we meteen aan sommige jongeren in Brussel die opgroeien als kleine criminelen en, wie weet, zelfs eindigen als terroristen. Zij zouden deze song moeten horen. Maar natuurlijk had jij iets helemaal anders in gedachten toen je het schreef.
Ja, de aanleiding is wat trivialer. We hadden in Ierland een explosieve groei in populariteit van Mixed Martial Arts. Een heel gewelddadige sport waarbij het de bedoeling is om zoveel mogelijk schade toe te brengen aan een andere mens en daar veel geld voor te krijgen. We lijken wel terug te gaan naar de tijd van de gladiatoren waarin mensen beloond worden als ze anderen kapot maken. Jonge kinderen zien dat op tv of via internet en toen dacht ik: we hebben een ander soort krijgers nodig. We hebben strijdbare poëten nodig en zangers, strijdbare leerkrachten. Dat zijn de mensen die beloond zouden moeten worden: de mensen die iets uit liefde doen. Ik vind het zelfs belachelijk dat een voetballer vijftienduizend euro per week kan verdienen om een spel te spelen dat hij graag doet terwijl onze leerkrachten in Ierland moeten schrapen om hun rekeningen te kunnen betalen. De samenleving is slecht in het stellen van prioriteiten, me dunkt…

Op 12 mei stel je je album voor in de AB. Zullen we je nog ergens kunnen zien?
Ja hoor, ik kom ook nog naar mijn favoriete zaal in België: de Roma op 3 december en op 25 juni sta ik in het Muziekgebouw in Eindhoven, dat is ook niet ver weg, toch?

20 april 2016
Marc Alenus