HendriX - Ik lijk niet op de wrakken die ik op schoolreünies zie

Ik lijk niet op de wrakken die ik op schoolreünies zie

Ooit komt de dag in je leven waarop je je eerste plaat maakt. Voor Sandra Kim was dat op dertienjarige leeftijd, Wilfried Hendrickx moest zestig jaar langer wachten. Maar zie, de oud-Humojournalist schreef met ‘Popsongs’ twaalf kwieke nummers bij elkaar die staan als een huis. Geflankeerd door gitarist en muzikale duivel-doet-al Chris Peeters, zingt Hendrickx over wat hem nu nog drijft. En daarbij laat hij het jonge veulen in zich naar hartenlust rocken. Voor hem dus geen kaartnamiddagen met leeftijdgenoten, maar culturele centra waar hij kan laten zien wat hij muzikaal in zijn mars heeft. Waarom ook niet trouwens?

Op drieënzeventigjarige leeftijd word je plotseling een popster. Vanwaar die koerswijziging?

Wilfried Hendrickx: De oude Hendrickx wou nog eens toeslaan, zeker? (lacht) Muziek heeft altijd een belangrijke plaats in mijn leven ingenomen, zowel klassiek als rock. Toen ik twaalf was, zong ik als een mooi sopraantje met achter mij het schoolkoor. We wonnen wedstrijden en kwamen op de radio. Nadien brak mijn stem en kwam er alleen geblaf uit, als was ik een kwade hond. Zo was ik verloren voor een leven als rockster! Ik was wel een hevige fan van de muziek, die toen opkwam: Bill Haley, Elvis Presley en de hits van Roy Orbison en The Everley Brothers die op de autoscooter werden gedraaid.

Ik ben uiteindelijk bij Humo beland als rockredacteur, maar de muziekwereld werd uiteindelijk te beperkt voor mij als journalist. Toch bleef ik gefascineerd door de muziek. Ik stond regelmatig op met een flard tekst in mijn hoofd, een mini-popsong die ik dan opnam op een bandopnemertje. Op hoge leeftijd ben ik nog eens in die fragmenten gedoken. Ik heb mijn gitaar genomen en de songs gespeeld, zonder de eelt van vroeger op mijn vingers. Die liedjes heb ik afgeborsteld en mooi gemaakt met de juiste akkoorden. Samen met Chris Peeters hebben we dan het album in de studio opgenomen.

Het klinkt als een jongensdroom die werkelijkheid wordt. Hoe moeilijk is het uiteindelijk om zo’n droom, die velen koesteren, in realiteit om te zetten?

Er was geen slechter moment denkbaar om te debuteren dan in deze covid-periode. Normaal gezien zouden er nu enkele optredens moeten volgen. Er zijn een paar interviews en er bestaat de hoop dat mijn songs op de radio worden gedraaid. Maar voor de rest gebeurt er heel weinig door die pandemie. We kunnen nauwelijks repeteren. Dat valt allemaal zwaar tegen. Had ik beter gewacht om de plaat een half jaar later te releasen? Ik weet het niet.

Je bent ongetwijfeld sterk beïnvloed door je eigen muzikale helden. Of is het toch Wilfried Hendrickx pur sang?

Alle muziek beïnvloedt elkaar. Ik denk zeker dat Buddy Holly en The Everly Brothers me in de juiste richting hebben gestuurd. Het zijn artiesten die me destijds van de sokken hebben geblazen. Ze maakten hits die in mijn oren bleven hangen: catchy, swingend, up-tempo. Nog zo’n voorbeeld is Chuck Berry: die maakte van iedere song een juweeltje. Je hoort het nummer en ziet een kleine film voor je. Een verhaaltje dat je in je fantasie omzet in beelden. Ook Lou Reed kon dat. Ik heb hem meermaals geïnterviewd: hij  was iemand die ik bijna een vriend kon noemen. Eén van de meest onderschatte artiesten, die op latere leeftijd zijn beste werk maakte met platen als ‘New York’ en ‘Magic & Loss’. Op korte tijd kon hij iets boeiends en meeslepends vertellen.

(denkt na) Kijk, het zijn niet de vocalises die tellen, maar de ontroering die wordt losgemaakt bij de luisteraar. Dat heb ik ook geprobeerd op ‘Popsongs’. De nummers die ik oorspronkelijk in mijn hoofd had, zijn nog beter geworden op de plaat door de inbreng van Chris. Hij is werkelijk de koning van de melodie, de Mozart van de rockgitaar.

In je teksten horen we de scherpe Hendrickx van vroeger als journalist terug. Was dat met voorbedachten rade?

(knikt) Mijn stukken in Humo waren altijd doorspekt met dubbele bodems. Ik vind dat leuk om te doen. Niets zo saai als voorspelbare, voor de hand liggende teksten. Er moet dynamiek in je lyrics zitten: neem een zin en zet die onder spanning zodat hij geen rechte lijn, maar een boog wordt. Zo moet een goede songtekst zijn. Vaak met hoekige kantjes, ja. Enkele songs die tekstueel te scherp klonken voor een debuut, heb ik bewaard voor een tweede plaat. Ik heb er nog een dozijn kant en klaar in de schuif liggen.

Opvallend is de mix van Nederlands- en Engelstalige songs op één plaat. Vanwaar die keuze?

Ik ben begonnen met songs in het Engels, omdat mijn ambities hoog lagen. Ik wilde wereldhits schrijven (lacht). Toch wist ik al snel dat ik de diepste emoties en nuances in liefdesliedjes zoals Diep In Gedachten Verzonken niet kon weergeven in een andere taal. Het was handiger om mezelf uit te drukken in het Nederlands. Eigenlijk weet ik nu al zeker dat ik verder zal gaan in uitsluitend mijn eigen taal.

Je hebt op jouw leeftijd weinig te verliezen, maar enkel te winnen. Wat bijvoorbeeld?

Ik start met bescheiden ambities. Ik zie mezelf niet naar de Westhoek trekken om daar in cafés voor vijf man en een paardenkop mijn nummers te brengen. Ik hoop dat ik een paar keer mag optreden in enkele culturele centra en dat de songs ook op de radio gedraaid worden. (denkt na) Er zijn zoveel goede groepen die schitterende nummers brengen: Mauro,  Absynthe Minded, Stef Kamil Carlens… Dat maakt het voor radiomakers moeilijk om debutanten als mij een kans te geven. Ik start met bescheiden maar eerlijke ambities dus.

Hoe jong is het veulen in een beginnende popartiest van drieënzeventig?

Ik denk en leef als een zeventienjarige. Als ik dan in de spiegel kijk, schrik ik wel eens: zo oud al… Gelukkig heb ik altijd jonger geleken dan mijn echte leeftijd. Dat heeft met genen te maken. Veel familieleden hebben geen last van rimpels of haaruitval. Bovendien train ik maniakaal in de fitnesszaal en qua voeding hou ik de zaak onder controle. Ik lijk dus hoegenaamd niet op de wrakken die ik soms zie op schoolreünies (lacht).

21 november 2020
Steven Verhamme