Ian Clement - Ik moet altijd mijn instinct volgen

Met Wallace Vanborn blies hij op de voorbije editie van Crammerock nog de slaap uit de ogen, proppen uit de oren en magen tegen ruggengraten, maar nu is Ian Clement daar plots met een intimistisch soloalbum. Dat vraagt om een gesprek.

Ik moet altijd mijn instinct volgen



Je brengt binnenkort een soloplaat op de markt met de titel ‘Drawing Daggers’. Beetje boos op de wereld?
Ian Clement
: (lacht) Helemaal niet. Het gaat meer over een nieuw begin, klaarstaan voor het gevecht. Zoiets als: "ik heb er zin in, ik ben er klaar voor en ik ga niet naar de oorlog zonder wapens."

Ook niet zonder wapenbroeders. Je krijgt hulp van heel wat muzikale vrienden, maar één naam springt ertussenuit omwille van de buitenlandse naam en het instrument dat hij bespeelt. Eentje dat we bij Wallace Vanborn nooit zouden horen. Hoe kwam Jon Birdson (Beck) met zijn trompet bij jou terecht?
Dat ging – net zoals het instrument klinkt eigenlijk -  heel organisch. De producer (Peter Obbels, nvdr.) had al eerder samengewerkt met hem en de nummers zijn allemaal eerst in een heel sobere context opgenomen - akoestische gitaar, drums en stem - en daarna hebben we ze laagje voor laagje aangekleed.: bas, orgels, toetsen, een beetje van alles eigenlijk.

We voelden toen dat we nood hadden aan warmere klanken. Trompetten, trombones  en klarinet hebben allemaal een warme klankkleur en ja… Peter kende Jon en ik had helemaal geen bezwaar. En hij is gekomen en dat bleek een aangenaam mens, een echt chille Amerikaan die voor alles in was.

En ik, ik stond erbij en keek er naar. Hij bracht ook zijn vriendin mee naar de Ardennen. Het was zomer en we hebben een heel leuke week gehad. Heel het opnameproces baadde trouwens in een uitgelaten sfeertje.

Heb je de nummers voor de plaat ook in de Ardennen geschreven?
De ideeën waren al klaar, maar het arrangeren, uitwerken en tekstueel de puntjes op de i zetten heb ik wel daar gedaan in de studio.

Op de eerste song blijf je nog redelijk dicht bij de sound van Wallace Vanborn. Hij heet The Explorer en dat lijkt ons niet toevallig.
Dat klopt. Het was meteen duidelijk dat, als ik muzikaal mijn instinct wil volgen - niet alleen nu, maar ook in de toekomst - ik me moest kunnen losscheuren van wat ik tot nog toe deed met Wallace Vanborn. Ik wou dat ook voor mezelf aankondigen, me daar klaar voor maken. Een nummer als The Explorer geeft me zelf zin om te gaan zien wat er nog mogelijk is.

Ik heb nu een plaat gemaakt met deze sound, maar ik wil niet blijven stilzitten. Ik wil dit doortrekken en zien waar ik de volgende keer uitkom.

Wij hadden een beetje het gevoel dat dit album een gesloten kring was. Je vertrekt met The Explorer en je eindigt met Hidin’, wat twee gelijkaardige nummers zijn. Maar daartussenin zwerf je van de ene stijl naar de andere. Moet je deze plaat zien als een reis?
Het idee was dat elk nummer vanuit een verhaal vertrekt, eerder dan vanuit een afgewerkt iets. Wat ik tot nu toe deed met Wallace Vanborn was altijd heel hoekig, heel recht, heel heftig, op je neus gemixt en naar voor gebracht, maar het solowerk moest echt op en neer gaan, duwen, trekken, dynamischer zijn. Veel meer het idee van een beweging, een verhaal volgen, zowel in de nummers afzonderlijk als uiteindelijk in de volgorde van de tracks.

Peter Obbels (o.a. Flip Kowlier, Yevgueni en Maxon Blewitt, nvdr.)  heeft me daar geweldig in geholpen. Ik heb daar zelf heel lang mee zitten sukkelen omdat het voor mij aanvoelde als een puzzel waarvan ik wel zag dat de stukken in elkaar moesten kunnen passen, maar ik zag niet hoe. Ttoen hij dan afkwam met deze volgorde, voelde ik meteen iets van: dat is het! Hij heeft er een plaat van gemaakt.

Is deze soloplaat eenmalig, een tussendoortje? Of moet je het eerder, zoals bij Kristof Uyttebroeck (August Albert, zanger van Customs, nvdr.), zien als iets wat helemaal van jezelf is, iets dat je tot je laatste adem zal doen?
Ik zie dit als een vertakking van mezelf op dit moment, maar, zoals ik al zei, is mijn instinct voor mij heel belangrijk. Bij alles wat ik doe op muzikaal vlak wil ik vooral mijn zin doen. Iets wat de dag van vandaag niet evident is, maar waar het voor mij wel om gaat.

Ik zie momenteel geen wereld zonder Wallace Vanborn of zonder mijn soloproject. Ik vind het heel leuk om nu de switch te kunnen maken, zowel live als om er zelf naar te luisteren, omdat het zo’n verschillende werelden zijn. En dat is net het spannendste aan muziek, dat dat mogelijk is. Weinigen doen het, maar ik vond het echt nodig.  Ik zal dus nog platen maken met Wallace Vanborn, maar ook alleen. En of die hetzelfde zullen klinken als deze? Wie weet?

De eerste single Little Knife heeft een heel aparte solo, die lijkt op gitaar, maar dan op synthesizer gespeeld.
Daar hebben veel mensen me al over aangesproken. Ik vind dat wel tof. Het is wel degelijk gitaar.  HOG of harmonic octave generator heet dat. Dat is iets van Electro Harmonics. Met fuzz erbij en op de gitaar zelf veel toon weggedraaid zodat het een diffuus geluid wordt, niet echt scherp, maar eerder rond. Het wakkert de fantasie aan.

Tweede single Interview lijkt te gaan over iemand, die zich verraden voelt. Vanwaar dan de titel?
Het gaat eerder over een oude grijsaard die zogezegd weet wat de wereld te bieden heeft, alles al gezien heeft en dan maar in zichzelf keert. Het gaat over verzoening met de wereld, het leren omgaan met het kwaad en het licht proberen zien.

Interview slaat dus op het in zichzelf kijken. De blik naar binnen toe in plaats van naar buiten. De oude man zit in zijn eigen wereldje. Hij wordt bang van het leven in plaats van bang te zijn voor de dood.

In de clip bij het nummer lopen mannen rond met “I Know” op hun jekker.
Dat slaat op: “Hij, die denkt dat hij het weet, maar beseft dat hij het niet weet”. De letters verdwijnen ook geleidelijkaan.

Op deze intieme plaat, lijkt At Sea het meest intieme nummer te zijn.
Misschien wel. Van arrangement wel. Het begint heel sober en bouwt dan op tot een woelige climax. Maar tekstueel is dat niet het geval. Ik schrijf nogal cryptisch en daardoor gebeurt het wel eens dat een tekst met de tijd iets anders gaat betekenen. Ik zie dan plots iets anders in mijn eigen teksten.

Dat gebeurde bijvoorbeeld met The Great Escape, dat aanvankelijk ging over een vriend die zijn vader verloor twee jaar geleden en met wie ik een bizarre periode beleefde. Het nummer gaat daar nog steeds over, maar nu ik mijn eigen vader verloor, kreeg het een totaal andere diepte en een heel nieuwe betekenis kreeg.

Ik vind het ook mooi dat mensen hun eigen verhaal kunnen bedenken bij mijn teksten.  Ik wil ze niet te veel de pap in de mond geven. Wie wil, mag er een betekenis aan geven, maar het moet ook niet.  Ik nodig gewoon uit.

Is The Great Escape dan je lievelingssong op het album?
Nee, dat kan ik niet zeggen. Ik heb niet echt een lievelingssong. Het zijn allemaal mijn kindjes. Ik vind ook de overgangen tussen de nummers heel tof. Ik luister er zelf graag naar.

Je mocht de voorbije weken het voorprogramma verzorgen van Trixie Whitley. Hoe was dat?
Dat was indrukwekkend en zwaar, want ik was ook gitaartechnicus voor Trixie. Ik deed dus elke avond het voorprogramma, maar in plaats van daarna heerlijk te kunnen ontspannen, moest ik weer aan de bak.

Normaal heb je voor een show wel wat mentale voorbereiding nodig en achteraf heb je ook een soort van decompressie, maar daar was nu geen ruimte voor. Dat was wel heftig, maar samenwerken met mensen als Alan (Gevaert, n.v.d.r.), Trixie, Jeff (Taylor, n.v.d.r.) en op het einde ook Thomas Bartlett, de producer, die er ook bij was in de AB, dat werkte heel inspirerend.

Lukt het een beetje om een eigen publiek aan te boren? We kunnen ons voorstellen dat dat verschilt van het publiek dat van Wallace Vanborn houdt.
Voorlopig is het nog wat nieuw. Wallace Vanborn blijft gestaag opbouwen, in sommige landen al wat meer dan andere, maar mijn soloplaat moet nog uitkomen. Ik heb nu deze tour gedaan met Trixie en we zullen zien hoe het gaat in de toekomst.

27 maart 2013
Marc Alenus