DAAU - Rudy Trouvé heeft alles gedaan behalve de plaat ingespeeld.

Laat het aan Die Anarchistische Abendunterhaltung (kortweg, De Anarchisten of DAAU) om een verzamelaar uit te brengen die er eigenlijk geen is. ‘Hineininterpretierung’ brengt een intrigerende selectie uit vijfentwintig jaar De Anarchisten. Reden genoeg om eens met de hele bende rond te tafel te gaan zitten voor een gezellig gesprek.

Rudy Trouvé heeft alles gedaan behalve de plaat ingespeeld.

Vanwaar de keuze om niet een simpele verzamel-cd te maken, maar de nummers opnieuw op te nemen en er een nieuwe interpretatie van te maken?
Jeroen Stevens: Als muziekfan heb ik nog nooit een ‘Greatest Hits’ gekocht, ik vind dat niet zo interessant op zich.

Hannes D’Hoine: Dat is meestal ook goedkoop cashen. Dit was leuker om te doen.

Roel Van Camp: Het idee van een gewone verzamelaar was een beetje te eenvoudig voor ons doen. Zo is het idee gegroeid om ons zelf te coveren in de huidige bezetting en daar dan weer een nieuwe plaat van te maken. Het grootste probleem was dus eigenlijk beslissen welke nummers erop zouden komen. Dat zou tot veel discussie hebben kunnen leiden; dus hebben we die fakkel doorgespeeld aan een zeer bekwame heer, Rudy Trouvé.

Vanwaar dan de keuze voor Rudy Trouvé?
Han Stubbe: We hebben al zo lang met hem samengewerkt; dus we hadden allemaal het gevoel dat hij de juiste man was. Hij heeft een goede smaak, een eigen visie en kan goed samenwerken; een hoop kwaliteiten die hem geschikt maken voor deze job.

Van Camp: Bestaan er andere bands die dit hebben gedaan? Ik heb er nu ook niet achter liggen zoeken, maar zo uit het vuistje ken ik er geen. Dus ik denk dat het ook weer een manier is om origineel te zijn.

Stevens: De ‘Greatest Hits’ van de Everly Brothers, die ik heb - toen bestonden zij nog geen vijfentwintig jaar - bevat ook nieuwe opnames. Maar dat was eerder om redenen van rechten, dus niet zo artistiek verantwoord als bij ons (lacht).

En had Rudy Trouvé de totale vrijheid om een selectie te maken?
D’Hoine: Er was één nummer dat we hebben geprobeerd in combinatie met een ander en dat bleek dan niet goed te werken. Maar er was op voorhand geen enkel nummer dat we niet zouden doen. We wilden dit gewoon proberen en dan zien we hoe ver we zouden komen.

Stubbe: Rudy had zijn eerste collage ook gemaakt met het idee om iets te laten horen en daar dan over te praten, maar voor ons was die eerste collage het al. Er waren wel nummers bij die we zelf niet gekozen zouden hebben, maar dat was er net tof aan. Daarom hadden we hem ook gevraagd natuurlijk.

D’Hoine: Sommige nummers zijn nog nooit live gebracht; andere zijn combinaties met weer andere songs; van sommige is er gewoon nog maar een stukje over, …

Van Camp: Toen we het eerste drieslagstelsel terug begonnen te spelen, had ik wel iets van: “Moet ik dat hier nog eens gaan spelen?”

Stubbe: We hingen aan een zijden draadje. (iedereen lacht)

Van Camp: Het is gelukkig een kort fragmentje (lacht). Maar ik denk dat we blij waren dat Rudy die keuze kon maken. Hij heeft gekozen en dat hebben we allemaal gerespecteerd.

De vraag is dan natuurlijk hoe de nieuwe versies zich tot de originele verhouden. Zijn dit de finale versies?
D’Hoine: Dit is de laatste versie, de voorlopig laatste versie.

Binnen vijfentwintig jaar kan er weer een nieuwe komen?
Van Camp: In theorie wel.

D’Hoine: In de praktijk moeten we nog zien (lacht).

Van Camp: Een plaatopname is een registratie van een moment. Dus ja, voor mij zijn het echt covers. Je kan dan exact hetzelfde spelen of je kan er een eigen twist aan geven. Voor ons is belangrijk dat de versies een eigenheid krijgen.

Die eigenheid is ook echt wel gelukt. De nummers verschillen soms sterk van de originele versies. Wat is de strategie geweest om er een geheel van te maken?
Stubbe: De strategie is twee woorden: Rudy Trouvé. Hij heeft samen met ons de arrangementen gemaakt om alles te adapteren naar deze bezetting en heeft dus een heel grote invloed gehad. Dat maakte het voor ons interessant: om die persoonlijke visie van een buitenstaander vrije baan te geven binnen onze sound.

D’Hoine: De George Martin van De Anarchisten.

Van Camp: Het hielp natuurlijk ook om alle nummers te spelen in dezelfde formatie. Het is daardoor dat alle nummers uniform zijn geworden en dat er een eenheid ontstond tussen de diverse klankkleuren van de andere platen.

Stubbe: Dat was toch wel de grootste uitdaging: die heel oude nummers integreren op een manier die past bij onze huidige manier van spelen. We hebben wel de energie van toen proberen opwekken, maar niet op dezelfde manier. Dat drieslagstelsel is bijvoorbeeld iets Afrikaans geworden, waardoor er in plaats van zo’n Duracell-konijnen-groove eerder iets relaxed ontstaat. Er komen dan rare Duitse gezangen over, waardoor het nummer echt een nieuw karakter heeft gekregen.

Van Camp: En daar heeft Rudy gezegd: “Hier niet spelen; daar moet gij nu spelen.” Een beetje dirigent-curator-coach.

Stevens: Yves (de manager, nvdr) zegt: “Rudy Trouvé heeft alles gedaan behalve de plaat ingespeeld.”

D’Hoine: Eigenlijk zou hij hierbij moeten zitten. Het is een plaat die we met vijf hebben gemaakt.

Vijfentwintig jaar De Anarchisten betekent niet enkel een plaat, maar ook een keer terugkijken naar het hele parcours dat er is afgelegd.
Stubbe: Zoiets hangt heel hard samen met de persoon, die je vijfentwintig jaar geleden was: nog heel jong. Voor mij was dat een periode met veel romantiek: de dingen absoluut willen doen zoals je die zelf wilt doen, lak aan autoriteit, …. Toen zijn we natuurlijk redelijk succesvol geweest, wat ook niet echt evident is. De carrière van de meeste mensen gaat rustig naar boven, maar wij hebben een kickstart gekregen en daarna is het wat rustiger geworden. (iedereen lacht) Als achttienjarige sta je er ook niet bij stil dat wat je meemaakt, uitzonderlijk is.

Van Camp: Ik heb heel veel geleerd op die vijfentwintig jaar: omgaan met mensen, omgaan met karakters, omgaan met mezelf, veranderingen, ... Ik heb problemen overwonnen. Dat hoort bij ouder worden. Ik kan de dingen meer loslaten. Als je jong bent, ben je fel aan het vechten voor je ideeën en ruzie aan het maken.

Zijn er bepaalde hoogtepunten die jullie bijblijven?
Van Camp: Wat ik heel tof vond, was drie keer de zon zien opkomen: spelen in Frankrijk; dan vanuit Parijs met het vliegtuig naar Taiwan; daar komt dan de zon op; ’s avonds spelen; nog eens een nachtje doorgedaan; de zon komt terug op. Daarna heb ik wel in het vliegtuig geslapen. We moesten immers meteen terug naar Frankrijk om in Amnesie te spelen.

Stevens: En als je nu zou moeten kiezen, een periode van een jaar of zo? (Iedereen lacht)

Van Camp: Misschien verbloem ik het, maar dan denk ik vooral aan het begin, omdat je gewoon nog niet nadenkt. Het is pas nadien dat je beslissingen of keuzes maakt over waarom je iets doet.

Stubbe: Alhoewel... Die periode heeft eigenlijk lang geduurd. Ik herinner me dat we met onze eerste plaat en toenmalig management een tour gedaan in Spanje. Echt langs cafeetjes, kraakpanden,... Net alsof je in een andere wereld terechtkwam. Dat heeft een heel grote indruk op mij gemaakt. Je komt in een totaal andere cultuur. Dat was echt heel plezant om te doen.

In het begin werden jullie veel gelinkt aan groepen als dEUS en de scene in Antwerpen. Op die vijfentwintig jaar is er rondom jullie veel veranderd. Hoe kijken jullie daarop terug?
Stubbe: Er was inderdaad een heel grote hype waarin we ineens het gevoel hadden dat we met de muziek, die wij maakten, echt een groot publiek konden aanspreken en deel uitmaakten van een soort collectieve popcultuur. Die overtuiging leefde in het begin, dat we muziek maakten voor veel mensen, voor iedereen eigenlijk. Wij hebben onszelf niet gezien als een soort van gespecialiseerde muziekgroep die moeilijke muziek maakt voor kunstliefhebbers.

Van Camp: De muziek, die we nu maken, is bedoeld voor de muziekliefhebber die ervoor openstaat. In het begin was dat voor iedereen en voor elk poppodium.

Tegelijk hebben jullie ook wel een groot publiek gevonden in het buitenland; iets waar ook niet elke Belgische band is in geslaagd.
Van Camp: Voor alle soorten muziek bestaan er luisteraars. Wij hebben die moeten vinden door alle landen te combineren. Alleen hier zou te beperkt zijn geweest. Gelukkig maken wij instrumentale muziek waardoor de stap naar het buitenland gemakkelijker is. Vroeger werden er geen vragen gesteld. Je vertrok gewoon. Wanneer je terugkwam, maakte niet uit. Soms bleef er eens iemand hangen. Dat heb je een beetje nodig om die investering te doen. En hoe jonger je bent, hoe gemakkelijker dat gaat; ook fysiek, hé (lacht).

Stubbe: Het resultaat is wel dat we de laatste jaren minder in België aanwezig zijn geweest en dat veel mensen denken dat wij niet meer bestaan.

Hoe gaan jullie de komende tour aanpakken? Wordt dat een weerslag van de plaat of zullen er ook andere nummers opduiken?
Stubbe: Het zal een beetje van de twee worden, maar we gaan de plaat brengen in zijn geheel. Voor elk nummer is Rudy Trouvé ook een visual aan het maken. Dus het wordt een soort van documentaire, waarin je ook gastmuzikanten op scherm ziet in combinatie met oude footage en films die Rudy zelf heeft gemaakt. Daarna volgt een tweede blok met ook ander materiaal. Rudy is er nu aan bezig, ik heb al de helft gezien; het gaat heel tof worden.

Is er al een plan voor na deze shows?
Stubbe: Nee, we hebben eigenlijk nooit aan carrièreplanning gedaan; en nu ook niet.

Van Camp: Misschien moeten we nu toch eens beginnen? (lacht)

D’Hoine: De Rudy een audit laten doen. (iedereen lacht)

Van Camp: In eerste instantie moet dit een feest zijn. We moeten vooral plezier hebben in het spelen en het beleven van de muziek; ook naar de mensen toe. Dat is prioriteit nummer één. En dan zien we nadien wel wat de toekomst brengt.

En dat is nog altijd het belangrijkste.
Van Camp: Da’s zeker.

Die Anarchisische Abendunterhaltung stelt 'Hineininterpretierung' voor op 12 mei in De Studio te Antwerpen en is deze zomer op tal van festivals te zien.

foto: Tom Verbruggen

4 mei 2017
Robbe Van Petegem