De Mens - Voor het publiek moet je het doen

Ergens tussen de heuvels van Vlaams-Brabant vinden we na (behoorlijk) wat zoekwerk het goed verstopte repetietiekot van De Mens. Met gepaste trots leidt Frank Vander linden ons rond in het heiligdom, legt uit waarom dit kot HET kot is (“Het is iets tussen een atelier en een jeugdhuis. Echt zoals het hoort.”), weidt uit over rock in groezelige panden en heeft het haast terloops ook over hun nieuwste kindje 'Onder De Duinen', dat één dezer officieel boven de doopvont wordt gehouden. Maar eerst over het repetitiekot dus.

Voor het publiek moet je het doen



Heb je er lang naar moeten zoeken ?
Frank Vander linden: Ja, dit was oorspronkelijk een repetitiestudio van iemand anders. Toen ik hier de eerste keer binnenkwam samen met Dirk, onze drummer bekeken wij elkaar zonder iets te zeggen. Dit was het gewoon. Het nadeel is dat er hier geen verwarming is. Daarom hebben we met vezelplaten en isolatie deze ruimte afgeschermd. Hier repeteren we. In de zomer is het dan weer te warm, maar zweten hoort er dan weer een beetje bij vind ik. Een plaats hebben waar je gewoon kan inpluggen en beginnen, verandert trouwens de manier waarop je muziek maakt. Het nieuwe album is eigenlijk grotendeels echt in groep gemaakt. Ik nam wel dingen mee naar huis om uit te werken, maar als je zo\'n plek als deze hebt, komt alles ook samen. Het leunt veel dichter aan bij live spelen. Je hoeft niet met versterkers te sleuren of een repetitiekot te delen met anderen. 

En van buren heb je hier waarschijnlijk ook geen last.
Er wonen hier in het gebouw wel een paar mensen. Hiernaast woont een van mijn beste vrienden en dan is het dichtsbijzijnde gebouw op vijftig meter. Het heeft wel iets anarchistisch.

Er zit dus nog altijd een stukje anarchie in jou?
Ik vind van wel, zeker als je muziek in een groep maakt. Veel mensen maken muziek met een computer, omdat die meestal niet tegen spreekt.

…wat jullie trouwens ook al gedaan hebben.
Ik vind computers toffe dingen, maar instrumenten zijn toch bevredigender, omdat dat meer naar handenarbeid neigt. Anders zit je een hele dag voor een scherm, \'s avonds voor de tv, en als je naar de fitness gaat vind je daar opnieuw schermen.

Je ontkomt er niet meer aan.
Ons leven is een scherm. Hier staan er gelukkig niet veel. Je kan hier trouwens ook spontane fuiven geven. Het is hier echt een soort afspreekpunt. Zo komen Dirk en ik hier soms samen om gewoon wat naar muziek te luisteren. En voor onze vrouwen zijn we dan aan het werken (grijnst).

Er nooit aan gedacht om als dj aan de slag te gaan ?
Ik heb samen met Dirk van 1998 tot 2000 redelijk veel dj gespeeld. In 2000 zelfs als The Fucking De Mens Brothers, zoals The Flying Dewaele Brothers. We hebben toen ook zo’n plaat gemaakt, \'Moneymax\', een beatplaat met een tamelijk bekend nummer Your Satisfaction, dat op heel wat Studio Brussel-compilaties staat. Dj\'s worden meestal overschat. Die draaien vaak muziek die door anderen gemaakt is, en worden toch als helden vereerd. Maar je mag het ook niet onderschatten. Af en toe vind ik het leuk om ergens te gaan draaien, maar ik zou mezelf nooit een dj noemen. Het is wel een kunst om een set op te bouwen of verzoeknummers te ontwijken. Daar heb ik wel respect voor. Als ik op zo\'n 70, 80 of 90-fuif draai, dan is dat omdat de podia daar meestal hoog genoeg zijn. Niets tegen contact met mensen, maar als ze je voor de tiende keer om The Offspring vragen en  je weer moet zeggen dat je dat niet bij hebt, en dan hoort: "Hoe je hebt dat niet bij?" Dat is toch niet zo leuk. Daarom dj ik toch liever in privé-kring. Vooral Dirk en ik, wij zijn echt twee muziekfreaks en dat wordt alleen maar erger. Als je twintig bent, besef je nog niet goed in welke mate zo\'n hobby je leven gaat blijven beïnvloeden. Mensen die veel strips lezen, weten daardoor misschien heel veel over geschiedenis. Hetzelfde met mensen die bezig zijn met sport. Als je dat intens volgt, besef je dat dat over persoonlijkheden en conflicten gaat. Met muziek net hetzelfde. Ik lees ook veel over muziek. Dat herken je vast wel.

Absoluut. Schrijf je zelf nog wel eens?
Neen, ik heb veel geschreven vroeger en ik heb het gevoel dat ik toen alles gezegd heb. Ik heb altijd voor veel verschillende bladen tegelijk geschreven. Alleen de twee laatste jaren schreef ik alleen voor Humo. Daarvoor schreef ik ook voor Knack. Een ander blaadje dat Swing heette, een soort pré-Rif Raf dat gratis in de platenzaken lag, heb ik soms helemaal op mijn eentje volgeschreven. Maar ik maak dus liever muziek dan dat ik erover schrijf.

Is schrijven nu een opdracht geworden? Voor je site bijvoorbeeld?
Ja, ik heb schrijven zelf nooit als prettig ervaren. Het kan bevredigend zijn, maar bij langere teksten had ik het gevoel dat ik dat vooral moest doen omdat ik daar al van jongsaf mee bezig was. Ik ben nooit euforisch achter mijn toetsenbord gaan zitten. Ik schrijf graag liedjes, omdat je naar de tekst kan kijken als de muziek niet vlot, en omgekeerd. Muziek is tenminste direct. Er zijn wel eens mensen die me vragen wanneer ik nu eindelijk eens een boek ga schrijven, op een toon van “Wanneer ga je nu eens eindelijk volwassen worden?”, maar ik vind songs schrijven niet minder dan literatuur. Integendeel. Als ik hier straks een liedje schrijf en dat vanavond in Leuven speel, krijg ik meteen reactie. Die onmiddellijke respons vind ik wel tof. Ik zou gek worden als ik drie jaar aan een roman zou werken en geen enkel idee zou hebben of het nu goed of slecht is. Dat is meer iets voor geduldigere mensen.

Je hebt toch altijd wel een klankbord. Vrienden of …
Ik heb graag wat animo. Ik treed gewoon ook graag op. Ik ben er trots op dat we met De Mens ambiance kunnen maken met onze eigen nummers. In die vijftien jaar ben je bijna je eigen covergroep. Ik hou nogal van dingen die in het moment gebeuren. Ik besteed wel genoeg aandacht aan een cd omdat dat iets blijvend is, maar dat gevoel van in het moment samen iets beleven, heb je als schrijver totaal niet. Daarom doen schrijvers volgens mij mee aan dingen als Saint-Amour. Bij hen is dat iets wat er bijkomt. Muziek wordt ook veel beter betaald. Als je de uren van het schrijven van een roman zou verrekenen, kom je maar aan een mager uurloon bij de meesten. Maar elk vogeltje zingt zoals het gebekt is.
[pagebreak]
Schrijf je eerst de tekst of de muziek?
Dat varieert. Bij De Mens heb ik nog nooit eerst de tekst geschreven en dan muziek gemaakt. Dat komt altijd samen. Of er komen stukken op repetitie. Kreten, die je dan van betekenis moet voorzien.

Heeft dat belang voor de sfeer?
Ja, bij specifieke nummers kan ik wel zeggen hoe dat ontstaan is. Dat komt omdat je die groep hebt, eigenlijk een muziekinstrument op zich. Het zijn mensen die al heel lang samen spelen en elkaar goed kennen, maar ook inspanningen gedaan hebben om het fris en open te houden. Het kan ook dat er een stuk tekst dat in een ander gesneuveld is, wordt opgepikt. De manier beïnvloedt wel het soort nummer. Zo\'n introspectief nummer als Moet Ik Dankbaar Zijn is niet iets dat je op repetitie maakt, maar op je eentje. Luide Muziek In Kleine Auto’s begint dan weer met een heel simpele riff, maar geeft dan weer zo’n gevoel van baldadigheid, zoals ik vroeger ook zocht in glamrock. Dan komt de tekst heel snel, want die kan alleen over luide muziek gaan. Ik vind het wel leuk dat het pakket dan helemaal klopt. Maar ik zal nooit met een ganzenveer in de hand mijn visie op de wereld uiteenzetten op een handgeschept blad papier. Dat zou pretentieus zijn. Ik heb al wel teksten geschreven die door anderen op muziek zijn gezet, zoals voor Ronny Mosuse. En als ik samen met Jan Leyers een nummer voor Clouseau schrijf, dan is dat is echt samen gaan zitten en van niets beginnen. Maar dat kan je alleen doen bij mensen bij wie je graag bent, zoals Jan. Met Dirk en Michel hetzelfde liedje. We zijn zo’n beetje als broers, die ook elkaars nadelen kennen.

Broers maken ook ruzie.
Broers weten natuurlijk dat ze ruzie kunnen maken, omdat ze weten dat er een band is. Bij een zakelijke relatie moet je echt bijna op kousenvoeten lopen. Omdat wij een trio zijn, zijn er ook constant coalities. Het is altijd twee tegen één. Dat kan niet anders. Als ik mijn rug gedraaid heb, spannen zij samen tegen mij, maar als Michel weg is, beginnen Dirk en ik meteen tegen hem, en zo blijft dat leven. Maar het belangrijkste is dat je samen iets opgebouwd hebt. Het beste bewijs zijn al die reünietours. Dat is toch een teken dat het verschijnsel groep toch wel belang heeft. We zijn stom genoeg geweest om nog niet te splitten.

Jullie zijn nu vijftien jaar bezig. Gaan we met deze plaat terug naar het begin?
Ik zie dat niet zo. We komen wel altijd dichter bij ons livegeluid. Ook weer dankzij ons repetitiekot volgens mij. 

Is dat speciaal aan deze plaat? Of was dat eigenlijk altijd al zo?
De vorige was al deels live tot stand gekomen, maar deze nog veel meer. Dat zou ons vroeger nooit gelukt zijn. De truc is eigenlijk de basisopnamen heel spontaan te houden. Negen van de elf basisopnamen zijn op één dag gemaakt, de meeste zonder clicktrack (een soort metronoom, een track in de koptelefoon die "klik klik klik" doet om te voorkomen dat de muzikant gaat versnellen, red.). Maar het is ook wel leuk om achteraf laagjes toe te voegen. Voor deze cd is de basis opgenomen in de studio met de gast die ons ook live mixt, die dus echt dat gevoel kan vastleggen. En de mix hebben we dan in een grotere studio gedaan. Ik ben heel blij dat we toch dat evenwicht hebben kunnen vinden tussen het spontane, het energieke en die extra lagen.

Het album heeft wel wat weg van de latere platen van The Kids. 
Ja, misschien wel, zeker een nummer als De Slechte Huizen. We hebben zelfs een nummer gemaakt dat The Kids heet, een soort hommage, maar dat paste uiteindelijk niet op de plaat. Je zal het wel apart kunnen kopen via iTunes.

Jouw teksten zijn minder cryptisch geworden. Een nummer als Wiskunde spreekt iedereen aan, terwijl een ouder nummer als Sniper veel minder duidelijk was.
Sniper is een nummer dat we heel veel op theatertours hebben gespeeld en als ik daar eerst wat uitleg bij geef, werkt het wel.

Maar dan moet je eerst uitleg geven.
Misschien is dat wel waar. Maar daar heb ik geen spijt van. De nummers die ik zelf minder vind, zijn vaak nog veel absurder, zoals Halleluja. Dat zijn gewoon wat klanken. Ik denk dat ik dat toen zo’n beetje de uitdaging vond. Misschien wou ik me in die tijd ook wat afzetten van het idee dat als je in het Nederlands schrijft, het dan automatisch chanson of kleinkunst moest zijn, liedjes met een boodschap. Bij Engelstalige rock speelt dat niet zo\'n rol. Ik heb het gevoel dat ik in die periode – twaalf jaar geleden, Sniper is van ’96 en van dezelfde cd als Halleluja- probeerde hoe ver ik daarin kon gaan. En dan keer je later automatisch toch terug bij persoonlijkere en misschien ook minder cryptische lyrics, zoals in Sex Verandert Alles. Misschien heb je als je ouder bent minder angst om jezelf bloot te geven, omdat je beseft dat de gevoelens die in die liedjes zitten niet zoveel verschillen van wat het publiek zelf meemaakt.

Beschouw je jezelf als een romanticus? Je schrijft toch veel over “de liefde”?

Romantiek gaat niet over liefde, maar over de belofte van liefde. Dat is iets helemaal anders. Het is een soort verpakking, een sfeerverlichting. Romantiek is eigenlijk aangeleerd gedrag, als een afspraak die je met anderen maakt. Als Koen Wauters een liefdesliedje zingt over eeuwig samen zijn, meent hij dat op dat moment misschien wel, maar hij heeft natuurlijk ook al verschillende relaties achter de rug die niet eeuwig zijn blijven duren. Maar popzangers mogen zo over de liefde zingen. Ik ben een rockzanger, en realistischer. Op zich is daar niets mis mee. Dat is niet cynisch of negatief bedoeld. Dat is gewoon hoe de zaken zijn. Op deze cd heb ik dat in één nummer heel erg op de spits gedreven: Moet Ik Dankbaar Zijn. Dat is een nummer over ontgoocheling in de liefde. Ik had dat eerst alleen ingezongen. Toen dacht ik: als ik er nu eens een duet met mijn eigen vrouw van maak. Zij vond het een goed idee, omdat dat een veel realistischer beeld van de liefde geeft. Het is ook geen nummer dat ik live zal brengen, ook al omdat mijn vrouw niet op een podium wil staan.

Dus het gaat sowieso niet gespeeld worden?
Bij solo-optredens misschien. Maar we zitten ondertussen aan cd nummer negen. Dat zijn ondertussen toch honderddertig nummers, misschien meer. Live hebben we er daarvan vijftig of zestig regelmatig gespeeld en vijfentwintig heel veel. Het is geen toeval dat dezelfde nummers steeds terug komen. Dat betekent niet dat de andere nummers slecht zijn. Ik vind het tof dat ze bestaan, maar daarom moeten die nog geen openbaar bestaan hebben. Ik heb dat zelf met veel muziek die ik graag hoor, zoals Nick Drake. Ik ben bijvoorbeeld een geweldige Stones-freak. Er is één Stones-lp die zwaar onderschat is en dat is ‘Goats Head Soup’, met het nummer Angie op. Iedereen kent dat. Maar dan heb je ook Winter, een nummer waar niemand van gehoord heeft. Ik begrijp ook heel goed waarom. Die melodie is minder makkelijk te onthouden. Maar ik hou van het gevoel dat ik dat nummer ken en daarvan kan genieten, zonder dat een bomvol stadion dat gaat meezingen met een aansteker in de hand. Ik vind het dus niet erg om nummers te maken die quasi nooit live gebracht worden.
[pagebreak]
Als je naar een concert gaat, ga je dan als muzikant of als liefhebber?
Allebei. Ik krijg nog altijd kippenvel. Vroeger was ik er een beetje bang voor dat ik alles te veel zou gaan analyseren, maar dat is niet zo. Integendeel, ik kan bijna tranen in mijn ogen krijgen terwijl ik zit na te denken over wat die gitarist nu precies aan het doen is. Dat is de magie van muziek, dat het nog altijd iets ongrijpbaars heeft. Als je dat niet hebt, moet je stoppen als muzikant. Je kan alleen maar inschatten welke nummers kippenvel kunnen geven als je zelf nog kippenvel kan krijgen. Bij het concert van Wilco in de Vooruit kon ik met mijn maten perfect analyseren wat er gebeurde, maar toch voelden we nog altijd kippenvel.

Iets wat ons al even bezig houdt: wat vind je van dialectpop?
Zelf zou ik dat niet kunnen, omdat ik in het AN ben opgevoed. Ik ken wel een dialect, het Zaventems. Dat kwam omdat ik daar naar school ben geweest. Ik moest dat leren om niet op mijn bakkes te krijgen. Maar dat was voor mij zoals een vreemde taal leren. Binnenkort verschijnt er een hommage aan Urbanus, waarop ik een nummer in het Zaventems zing. Ik heb ook die dialectpop-cd van Axl Peleman geproducet. Ik zou dus stom zijn om dat af te keuren. Het heeft ook iets echts. Er zijn zoveel Belgische groepen die in het Engels zingen. Je hebt erbij die dat heel goed kunnen, maar vaak heeft het vooral iets kunstmatig. Je probeert over gevoelens te zingen terwijl je die gevoelens hebt in een bepaalde taal en je zingt erover in een andere taal. Leg dat maar eens uit aan een Engelsman. Als hij in het Deens zou moeten zingen... dat is bijna surrealistisch. Dingen die je maakt in de taal waarin je je dagelijks leven beleeft zijn gewoon veel herkenbaarder. En dat is belangrijker dan verstaanbaar zijn. Dat is ook de reden waarom Kowlier ook buiten West-Vlaanderen geapprecieerd wordt.

Maar het is pas de laatste paar jaren dat dat dialect naar boven komt, terwijl jullie toch al vijftien jaar in het AN zingen.
Er was wel Katastroof en Willem Vermandere, maar dat is meer folk. Het is natuurlijk ook een beetje onontgonnen terrein. Je hebt pioniers, en dan heb je een hele hoop opvolgers. Het lijkt misschien een hype, maar er zijn dingen die zeker zullen blijven omdat die echt zijn. Volgens mij speelt ook de invloed van hiphop en rap daarin mee. Dat staat nog dichter bij spreek- en straattaal en dat is dan niet onlogisch dat daar ook dialect in komt. Een New-Yorkse rapgroep klinkt anders dan één uit Los Angeles. Dat is een heel andere tongval. Het is op zich dus niet zo onlogisch. En Kowlier is natuurlijk een supertalent.

Nooit behoefte gehad aan een hitsingle?
Ik denk dat dat ons bijna gered heeft.

Zou dat De Mens veranderd hebben, denk je?
Ja, omdat er dan heel wat bij komt kijken dat niks met muziek te maken heeft. Kijk maar naar de Fixkes. Ik respecteer dat ze niet mee willen doen aan Tien Om Te Zien, maar daardoor halen ze zich meer op de hals dan als ze gewoon zouden meedoen. Sam wist echt niet waar hij stond. Is dat dan zo belangrijk? Ja, dat is belangrijk omdat je op nummer één staat. Als wij dat zouden weigeren, zou er geen haan naar kraaien. Of neem nu Stash: hun nummer één heeft hen zo goed als naar de kloten geholpen. Dat waren oude vrienden en dat is dan misgegaan. Terugkijkend op die vijftien jaar ben ik blij dat we nog altijd ons ding kunnen doen en dat het steeds meer jonge mensen aanspreekt, die misschien twee jaar waren toen de eerste nummers uitkwamen. We hebben misschien geen grote hit gehad, maar met elke cd hebben we toch wel twee à drie radiohits aan ons repertoire toegevoegd. Ik ben de radiozenders dankbaar dat ze ons altijd zo geweldig hebben gesteund, meer dan de pers vaak. We zijn zowel op Stubru als op Radio 1 en zelfs 2 te horen. En het voordeel is dat mensen dan zelf kunnen beslissen of ze iets al dan niet goed vinden.

Je zegt: “De media hebben ons een beetje links laten liggen”…

Nee nee, de pers. En ik bedoel niet links laten liggen, maar we werden met een soort wantrouwen benaderd. Dat kwam uiteraard omdat ik zelf journalist ben geweest. Begrijpelijk. Journalisten van de grote pers gaan niet vaak naar optredens, maar naar de grote evenementen, de grote festivals of als er een première is. Als een groep als De Mens veertig keer per jaar optreedt, is negenennegentig procent van wat wij doen voor de media onzichtbaar. In het begin stoort dat een beetje, maar na een tijd zie je toch dat je het voor het publiek moet doen. Zij kopen de plaat en zij komen naar de concerten. Als ze het niet goed vinden, zullen ze het wel laten blijken. Je krijgt een soort vrijgeleide om dat te mogen doen en daar moet je dus aan blijven werken, want het publiek verandert. We zijn erg trots op ons publiek. 

Wat gaat de toekomst nog brengen?
Miserie, ellende, verarming. Ik weet het niet.

De onmiddellijke toekomst, dat zijn de optredens, en verder, kijk je daar al naar?
Nee, wat voor ons altijd goed gewerkt heeft, is juist niet verder dan zes maanden vooruit kijken. Na een tijd leer je wel iets meer plannen, want de theatertours moet je minstens een jaar op voorhand plannen omdat de culturele centra vaak hun boekjes al op voorhand maken. Dus schuif je eerst een titel naar voor en dan vraag je je af wat je eigenlijk gaat doen. Een muzikant denkt eigenlijk sowieso niet langer dan een maand vooruit. Dat is eigen aan het beroep. 
Ik las gisteren nog een interview met Thurston Moore van Sonic Youth die zei : “De coolste muzikanten zijn de oude muzikanten.” Vroeger was er een soort cultus van het jonge. Mensen geven dan altijd het voorbeeld van The Stones: “Zijn die niet zielig?” Ik vind van niet. Ondertussen zijn er generaties van mensen zoals Sonic Youth die echt oud zijn geworden in de muziek en vaak nog extremere dingen maken dan vroeger, intensere dingen ook. Iemand als Paul Weller of zo. Als je hem op een podium ziet staan, merk je dat hij zich voor honderd procent inzet, ook al springt hij niet meer zoals vroeger. Maar het blijft intens. Dat is iets dat ik heel goed kan begrijpen. Als je in het begin een beetje succes hebt, heb je de neiging om dat een klein beetje normaal te vinden. Maar het is helemaal niet evident dat mensen iets goed vinden en blijven komen. Dan kom je in een fase dat je moet oppassen dat je niet te nonchalant of blasé wordt en dat je je moet blijven inzetten. En dan wordt de intensiteit echt voelbaar in je muziek. Vandaar die reünies. Dat is toch iets speciaals, dat met een publiek of met groepsleden te kunnen delen of met andere groepsleden: een moment dat alleen kan ontstaan met die mensen samen in die ruimte. De platenverkoop is misschien minder dan vroeger, maar alle festivals lopen gigantisch. Concerten zijn uitverkocht. Mensen willen iets meemaken en voor de muzikant die op dat podium staat, is dat niet anders dan voor dat publiek. Dat wordt altijd kostbaarder.

Waarna onze fotograaf hem op sleeptouw neemt. Er zijn nog vragen. Nog duizenden vragen, maar dat zal voor een volgende keer zijn.

8 november 2008
Patrick Van Gestel