Jim White - De honger naar verlossing

Als de man van de platenmaatschappij ons de AB-Club binnenloodst, zit Jim White op het parket zijn cd's en dvd's te sorteren. Het is een vriendelijke, wat afstandelijke man die ons met een stevige handdruk en een warme glimlach verwelkomt en meteen zijn doos wegzet om met ons op de rand van het podium te zitten. Of we vragen hebben, meneer White? Zeker weten.

De honger naar verlossing



In vergelijking met het vorige album, voel je je blijkbaar beter? Hoe is dat gekomen?
Door vijftig jaar lang fouten te maken en ze proberen op te lossen. Geluk. Door veel liefde te krijgen uit verschillende hoeken: David Byrne die me geholpen heeft, journalisten zoals jij die schrijven dat dit de moeite waard is. Mijn vrouw, die me steunt en me helpt. Mijn kinderen. Dat heeft me allemaal geholpen. Ik was een  reusachtige oceaanstomer vol treurnis, ellende en eenzaamheid. En toen kwamen er kleine sleepboten die hem van richting deden veranderen. Hij is nog niet helemaal omgedraaid, maar de ommekeer is alvast begonnen. Daar gaat dit album zowat over.

Je bent vrij laat de muziekwereld ingestapt. Betekent dat dat je er daarvoor niet mee bezig was ?
Ik ben muziek beginnen schrijven toen ik achttien was. Ik heb toen op één jaar twee keer mijn been gebroken, zodat ik een jaar lang niet kon lopen. Ik ben muziek blijven maken tot mijn zeventwintigste, maar toen raakte ik met mijn hand in een elektrische zaag en kon ik vijftien jaar lang niets meer spelen. Daarna werd ik opnieuw ziek. Mijn hele leven heb ik dat gehad: ongevallen, problemen met mijn gezondheid, depressies. Dus begon ik opnieuw gitaar te spelen. Toevallig begon muziek op dat moment net af te wijken van een gladde productie naar lo-fi off beat gedoe, zoals Beck en Kurt Cobain die maakten. Daarvoor zou Beck worden gezien als een raar ventje dat één goed nummer schreef en daarna zou hij vergeten worden. Maar ik begon net op het juiste moment opnieuw gitaar te spelen. Bovendien had ik niets anders te doen dan vier maanden lang te tokkelen en naar het plafond te staren.

Vind je dan dat je geluk hebt gehad ?

In die vijftien jaar had ik veel gecompliceerde ideeën, die zichzelf zo’n beetje muzikaal hebben uitgewerkt in mijn hoofd. Ze werden eenvoudig. De muziekbusiness en mijn liedjes zijn gewoon geleidelijk naar mekaar toegegroeid. En uiteindelijk raakten ze elkaar een moment lang. En precies op dat moment had ik het geluk dat mijn muziek bij David Byrne terechtkwam. Ik had hem geen tape gestuurd. Ik was niet eens aan het proberen om muzikant te zijn en had er geen idee van dat iemand die songs graag zou kunnen horen. Ik had ze nota bene opgenomen in mijn keuken op een kleine cassetterecorder terwijl ik op potten en pannen sloeg. De eerste die de tape te horen kreeg was Melanie Ciccone, de vrouw van Joe Henry, de manager van Daniel Lanois en de zus van Madonna. De tape was een cadeau voor een van mijn vrienden, maar zij hoorde die dus en zei “Dit zijn echt goede liedjes. Wie is dat?” En uiteindelijk nam ze contact met me op en zei dat ik platen zou moeten maken. Ik dacht dat ze gek was. Zij was dus degene die de tape naar David Byrne stuurde. Dat vond ik behoorlijk vreemd en grappig en eigenlijk vrij hopeloos: er zou toch niks van komen. Maar tien jaar later ben ik dus een vaste klant in de muziekscene. Het kan raar lopen.

Nu je het toch over David Byrne hebt: zijn label legt meer de nadruk op wereldmuziek? Jij lijkt er niet bij te passen of zie je jezelf als wereldmuzikant?

Ik denk dat het label houdt van mensen die de zaken binnenstebuiten draaien. Mijn album is niet echt alt-country. Er zijn momenten dat het zeker country is, zelfs klassieke country, niet eens alt-country, maar het volgende moment is het dan weer 'weird jazz' en deconstructie. In dat opzicht pas ik er dus wel bij. Maar op alle andere vlakken val ik er inderdaad helemaal buiten.

Je hebt de hele wereld rondgereisd. Je hebt zelfs een tijdje doorgebracht in Brussel.
Ik was beroemd in Brussel. Er hingen foto’s van mij over heel Brussel, voor een advertentie van een plaatselijk bier. Hier had ik een tijdje werk en wat vrienden. Het was gewoon een stad om eens te proberen. In andere steden ben ik nooit echt succesvol geweest. Hier lukte het nog een beetje, maar ook niet echt veel.

En nu ben je hier terug. Doe je deze tour in je eentje ?

Nee, ik heb twee muzikanten uit Athens, Georgia mee: een echt goede gitarist en een prima vaste basspeler, die met Kevin Keeney heeft gespeeld. Een tweemansband dus en een drummachine.

In je teksten heb je het vaak over religie en geweld. Zit daar niet ergens een paradox in ?

Religie zit vol geweld. Denk nog maar aan het woord “jihad”.

Wat wij bedoelen, is dit: bij het woord religie denken wij eerder aan 'doing the right thing', maar misschien zijn we naïef.

Jij bedoelt eerder spiritualiteit. Spiritueel zijn betekent te proberen 'the right thing' te doen. Religieus zijn is gewoon een geloof volgen. En geen enkel geloof zegt consequent dat je 'the right thing' moet doen, tenzij misschien het sufisme in zijn zuiverste vorm. Maar in alle religies zitten fouten die door kleingeestige mensen kunnen uitgebuit worden. Dat geldt zowel voor het christendom als voor eender welk ander geloof.

En waarom is geweld zo belangrijk in je liedjes?

Een van mijn geschiedenisleraars op school vond de relatie tussen onschuld en woede het interessante aan mijn nummers. Als er dus geweld in mijn werk zit, is dat gewoon een manier om een innerlijke woede tot uitdrukking te brengen.

Het is dus niet echt een observatie. Het zit meer in je?

Ik denk niet dat geweld en religie de sleutelthema’s zijn in de muziek die ik maak. Ik denk dat eerder de honger naar verlossing de sleutel tot mijn muziek is. In alle songs die ik schrijf zit een personage dat op zoek is naar een thuis. Bepaalde personages slagen erin om die thuis te vinden, anderen weer niet. Het zijn gewoon allemaal variaties op mezelf. Er zijn auteurs die schrijven over 'de menselijke toestand'. Ze beschrijven dit of dat type persoon en begrijpen de 'menselijke toestand'. Ik heb dat nooit begrepen, dus ik schrijf over wat ik wel ken: mijn menselijke toestand. Ik wou dat ik meer begreep van 'de menselijke toestand'. Ik probeer te leren. Ik veronderstel dat ik vijftig jaar heb geprobeerd mezelf te ontcijferen en dat ik nu kan beginnen te leren over andere mensen.

Je had het al over een thuis. Vind je dat je er nu één gevonden hebt? En wat betekent dat dan?

Een thuis is een plaats waar je thuis hoort, waar, hoe moeilijk je het ook hebt, je toch wil zijn. Het is de plaats waar je de anderen begrijpt en zij jou begrijpen. Mijn thuis is klein: mijn vrouw, mijn twee kinderen en een huisje op het platteland. In een stad voel ik me niet echt meer thuis. Ik leef dan wel in Athens, maar dat is niet echt mijn thuis en waar ik ben opgegroeid is ook mijn thuis niet meer. Dat kleine plaatsje daar is mijn thuis.

Je houdt ook niet echt van op tournee gaan.

Ik heb er een hekel aan.

Waarom ben je dan hier?

Ik heb geen zin om weer met een taxi te moeten rijden.

Het is gewoon financieel?

Zeker, maar je moet dat in een bepaalde context zien. Als ik op een podium sta, denk ik: “Ik heb deze liedjes geschreven en ze betekenen iets voor deze mensen.“ Ik moet ze dan ook brengen met dezelfde liefde die zij mij toedragen. Maar als ik de keuze had, zou ik nooit meer touren. Op deze tournee ben ik de tour manager. Ik ben de chauffeur. Tour managers worden zo’n duizend euro per week betaald omdat het zo’n moeilijke job is. Ik ben degene die zegt wat de muzikanten moeten spelen. Vanavond heb ik bijvoorbeeld een discussie gehad met mijn gitarist omdat hij iets speelde waarvan ik hem had gezegd dat hij het niet moest spelen. Ik moet mensen uitdagen, oppeppen. Als ik klaar ben met één ding, staat er al een ander te wachten. Mijn dag bestaat uit zeventien of achttien uur communiceren met mensen, van de geluidsman tot de rest van de band. En als je luistert naar mijn songs, weet je dat ik iemand ben die het grootste deel van zijn leven alleen heeft doorgebracht. Op tournee gaan is dus een ongelooflijke psychologische uitdaging, want als mijn shows afgelopen zijn, ga ik zitten en verkoop mijn cd’s. Ik probeer naar iedereen te luisteren, schud hen de hand en laat hen hun verhaal vertellen. Op het einde van de dag is elk spatje energie uit mij gezogen, in die mate dat ik ‘s nachts niet kan slapen. Ik ben gewoon uitgeput. Overdag moet ik zoveel klusjes opknappen dat ik me ‘s avonds op het podium amper de songs kan herinneren. Ik heb het moeilijk om me te herinneren hoe ik mijn nummers moet spelen, omdat mijn hoofd experimenteel in mekaar zit en durft weg te zweven. Het vraagt dan ook grote concentratie. Elke seconde van de dag, zo'n twintig uur, moet ik me intens concentreren en een rol spelen waar ik slecht in ben. Daar moet je echt niet jaloers op zijn. Thuis songs opnemen, daar ben ik goed in. Ik loop rond in mijn studio. Er liggen tientallen instrumenten. Ik zet een track op, luister en doe waar ik goed in ben. Uiteindelijk begrijp ik heel erg goed dat mijn publiek heel veel liefde en vriendschap meebrengt en daar ben ik heel erg dankbaar voor.

Je werkt aan een roman en een script. Zou je dat liever doen dan met muziek bezig zijn?

Iets waar je hard voor gewerkt hebt, wil je toch niet weggooien. Ik heb hard gewerkt om hier te geraken. Ik wil dat niet zomaar weggooien. Dat zou dom zijn. Ik heb namelijk een familie om voor te zorgen en ik ben nooit erg goed geweest in de kost te verdienen. Voor ik hier aan begon, was ik tien jaar lang taxichauffeur. Daarvoor had ik tal van jobs waar mijn vingers werden afgehakt en mijn rug werd gebroken en dat soort dingen. Als romanschrijver of scenarist kan je je boterham niet verdienen. Daar kan je je familie niet van voeden. Zoveel talent heb ik niet. Als ik een goede film en een goed boek kan schrijven, zal ik gedaan hebben wat ik kan. Wat ik echt wil doen, is leraar zijn. Een van mijn doelen is leraar te worden. Als ik tenminste het geduld heb om te leren hoe ik mensen iets kan aanleren. Leraars hebben mij ook altijd geholpen. Ik wil andere mensen helpen. Romans en scenario’s, dat zijn mogelijkheden, maar leraar zijn lijkt een logische keuze omdat ik veel heb geleerd over schoonheid. En ik denk dat ik andere mensen zou kunnen aanmoedigen om dat ook te leren.

Wat zou je dan graag aanleren? Muziek?

Nee, ik kan geen muziek lezen. Ik weet er eigenlijk niks over. Maar creatief schrijven, scenario’s schrijven, iets met het proces om ideeën verder uit te werken. Iets technisch aanleren is voor mij helemaal niet weggelegd. Als het op technisch spul aankomt, ben ik net een baby. Ik begrijp er niks van.

Wat beschouw je als je muzikale invloeden? Woven Hand, Johnny Dowd …?

David Eugene Edwards is een bron van inspiratie. Maar ik zal niet proberen om hem te imiteren. Eigenlijk hou ik wel van primitieve muziek. De pygmeeën uit Belgisch Kongo. Ik ben gek op Afrikaanse muziek.

Ga je op zoek naar muziek?

Ik krijg alleen muziek te horen als iemand het in mijn handen stopt. Maar ik hou van allerlei soorten muziek. Die drie noten die ik twintig jaar geleden op de radio hoorde toen ik over straat liep, dat zijn invloeden voor mij. Twintig jaar later komt dat dan plotseling weer boven, midden in een liedje. Maar de echte invloeden, de mensen die me aan het denken hebben gezet, waren Tom Waits en Rickie Lee Jones. Toen ik op muzikaal vlak verloren was, hebben zij mij terug op het rechte pad gezet. Op dit moment werk ik aan een plaat met klassieke gitaaretudes. Daarmee ben ik begonnen omdat ik Julian Breem eens heb zien spelen op tv. Hij is een fantastisch klassiek gitarist. Ik luisterde naar wat hij deed en dacht “Ik kan ook zo’n liedjes schrijven”. Dus heb ik over een periode van drie à vier jaar zowat twintig klassieke gitaaretudes geschreven.

Maar je zei net dat je geen noten kon lezen en toch schrijf je klassieke muziek.

Dat doe ik puur uit het geheugen. Ik kan het zelf niet spelen, dus ben ik op zoek gegaan naar een klassiek gitarist om ernaar te luisteren. Ik heb geluk gehad dat ik iemand heb gevonden met heel veel geduld. Hij luistert ernaar, zoekt uit hoe het in elkaar zit en speelt het. Ik zeg hem gewoon wat hij moet doen. Ik zou dat zelf nooit kunnen onthouden. Dat is veel te ingewikkeld. Daar ben ik nu mee bezig. Maar we hadden het over invloeden. In New York, toen ik taxichauffeur was, luisterde ik veel naar muziek: southern delta blues en minimalistische muziek als  ‘Einstein On The Beach’, David Byrne en al zijn vreemde theatrale albums, ‘My Life In The Bush Of Ghosts’ …

Dus je bent toch een wereldmuzikant.

Mijn invloeden blijkbaar wel, ja, maar als ik een liedje maak, is dat een stoofpotje met als basis folkmuziek. En daarbij worden dan allerlei ingrediënten gevoegd, dingen uit de hiphop, psychedelia, Afrikaanse muziek, eender wat. Als je naar dit album luistert, kan je hier een funkgitaar horen en daar een Afrikaanse kalimba. Dat gebeurt eerder toevallig. Ik ben bezig met een song en vind dat er een helder geluid in moet. Dan ga ik op zoek in mijn collectie, kom bij de kalimba en dat is het dan. Dat kan even goed een triangel of bellen zijn. Een liedje maken is eigenlijk een proces van eliminatie.

Waarna Jim White naar de keuken wordt geloodst, waar hij een iets minder exotisch maal krijgt voorgeschoteld, samen met de volgende journalist. Ook voor een muzikant kan het leven hard zijn.

9 december 2011
Patrick Van Gestel