Gianni Marzo - Vooraan staan zie ik als collateral damage

Vooraan staan zie ik als collateral damage

Tijdens een van de eerste herfstdagen van dit najaar spraken wij Gianni Marzo, vooral bekend als gitarist bij Marble Sounds en Isbells, over zijn verse debuutplaat ‘The Vessel’. Het gesprek met de aimabele Marzo ging naast de plaat ook over zijn families, de keuze voor het frontmanschap, de seizoenen en - uiteraard - corona. 

‘The Vessel’ is je debuutplaat. Waarom zo lang wachten om zelf met muziek op de proppen te komen?  

Gianni Marzo: Daar is niet onmiddellijk een kort antwoord op. Het meest voor de handliggende is dat ik nu pas voel dat ik iets coherents kan voorleggen. Ik vind het altijd belangrijk dat je als artiest met iets relevants voor de dag kan komen. Niet per se in de zin van vernieuwend, want iemand als Steve Earle is ook niet vernieuwend, maar hij blijft wel relevant. Je moet iets te vertellen hebben. Ik vond niet dat ik de afgelopen jaren al genoeg had om echt mee naar buiten te komen onder mijn naam. 

De tweede reden is dat ik, al voor ik een tiental jaar geleden bij Isbells speelde, in groepjes speelde. Ik zie dat als mijn belangrijkste leerschool. Ik heb muziekschool gedaan, waar de basis gelegd is, maar de echte leerschool is in bands spelen met vallen en opstaan. Net voor ik bij Isbells terecht kwam, had ik ook een eigen project, maar dat ging alle kanten uit. Ik had toen niet het idee dat ik al een eigen sound of verhaal gevonden had. Ik was te veel een fanboy die zijn helden achterna liep. Het resultaat was een te hybride sound waar ik nooit mee had kunnen scoren. Ik was gedreven en had de liefde voor muziek toen al te pakken, maar het ging echt overal en nergens heen.

Wat was dan het keerpunt? 

Er zijn twee momenten, die ik belangrijk vind en die ik relateer aan de twee families waar ik toe behoor: Isbells en Marble Sounds. Ik het Pieter Van Dessel opgezocht in Montréal, waar Marble Sounds is ontstaan. En hij heeft me van daar muziek meegegeven op mijn laptop: gewoon goede indie. Hij had daar ook de toen nog te verschijnen debuut-ep tussengezet. Toen ik dat hoorde, besefte ik: dat is het! Die weet heel goed waar hij naartoe wil. Dat is af. Die heeft zijn verhaal, dat hangt samen. Dat was een compact pakket en ik besefte dat ik dat niet had. Ik deed maar van alles. 

Een half jaar later - ik schreef toen voor Cutting Edge - kreeg ik de opdracht om de ‘Vi.be van de week’ te schrijven. Via via kwam ik zo bij Isbells terecht en schreef ik daar een demobespreking over. Voor alle duidelijkheid: dat was vóór ik er bij speelde. Ook bij Isbells had ik het gevoel dat die een heel afgelijnd parcours hadden; alle ballast overboord. Ik had dat toen gewoon niet.

Nu ben ik in staat om wel een samenhangend pakket aan songs te bundelen en die onder één vlag af te leveren. Dat was een heel lang antwoord om te kaderen dat ik daar nu pas ben. 

Werden d songs die op ‘The Vessel’ staan doorheen de jaren geschreven of zijn die heel recent ontstaan? 

Het is een combinatie van de twee. Eigenlijk is drie kwart van de songs nieuw. Als: in de afgelopen jaren ontstaan. Maar er zijn zeker ook twee songs bij die tien jaar oud zijn. 

Op het moment dat ik voor mezelf uitgemaakt had dat ik geen eigen project wou trekken en dat ik ging doen wat ik graag deed - muziek spelen - zijn de ideetjes wel blijven komen. De basis is nog steeds vooral thuis oefenen en zoeken en pingelen op de gitaar. Zo heb ik altijd dingen gehad, die niet onmiddellijk bij één van mijn bands terechtkwamen, maar die een eigen weg gingen. Maar daar werkte ik niet echt actief aan verder. Zo heb ik zeker twee opgespaarde songs. 

In het merendeel, dat nieuw is, zitten soms hier en daar regeltjes, riffjes of sfeertjes die echt heel ver teruggaan. Als ik bijvoorbeeld Leviathan neem is dat iets totaal nieuws geworden, maar de song is wel ontstaan uit de asse van een oud liedje. Al blijft er van het origineel niks meer over. Het is als het ware een huis waarvan je eerst het volledige interieur onder handen neemt om nadien ook nog alle muren af te breken en herop te bouwen. Achteraf is enkel de grond nog dezelfde. 

Je liet net verstaan dat je liever bandlid bent dan frontman. Waarom dan nu die keuze om toch op de voorgrond te treden? 

Het is een bewuste keuze om nu vooraan te staan en dat onder eigen naam te doen. Het fysiek vooraan staan zie ik als een soort van collateral damage. Het hoort erbij. Het is niet zo dat ik het met tegenzin doe. Ik speel lang genoeg muziek en ik vind het ook wel fijn om de mensen af en toe iets te vertellen. De interactie met een publiek vind ik leuk. Dat is dus geen probleem. Ik heb de afgelopen jaren met de projecten ‘Winterland ‘76’ en ‘Where The Poppies Blow’ wel enige ervaring opgedaan als centrale of één van de centrale figuren. Ik ben dus wel getraind om al iets meer op te schuiven naar het midden. En ik doe dat echt graag. Ik heb hierdoor nog meer respect voor de mensen die centraal staan.

Maar het is niet daarvoor dat ik dit doe. Ik hoop het live te kunnen brengen, als de kans zich voordoet, maar ik heb ook begrip voor iemand die een plaat wil maken zonder te spelen. Ikzelf speel te graag live. Natuurlijk sta ik liefst aan de zijkant van het podium, maar wie niet? Opzij staan en een groter geheel dienen. Dat is gewoon zalig en doe ik het allerliefste. 

Dit album moest er gewoon uit. Ik wilde dit verhaal vertellen en dus neem ik daar ook live de verantwoordelijkheid voor op.

Haal je de inspiratie voor deze plaat, voor je songs, uit het dagelijks leven of uit je omgeving? 

Ik vertrek sowieso altijd vanuit eigen ervaringen, gedachten en gevoelens. Voor mij was het meer een uitdaging om de muzikale ideeën in mijn hoofd vorm te geven. Ik heb voor mezelf een kader gecreërd om aan de nummers te werken. Het resultaat is het verhaal van een soort tijdsreis.

Is er een vaste aanpak bij de opbouw van nummers? 

Ik heb niet echt een vast stramien. Of ik ben me er toch niet van bewust. De meeste songs ontstaan eerder toevallig. Ik speel veel en vaak gitaar. Dat kan ook zijn, terwijl ik naar een serie kijk, als ik alleen ben. Op zo'n moment ontlok ik mezelf soms iets dat interessant is om op verder te bouwen. Dat is meestal het begin: een fout, een toevalligheid een slip of fret. Het is zelden zo dat ik echt bewust begin een nummer te maken over een bepaald thema, tenzij het voor een opdracht is. Voor mezelf start het meestal als een accident de parcours. 

Daarna blijft dat vaak liggen, wordt het opnieuw gespeeld en wordt er op verder geborduurd. Na een tijd moet ik mezelf dan wel verplichten om het af te werken. Dat is het moment dat ik bij me thuis naar boven trek naar mijn mancave - ook wel Studio Bobblehead, vernoemd naar de bobblehead van Jeff Tweedy die daar staat - en begin ik het effectief op demo te zetten. Ik laat de band lopen, speel deels met het stuk dat ik al heb en deels improviserend. Soms land ik dan en soms niet. En als ik land, heb ik een basis en gaat het over het algemeen heel snel. Dan krijgt de song vorm en steeds meer ziel. Ik kan dan de verschillende lagen en partijen toevoegen. 

Het laatste, dat ik toevoeg, is de tekst. Die tekst is een parallel circuit, dat volledig los van de muziek tot stand komt. Wat ik heel vaak doe, is tijdens het lezen mooie zinnen, die ik tegenkom, noteren of het idee ervan gebruiken in mijn teksten. Bij beetjes onstaat zo de tekst. Tot slot komen de dingen samen. En dan is het klaar. 

Als je kijkt naar wie er allemaal meegewerkt heeft aan de plaat, is dat vaak terug te brengen naar je twee families: Isbells en Marble Sounds. 

Dat zijn de mensen die ik en court de route ben tegengekomen en met wie je een vriendschapsband opbouwt.

Is het ook met die mensen dat je de plaat live zal brengen? 

Ik ben aan het repeteren met een aantal van die mensen. Niet iedereen, want live wil ik live klein houden. Ook daar wil ik me omringen met broeders en zusters, mensen waarmee het klikt en bij wie er weinig woorden nodig zijn. 

Er zijn al effectief plannen, maar gezien de onzekere tijden, wachten we daar nog mee. Ik heb al wel enkele soloshows gedaan dit jaar.

Heeft de hele coronapandemie invloed gehad op de release van het album?

Het heeft geen invloed gehad op de planning. Het gros van het album is in de zomer van 2019 opgenomen bij Gaëtan Vandewoude van Isbells thuis. Gaëtan is iemand waar ik me goed bij voel en waarvan ik wist dat ik hem honderd procent kon vertrouwen om samen één op één aan muziek te werken. In het najaar en het voorjaar hebben we dan nog een paar weekends doorgewerkt. Toen we nog van één song de lyrics moesten opnemen, ging de lockdown in zodat ik die dan van thuis uit heb opgenomen. Ook de zoete backingvocals van Renée Sys en Chantal Acda hebben ze bij hen thuis opgenomen. Maar het plan is altijd geweest om in het najaar van 2020 te releasen. We hebben onze planning dus aangehouden, los van corona. 

Dat ‘The Vessel’ in de herfst uitkomt, is dat ook omdat je vindt dat de muziek best bij dat seizoen past? 

Ik weet niet of het iets is dat bestaat, maar ik ben echt een herfstmens. Ik voel me in de herfst zoals veel mensen zich voelen, als de lente uitbreekt. Ik hou echt niet van de zomer, terwijl iedereen dit van me zou verwachten, gezien mijn Italiaanse roots. Dat is natuurlijk bullshit, want ik ben hier geboren en getogen. Let op: ik ben ook blij als het lente wordt, als ik kan barbecueën of met een cocktail op een terrasje kan zitten, maar het hoeft wat mij betreft niet te lang te duren. 

Ik ben dus echt een herfstmens. Ik ben altijd heel opgetogen, als de herfst aanbreekt, want dat geeft me echt het gevoel dat ik terug kan ademen. Ik vind de herfst bovendien mooi en knus. Mensen zijn volgens mij ook beter gekleed in de herfst. In de zomer draag je een T-shirt of vrouwen een rokje, maar geef mij maar mooie stadskledij met een fijn jasje, een sjaaltje, een muts, … Het klopt gewoon allemaal meer in mijn hoofd.

Alle gekheid op een stokje; ik ben ook wel een heel melancholisch persoon en de plaat is dat ook. Ze is heel reflecterend en nostalgisch en dat past echt wel bij de herfst. 

In die zin sluit ze dan ook weer aan bij je twee families, toch?

Enorm! Ik ben me ervan bewust dat er heel veel DNA van Marble Sounds en Isbells in de plaat zit. Dat kan ook niet anders; ik heb zoveel geleerd van Gaëtan en Pieter. Gaëtan heeft de plaat geproducet. Dus het is logisch dat er Isbells in verweven zit. Mijnheer Isbells zat aan de knoppen, hij speelt mee, hij zingt mee. 

Maar ik ben Pieter Van Dessel even dankbaar. Ik weet niet of men überhaupt naar mij zou luisteren, mocht ik geen deel uitmaken van Marble Sounds. I’m standing on the shoulder of giants. Die mannen hebben zoveel voor me betekent en gaven me allebei de kans om in hun bands te mogen spelen. Daardoor heb ik zoveel ervaring opgedaan en dat heeft me zoveel eerstelijnsinspiratie gegeven. Ik zou hier niet zitten, mocht ik niet ooit bij één van de twee hebben gespeeld. 

Stel dat je carte blanche krijgt om een concertdag te organiseren, waarbij het er ook niet toe doet of een artiest nog in leven is. Hoe zou die er dan uitzien in een wereld waar van corona geen sprake is?

Het antwoord dat ik nu geef, kan binnen een uur alweer anders klinken. Maar voor nu puur uit de buik: Nick Drake, begeleid door Richard Thompson op gitaar en Danny Thompson op bas, Mark Hollis met een set van Talk Talk-songs, al dan niet met de band dan wel solo, en een heel interessant en experimenteel jazz-combo. 

Ik zou ook heel graag - als heel grote fan - The National nog eens zien. Ik weet dat je die regelmatig kan meepikken, maar voor mij is het gewoon al lang geleden. Zij mogen van mij gerust headlinen. Zij of Wilco… Maak er een tweedaagse van en ze mogen elk een dag headliner zijn. 

Om af te sluiten bij een heel goede slaapthee voor je in je tent kruipt, nog een soloset van Bill Frisell, die gewoon een uur lang mag improviseren. Terwijl ik dit aan het samenstellen was, dacht ik aan een aangename buitenlocatie zonder regen.

En zeker niet te veel zon!

Zeker! (lacht)

Foto: Patrick Blomme

28 november 2020
Patrick Blomme