Elbow - Succes na achttien jaar wachten

2008 was hét succesjaar voor Elbow. Het sympathieke Britse vijftal kreeg na achttien jaar eindelijk ook commercieel erkenning, won de prestigieuze Mercury Prize voor hun prachtplaat ‘The Seldom Seen Kid’ en zorgde voor legendarische doortochten op de grootste festivals en in uitverkochte zalen. Bij ons was hun passage op Pukkelpop en hun optreden in de AB niet minder dan memorabel. Genoeg reden dus voor een uitgebreide babbel met gitarist Mark Potter.

Succes na achttien jaar wachten



Jullie zijn het grootste deel van 2008 op de baan geweest. Hoe moe zijn jullie?
Potter:
In feite zijn we niet echt moe. We kijken er vooral naar uit om naar huis te gaan en onze familie terug te zien. Dat is het enige nadeel aan touren wanneer je kinderen hebt: weg zijn van huis. Zowel ik als mijn broer (Craig Potter, nvdr) en de drummer (Richard Jupp, nvdr) hebben kinderen. We missen hen uiteraard, maar je raakt gewend aan het leven op de bus. Wanneer je dan thuiskomt, kan je de slaap niet meer vinden omdat je bed niet beweegt (lacht).
Het was meer dan een jaar geleden dat je op een podium gestaan had. Was het een grote aanpassing?
Potter: We hebben in totaal twee jaar in de studio gezeten. Dat vergde inderdaad opnieuw de nodige aanpassing, maar dat is net mijn favoriete gedeelte: uitzoeken hoe je een album live gaat spelen. Dat is heel spannend. Het is jammer dat je niet met een album kan touren voor je het hebt uitgebracht want nummers rijpen onderweg verder. Je moet je dan ook voortdurend aanpassen. Ik denk dat - gezien de manier waarop nu met muziek wordt omgegaan - binnen pakweg tien jaar alle muziek gratis is en artiesten enkel nog hun geld zullen kunnen verdienen met optredens. Daarom hebben we ook de beslissing genomen om nu erg veel aandacht te schenken aan onze live-shows.

Denk je dan dat Elbow binnen enkele jaren geen albums meer zal maken?
Potter:
Neen, integendeel. We zullen nooit stoppen met albums maken. We zijn op dit moment zelfs al bezig met het volgende. Sinds april hebben we in elke kleedkamer een kleine studio opgezet om nummers te schrijven. Het begin voor het volgende album hebben we dus al. Dat moest wel: we gaan weer geen twee jaar op onze luie kont zitten (lacht). ‘The Seldom Seen Kid’ doet het erg goed. Dus het is belangrijk dat we snel iets nieuw hebben en blijven touren.
Jullie zijn altijd erg geliefd geweest bij de pers en andere bands, maar 2008 lijkt het jaar te zijn waarin jullie eindelijk ook commercieel succes hebben.
Potter: We zijn natuurlijk geen popgroep en populariteit was nooit een doel op zich. Het was nooit de intentie om een nummer voor de radio te schrijven. We doen wat we doen en komen zo toevallig uit bij een nummer dat klikt. Neem nu One Day Like This. We wilden een zomers nummer schrijven, iets meezingbaar, een anthem, maar nooit met de bedoeling dat het een radiohit zou worden. En ik geloof dat dat net het verschil heeft gemaakt.
2008 is ook het jaar waarin jullie de prestigieuze Mercury Prize wonnen. Hoe voelde het om pakweg Radiohead en The Last Shadow Puppets achter je te laten?
Potter: Dat was ongelofelijk. Temeer omdat ook die anderen oprecht blij waren voor ons. De Puppets en Radiohead hadden expliciet gezegd dat ze vonden dat wij moesten winnen. Ik dacht dat Radiohead het zou halen. Ze zijn al drie keer genomineerd geweest maar hadden nog nooit gewonnen. Ik hou ook erg van ‘In Rainbows’. Het is één van mijn favoriete albums van hen. We waren dan ook erg geschrokken. We hadden helemaal niet gedacht dat we zouden winnen. Om dan ook nog de zegen te hebben van de groepen waarvan we houden, maakte het nog ongelofelijker.
Jullie hebben altijd al veel respons gehad van grote groepen als Radiohead. Ervaar je zo’n reacties nog even intens als in het begin?
Potter: Zeker. Bedoel je dat we er nu wat meer blasé over doen dan in het begin?
Zoiets. Het kan een gewoonte worden.
Potter: Ja, ik denk het wel (denkt na). We zijn heel kritisch voor onszelf wanneer we platen maken. Aan ‘The Seldom Seen Kid’ hebben we twee jaar gewerkt. We hebben onszelf opgesloten. We hebben voor de eerste keer alles zelf geschreven en geproducet, vroeger was er steeds een producer aanwezig. Nu deden we volledig wat we zelf wilden. Daarom is het volgens mij het best klinkende album én zijn we er ook bijzonder trots op.

Hoe denk je dat het album zou geklonken hebben als er wel een producer was geweest?
Potter:
Een producer is uiteraard positief want hij heeft een muzikale opinie die losstaat van die van de band. Ik sluit niet uit dat we ooit nog met een producer werken. Maar in dit stadium wilden we gewoon onszelf afsluiten en iets maken dat helemaal van ons was. Al zijn er natuurlijk zeker voordelen aan werken met een producer.

Die kan een zekere afstand nemen van de muziek. Zijn jullie daar zelf toe in staat?
Potter:
We proberen. Producers zijn er goed in om je net iets verder te pushen dan je zelf zou doen. Toen we bijvoorbeeld ‘Cast of Thousands’ aan het opnemen waren, dachten we op een gegeven moment dat we klaar waren tot onze producer zei dat het niet goed genoeg was en we extra nummers nodig hadden. Dan hebben we nog I’ve Got Your Number en Switching Off geschreven, één van mijn favoriete nummers. Maar jezelf zo pushen als een producer, is inderdaad moeilijk.

Hoe belangrijk is Manchester nog nadat je de wereld rond geweest bent?
Potter:
Heel belangrijk. Er is zo’n fijne drinking scene (lacht). Daar ontmoeten muzikanten elkaar. Wanneer je terugkomt van tour en je komt een bar binnen, ben je niet de grote rockster, maar een gewone mens. Er bestaat ook geen competitie tussen de verschillende artiesten. We werken samen, producen elkaars albums. Dat is iets heel gezonds. Ik denk dat ook één van de redenen waarom er zulke goede muziek uit Manchester komt, is omdat het weer er altijd belabberd is. Het regent voortdurend. Dus je zit in je slaapkamer, neemt je gitaar en begint muziek te schrijven. We zijn heel trots op Manchester. We schrijven er ook genoeg nummers over, zoals je wellicht wel weet.
The Loneliness of a Tower Crane Driver gaat er bijvoorbeeld over als ik het goed heb.
Potter: Jazeker. Er staan momenteel enorm veel grote kranen in Manchester omdat de stad zo aan het uitbreiden is. Guy (Garvey, zanger, nvdr) was op een gegeven moment in een bar. Alweer. Het is een thema! (lacht) Hij was aan de praat geraakt met een kerel die aanvankelijk deed uitschijnen dat hij de beste job ter wereld had: hij werd het meest betaald, zat bovenaan in zijn kraan met zijn eigen toilet en microgolf en een fantastisch uitzicht. Maar na vier of vijf biertjes bleek dat hij ontzettend eenzaam en boos was omdat niemand hem mocht. Hij verdiende meer en wanneer hij uit zijn kraan naar beneden kwam, was iedereen al vertrokken. Hij had dan ook helemaal geen vrienden. Het nummer is misschien wel een metafoor voor de prijs van het succes als je niet oppast.
Hoe groot was de invloed van Bryan Glancy voor 'The Seldom Seen Kid'?
Potter:
Bryan was een heel goede vriend van ons en eigenlijk van iedereen binnen de Manchester muziekscene. Hij was een fantastisch man en een briljant songschrijver.
Kan je wat meer over hem vertellen? Hier is hij niet echt bekend.
Potter: Bryan was al tevreden wanneer hij gitaar kon spelen. Hij vond het niet nodig om albums uit te brengen en al die dingen. Hij verscheen gewoon in een bar met zijn gitaar en maakte mooie muziek. Hij was het ook die muzikanten, bekend of niet, introduceerde bij elkaar. Hij was dus bevriend met de grootste sterren, maar ook met de daklozen. Op die manier was hij een grote inspiratie voor iedereen. Toen we ‘The Seldom Seen Kid’ aan het opnemen waren, is hij overleden. We wisten onmiddellijk dat we het album aan hem zouden opdragen. Friend of Ours is ons heel specifieke afscheid van hem. Er is erg veel gebeurd in de twee jaar waarin we het album gemaakt hebben. Bryan is gestorven, maar er waren ook positieve dingen: sommigen kregen kinderen, Guy werd opnieuw verliefd, enzovoort. Al die zaken zitten in het album.
Guy schrijft alle teksten voor Elbow. Ga je altijd akkoord met wat hij schrijft of doet?
Potter:
Hij is wel degene die de teksten schrijft, maar we hebben daar uiteraard wel een mening over. Als iets ons niet aanstaat, kunnen we probleemloos zeggen: “That’s a piece of shit, Garvey” (lacht). Hij staat open voor debat. Dat geldt trouwens voor ons allemaal. Er zijn trouwens erg weinig mensen die goede teksten kunnen schrijven. Ik heb het geprobeerd en ik ben er rotslecht in.
Hij is dus geen dictator?
Potter:
Helemaal niet. De reden waarom we na achttien jaar nog samen zijn, is omdat we zo’n goede vrienden zijn. Bovendien weten we hoe we ons tegenover elkaar moeten gedragen. We gaan heel diplomatisch om met elkaar als er iemand de lul uithangt. En dat doet iedereen wel eens.
Jullie zijn al achttien jaar bij elkaar. Wat zou er gebeuren moest één van jullie beslissen er de brui aan te geven?
Potter: Geen enkel idee, eigenlijk. Iedereen heeft er wel eens over gedacht op een bepaald ogenblik. Het gaat hem vooral om de angst dat de rest doorgaat en enorm succesvol wordt zonder hem. Dus niemand gaat het ooit proberen (lacht).
Op 14 maart 2009 spelen jullie in de Wembley Arena in Londen.
Potter:
Het is ongelofelijk. Ik herinner me nog dat Guy en ik er jaren geleden naar een optreden gingen en nu staan we er gewoon zelf. Die show is een hele uitdaging. Guy betrekt het publiek altijd bij een optreden. Hij sloopt de barrière tussen ons en het publiek. De uitdaging is dus om Wembley Arena te doen “krimpen” zodat het intiemer wordt. We moeten ook de mensen die mijlenver in een hoek zitten, kunnen bereiken.
Zoals je zelf al zegt: Guy slaat vaak een babbeltje met het publiek. Vind je dat niet storend?
Potter: In de zin dat ik denk “Get the fuck on whit it”, Ja (lacht). Maar ik denk dat dat een deel is van waarom het zo goed werkt: het contrast tussen Guy die grappen maakt en de ernstigere nummers. Dat contrast maakt onze shows net zo goed.
Een laatste vraag. We lazen ergens dat je werkt aan een album met kindernummers.
Potter: Het is eigenlijk een film. We hebben altijd gevonden dat onze muziek zich goed leent voor soundtracks. Nu sommigen onder ons kinderen hebben, kijken we opnieuw naar kinderfilms en dat heeft ons aan het denken gezet. We willen iets maken in de trant van 'Jungle Book'. Klassieke animatie met een briljante soundtrack die zowel kinderen als volwassenen leuk vinden. Eventueel met gastzangers. Mark Lanegan is bijvoorbeeld een perfecte slechterik (lacht). Momenteel is het enkel een idee. We willen eerst ons volgende album uitbrengen en daarna hieraan werken.
1 februari 2009
Tom Weyn