Customs - Op een bepaald moment hoefde het voor ons niet meer

Customs hebben een nieuwe plaat. Die is er gekomen na interne strubbelingen en een bandwissel. Yannick De Clerk werd ingelijfd om de drums voor zich te nemen. Enkele uurtjes voor de albumvoorstelling in de AB hadden wij een gesprek met Customs-frontman Kristof Uittebroek. Gitarist Jelle Janse en de nieuwe telg Yannick schoven ook mee aan tafel, zij het voor beperkte inbreng.

Op een bepaald moment hoefde het voor ons niet meer



Het openingsnummer van de nieuwe plaat heet Love To The Lens. Jullie zitten in een band en fotosessies geven hoort daar nu eenmaal bij. Houdt de lens van jullie?
Kristof Uittebroek:
We zijn daar alleszins beter in geworden. Fotoshoots zijn niet altijd even fijn, maar we hebben door de jaren heen wel geleerd dat die aanzienlijk minder lang duren als je minder zevert. Dus nu hangen we niet meer de flauwe plezante uit en doen we gewoon zo snel mogelijk wat er van ons gevraagd wordt. (lacht)

We gaan er niet flauw over doen, de enige reden waarom bands interviews geven is om hun nieuwe album aan te prijzen. Probeer het me eens te verkopen.
Uittebroek:
Als je mijn stem niet kan horen moet je er al niet aan beginnen. Op deze plaat mocht het allemaal iets losser. Het donkere kantje is iets meer naar de achtergrond verdreven. Het moest niet meer allemaal zo serieus en hoogdravend zijn. De sound is ook meer funky en speelser en dat brengt ook andere teksten met zich mee en een andere ritmiek van zingen.

De eerste plaat is altijd spannend, omdat het de eerste is. De tweede is om te zien of de eerste geen toevalstreffer was. Wat is de derde plaat?
Uittebroek:
In de aanloop naar de derde plaat kan je pas merken wat de tweede met je publiek heeft gedaan. Vinden de mensen Customs nog relevant of zijn we al passé? Het is spannend omdat je zo kan zien of je erin slaagt als band om je plek in het landschap te bewaren. En bij Customs is dat wel een issue geweest: we hebben ons hardop afgevraagd of we nog wel een derde plaat moesten maken. We hebben een moeilijk jaar gehad.

Op een bepaald moment hoefde het voor ons niet meer als er niets veranderde. We hebben meningsverschillen gehad over onze muzikale toekomst en we hebben daardoor onze drummer moeten vervangen. Dat weegt best op een groep, maar we proberen ermee om te gaan. Het jonge veulen in de band – letterlijk tien jaar jonger – geeft nieuwe energie, nieuwe dynamiek en nieuwe mopjes.

Zijn jullie nu een betere groep dan enkele jaren geleden?
Uittebroek:
Daar oordeel je zelf maar over, maar wij vinden alleszins van wel. Het is plezanter geworden. Wij amuseren ons nu. Hey ho, let’s go!. Dat gevoel. Onze vijfde man, de toetsenist, zegt dat hij nu ook hoort dat mijn solo-uitstapje ons als groep goed heeft gedaan. En misschien klopt dat wel: ik ben daardoor allicht iets vrijer gaan denken over wat voor muziek Customs mag en kan brengen.

Is een nummer als Dear Ann (Worthless On The Market) met blazers en zes minuten parlando daar dan het gevolg van?
Janse:
Dat nummer had alleszins niet op de eerste plaat kunnen staan. We hebben dat nummer ook bewust ergens vooraan de plaat gezet, hoewel achteraan misschien een meer logische zet geweest zou zijn.

Hoe zorg je ervoor dat een collectie nummers een plaat vormen? Want dat is nog wel een verschil.
Janse:
Dat is bij deze plaat anders gegaan dan bij de voorgangers. Love To The Lens was het eerste nummer dat af was en dat heeft heel veel los gemaakt. Het lijkt niet op wat er op de vorige twee platen stond en dat is ons startpunt geweest. We hebben ook nog veel nummers herwerkt terwijl we al in de studio zaten om op te nemen. Ook dat was een primeur.

Kristof, is schrijven zwoegen voor jou? In Dear Ann zeg je letterlijk “I’m sitting here / waiting for the right words to find me.”
Uittebroek:
Dat is een beetje hoe ik ook echt werk. Als ik op zoek ga naar tekst, dan wordt het al snel geforceerd. Dus ik probeer me open te stellen, rond me te kijken, te lezen. Op die manier komen de woorden dan wel naar me toe, vroeg of laat. Echt alles kan een inspiratiebron zijn.

In dat nummer zeg je ook hoezeer je sneeuw in november haat en: “That it’s only a matter of minutes before on the radio they will start talking about how bad this is for the market.”
Uittebroek:
De markt, dat klinkt behoorlijk ongrijpbaar. En dat is het ook. Het is een systeem waar we in zitten, waar we zo ver in zitten dat we er niet meer uit raken en waarvan we eigenlijk alleen maar kunnen hopen dat het aan de gang zal blijven. Alle dagen wordt er verhandeld met geld dat niet bestaat, dat is ontluisterend. Het systeem overleeft eigenlijk op het feit dat veel mensen nog niet echt beseffen hoezeer er met ons gespeeld wordt. En dat vind ik een heel beangstigende gedachte. En alles wat er gebeurt – zoals een onnozele sneeuwbui in november – kan een weerslag hebben op die markt.

In de tekst van Love To The Lens stel je jezelf heel kwetsbaar op. Je zegt eigenlijk: “Help mij, ik kan het niet alleen!”
Uittebroek:
Inderdaad, ik besef dat ik die indruk niet altijd geef, ook niet naar de mensen in kwestie toe, maar ik leun heel erg op andere mensen. Ik heb anderen nodig. Anderzijds is het ook een soort van oproep die aansluit op de vorige vraag. Want ik heb de indruk dat tegenwoordig mensen te hard rekenen op de politiek voor oplossingen op hun problemen. Natuurlijk is politiek daar belangrijk voor, maar de politici kunnen ook niet alle problemen oplossen. Burenruzies worden tegenwoordig door een rechter opgelost, in plaats van met elkaar te praten en samen een oplossing te zoeken.

Genoeg over politiek, over naar de liefde! Love, You Don’t Scare Me Anymore en You’re My Mecanic zijn thematisch verwant. Ze gaan namelijk over de schaduwzijde van de liefde.
Uittebroek:
Liefde gaat over je durven gooien en voor iemand als ik, die heel rationeel in elkaar zit, is dat soms heel moeilijk. Die stap zetten is altijd een risico. Je kan op je bek gaan, maar zonder de mogelijkheid dat er iets kan misgaan zou er ook niets aan zijn natuurlijk.

Mensen vergeten soms dat muzikanten ook gewone mensen zijn die goeie en slechte dagen hebben. Merk je aan jou wanneer je een slechte dag hebt?
Janse:
Het is een dunne grens. Tussen nu en augustus spelen wij zo'n dertig à veertig concerten. Het is onmogelijk om te verwachten dat iedereen in de band op al die dagen de beste dag van z’n leven zal beleven. Anderzijds moet je wel beseffen dat de mensen die naar je komen kijken er absoluut geen boodschap aan hebben dat jij een slechte dag hebt.

Uittebroek: Niet veel mensen staan daar al eens bij stil. Dat er, als we onze plaat voorstellen in de AB bijvoorbeeld, best wel wat druk op een groep ligt. Ik wil niet klagen, maar misschien ligt het stressniveau wel hoger en zijn we daardoor meer prikkelbaar. Dat is menselijk

Laatste vraagje: op de website van KU Leuven lazen we een interview dat je niet dacht tot je zestigste in Customs te zullen zitten. Wanneer is het dan tijd om ermee te stoppen?
Uittebroek:
Dat is mijn rationele kant. De gemiddelde levensduur van de gemiddelde rockband is een jaar of tien. Ik ben echt niet jaloers op U2 of The Rolling Stones. Ik ga ervan uit dat een rockgroep een tijdelijke alliantie is. Iedereen kiest zijn eigen levenspad, komt dingen tegen die hem tekenen en veranderen. Ik sluit niet uit dat ik tot mijn vijfenzestigste in Customs zit, maar ik bescherm me wel van tevoren. Ik wil Customs zolang mogelijk samenhouden, maar niet als ik besef dat het verhaal eigenlijk al afgelopen is.

4 februari 2014
Geert Verheyen