Boys Noize - Mijn plaat gaat helemaal niet over destructie!

Als boegbeeld van een generatie bouwde Boys Noize een ongeziene staat van dienst op tijdens een klein maar vliegensvlug decennium. Met een indrukwekkend label vol talent, dertien in een dozijn elektronische klassiekers en steevast headlinespots op affiches wereldwijd, doet niemand in de scene beter qua erfenis de afgelopen tien jaar. Nu is vierde album 'Mayday' daar en mochten we de Duitser interviewen over hoe hij samen met Ed Banger een generatie domineerde, hoe samenwerken met Benga en Hudson Mohawke verloopt en op welke manier onze samenleving nog wat kan leren van zijn muziek.

Mijn plaat gaat helemaal niet over destructie!



Het afgelopen jaar vierde je de tiende verjaardag van Boysnoize Records. Op naar de volgende tien? Of is eeuwig blijven bestaan niet het opzet van een muzieklabel?
Alex Ridha: Dat is moeilijk te voorspellen. Ik zal het label zo lang mogelijk in leven houden; zo lang ik er de passie voor heb. Er is nog steeds een pak nieuwe muziek die me blijft boeien; er zijn nog steeds heel wat nieuwe artiesten die me blijven verrassen. Geen denken aan stoppen dus, maar je weet nooit wat er in "het leven" gebeurt.

De hoofdreden waarom ik Boysnoize Records heb, is om simpelweg zelf muziek uit te brengen zoals ik het wil. Het geeft een enorme vrijheid om te doen waar ik zin in heb, om de release te plannen zoals ik het zie, terwijl niemand me zegt hoe ik zaken moet doen, welke singles ik moet kiezen, ... Alle creatieve beslissingen maak ikzelf en niemand anders.

Tijdens de hoogdagen die het label kende was BNR een hechte clique met een pak invloedrijke artiesten. Is het moeilijk zoiets vast te houden?
Uiteraard; tijdens de opkomst raakten we meegesleurd in een zekere sound, die toen erg populair was. Ondertussen is elke artiest op BNR geëvolueerd; er is elk half jaar wel iets nieuws. Ik merk het ook bij mezelf. Maar ook BNR bloeide open naar zo goed als elk type elektronische muziek. Dat is nu eenmaal wat artiesten doen, iets nieuws creëren.

Djedjotronic begon ooit met bangers, raakte toen into een meer clashende electrosound à la Model 500 en ondertussen maakt hij hedendaagse techno. Strip Steveis is altijd meer met house bezig geweest in zijn sounddesign. SCNTST doet zowat alles; hij wijzigt continu van sound (lacht). Hij begon ook met bangers; toen kwam er dub en minimal; nu is hij melodieuzer. Maar we hebben even goed Spank Rock op het label. Het is een grote hap uit wat elektronische muziek te bieden heeft.

Wat ik geweldig vind is dat dj's de releases op mijn label checken, maar dat niet alles netjes in hun set past. Iedereen begint te beseffen dat ons label veel meer kan zijn dan een bangerfabriek - hoewel we die nog graag aanleveren (lacht).

Samen met Ed Banger stuurde BNR de elektroclash aan, maar heerschappijen komen en gaan. Of heb je daar enige controle over?
Er zijn meer dingen in het leven dan enkel muziek. En dat weten ze bij Ed Banger helaas maar al te goed. Nadat ze één van hun beste vrienden verloren (DJ Mehdi stierf in 2011, nvdr), nam iedereen een break. Het was een zware klap voor de crew. Ik heb ook al goede vrienden verloren. En dan realiseer je je dat die beats even op de tweede plaats komen. Ed Banger draagt vriendschap en samenzijn hoog in het vaandel - dan is een terugslag na zo'n nare gebeurtenis niet meer dan normaal. Alle media zijn daarin nogal kort door de bocht: "Vroeger waren ze zo groot. Nu lijken ze niet meer te bestaan." Het is echt meer complex.

Daarnaast hebben we ook nooit gepland om zo groot te worden. We hadden geen handleiding om het meest coole geluid van het moment te maken. Het gebeurde simpelweg. We waren een kleine crew; het waren de fans en community rondom ons die het groot maakten. Onze crew is nog steeds niet veel groter. Hetzelfde geldt voor Ed Banger. Ze hebben een pak nieuwe muziek klaarstaan. En ik zie de koppen zo al voor me: "Ze zijn terug!", terwijl het label niet zelf kiest of het nu hip of lauw is. De media kiest ervoor om iets hot te maken of niet. Don't believe the hype. Ik doe wat ik graag doe, daarom ben ik niet bezorgd over wat mensen daarover denken; of mijn label nu toonaangevend is of niet. Ik maak muziek voor mezelf, voor mijn vrienden en voor de mensen die naar mijn shows willen komen.

Je zocht inderdaad zelf andere horizonten op met Octave Minds, Dog Blood, Handbraekes, ... Had je een soort van bevestiging nodig? Wou je zien dat je met die soort muziek ook wegkwam?
Daarom deed ik het niet. Wanneer het op muziek aankomt, ben ik een erg intuïtief persoon - de zaken moeten organisch verlopen. Daarom is het verhelderend als je af en toe met iemand anders samenzit. Doorgaans ben ik alleen in de studio. Ik maakte ondertussen vier solo-albums. Dan is het fijn eens met iemand anders ideëen uit te wisselen.

De allereerste met wie ik iets deed was Erol Alkan. Intussen kwamen daar ook Oizo,Chilly Gonzales en Skrillex bij. Ze hebben elk een verschillende achtergrond, wat het makkelijker maakte  iets anders te doen. Er zit letterlijk een andere persoon, die input geeft en een andere aanpak toont. Dat is goed om af en toe te doen: zo blijf ik zaken bijleren. De samenwerking met Chilly Gonzales koester ik het meest. Ondertussen maakte ik twee albums en deed ik een live show met hem. En nog leer ik dingen bij.

Is het dan nog een simpele klus om grote shows te blijven geven als je sound wijzigt? Verwacht het publiek geen andere Boys Noize dan de vernieuwde versie?
Dat doet het zeker. Het fijnste aan mijn carrière is muziek maken; het meest irritante is de hele industrie daarrond. Het wordt er niet gemakkelijker op naarmate je project langer loopt; zoals Boys Noize bij mij. De tijden zijn veranderd. Ik ben niet de nieuwste, te ontdekken artiest; ik sta niet bovenaan de hitparade. Op sommige festivals kwam ik al twee of drie maal langs. En dan begint de organisatie vragen te stellen: "Wat zal je spelen?", zo'n situaties. Opnieuw: ik plande nooit groot te worden. Ik ben ontzettend blij dat het me zo voor de wind gaat, maar de industrie zorgt voor een zure nasmaak.

Ik voel de behoefte om steeds iets nieuws te creëren, om niet tenonder te gaan aan de ratrace van radioplaylists of hitlijsten. Dat is telkens mijn aanpak; bewust iets anders maken. Die lijn trek ik ook door naar mijn show op festivals. Ik vind het een verantwoordelijkheid van een artiest het opgedaagde publiek te geven waarvoor ze kwamen: opwinding, en daar horen dus ook je oudere hits bij.

In clubs is dat gemakkelijker. Daar kan je opdagen en de meest obscure tracks spelen: muziek die ik net ontdekte, geheime nummers die nog niet uitkwamen, wat dan ook. Op een festival werkt dat niet. Daar heerst de factor van het entertainment. Maar dat doe ik even graag. En dat begint al van bij het kladblok voor een nieuwe plaat. Hoe kan ik deze ideëen integreren in kunst naast de muziek? Van het artwork tot het stage design en de performance. Dat moet een geheel zijn.

Je bent nu wel op een niveau gekomen waarop je je kan focussen op fijne zaken. Er is geen druk om te overleven. Dave Clarke releaset op je label, je remixt Afrika Bambaata, ...
Oh, maar je kiest volledig zelf of er druk is of niet. Het leven is wat je ervan maakt. Je kan altijd druk vinden indien je dat wil. Ik heb groot respect voor iemand als Dave Clarke, die al zo lang doet wat hij het liefst doet en niet meedoet aan: "Ik moet de grootste naam op deze stage zijn." Zo werkt het niet. We zijn hier om te entertainen, om te doen wat we graag doen, om van onze hobby rond te komen. Zoiets blijf ik mezelf inprenten. Meestal lukt dat, en dan glijdt de druk zo van me af.

Op je nieuwste album werk je samen met vocalisten als Poliça en Remy Banks. Hadden ze een invloed op het thema van hun nummer? Dat lijkt ons niet gemakkelijk bij elektronische muziek.
Op een zekere manier wel, maar beide samenwerkingen verliepen zo verschillend. Toen ik met Poliça in de studio zat, was ik net een nieuwe drumcomputer aan het testen. Ik liet enkele ritmes lopen en, zonder dat ik het wist, stond ze plots in de opnamecel een volledige take bovenop de loops te zingen; meer dan zes minuten lang, zes minuten Poliça die woorden spuit. En dat terwijl ze arriveerde zonder ook maar één woord neer te pennen! De ritmes werkten heel inspirerend voor haar; ze ging er tekstueel fel voor. Met slechts twee takes kon ik de hele track in elkaar knutselen.

Remy Banks zag ik in New York, toen ik voor het MoMA moest spelen. Er waren duizenden mensen en ik speelde ruwe house waarop Remy zich amuseerde. Ik kende hem wel al omdat ik hielp met producties voor zijn raps, maar na al die house was hij zo geïnspireerd dat we nog dezelfde dag de studio in trokken. Ik liet een klassiek Chicago-ritme lopen op de 808 en hij probeerde woorden uit. Toen hij met "Inhale, exhale" op de proppen kwam, vond ik het doodjammer dat ik al een track heb die zo heet. Niet veel later floepte "Euphoria" eruit en alles klopte harmonieus. Aanvankelijk wou ik een Notorious B.I.G.-sample voor het nummer, maar op twee uur was ik van gedachte veranderd. Plezante dag!

Poliça en Remy Banks komen uit totaal andere hoeken van de muziekwereld. Zijn er te weinig bruggetjes tussen de verschillende stromingen?
Dat moet ieder voor zich uitmaken. Er zijn steengoede technoproducers, maar die zijn zo puristisch dat ze nooit eventuele andere skills zullen ontdekken. Ik heb altijd gevochten tegen die hokjes. Toen ik begon als dj in de nineties, mixte ik verschillende stijlen door elkaar, terwijl house en techno toen nog zo ver uit elkaar stonden. De jongens uit Berlijn lachten met Hamburg omdat we zo'n dingen probeerden (lacht). De scenes waren zo verschillend.

Acts als 2manydjs, die elektroclash met punkgitaren en techno samensmolten, dat was een spannende tendens! Dat was pas inspiratie! Je voelde dat ze iets nieuw deden. Alle genres die decennia lang naast elkaar bestonden, werden plots in de mangel gesmeten. Dat was een hele vooruitgang. Waarom kan ik geen Jeff Mills in Paul Johnson mixen om over te gaan naar Moodymann tot Chemical Brothers en terug naar disco? Waarom is dat niet toegestaan? (lacht)

Ook hier: zie het groter dan enkel de muziek; werelden samenbrengen, de eigen cocons doorbreken, eenheid scheppen,... Je kan het zo weerspiegelen op de maatschappij. Mayday gaat daarover.

Je kreeg zelfs de gepensioneerde Benga terug in een studio. Hoe flikte je dat?
We dolden wat op Twitter dat we ooit een track samen moesten maken. Af en toe mailden we dingen naar elkaar waar we dan inspiratie konden uit putten. Maar op een dag stond hij voor mijn deur in Berlijn. De deurbel ging en ik hoorde: "Yo, it's Benga!"roepen. Hij stapte enkele uren daarvoor nogal impulsief op een vliegtuig, zonder te weten of ik thuis zou zijn. Ik vond die move zo cool van hem! In de studio liet ik enkele demo's horen en die van Dynamite beet meteen in zijn been. Hij was verliefd op de vocals van de Zweedse Mapei. Toen hebben we het nummer tezamen afgewerkt.

Ook Hudson Mohawke werkte mee aan de plaat.
Op een vrij gelijkaardige manier; enkel andersom. Ik was in Londen en ging bij hem langs in zijn studio. Ik had een vroege demo van Birthday op zak, maar toen dacht ik dat ik het nummer niet voor mezelf ging gebruiken. Het was eerder iets voor een rapper. Maar HudMo was meteen gek van de vocals in het refrein en hij wou er koste wat kost aan verder puzzelen. Hij gaf er zo'n twist aan dat we na enige tijd het nummer absoluut zelf wouden uitbrengen, zonder gedoe met andere artiesten of labels.

Leer je dan nog van elkaar, terwijl je elk tonnen ervaring hebt?
Uiteraard! Dat is het leuke aan samenwerken met iemand anders. HudMo producet op een compleet andere manier dan ik. Hij hanteert zelfs andere software (lacht). Ook al ben ik nu al lange tijd producer, ik leerde het nooit stap voor stap. Maar je voedt je met tips van anderen. Moeilijk uit te leggen; dat gaat bijvoorbeeld over keyboardcombo's en zo.

Nog aanwezig: hiphoppercussie en UK ravegeluiden. Die zijn voor het eerst bewust zo naar voren geschoven.
Er zit een zekere naïviteit in die oudere invloeden. Toen ik zelf nog raver was in de nineties, hoorde ik de breaks een eerste maal op trips naar Berlijn. Die platen vormden me. Hiphopelementen aan techno toevoegen? Interessant!

Dat gevoel probeer ik soms te achterhalen: hoe voelde het bij mezelf toen ik die ontdekkingen deed? Soms leg ik ze nog eens op ter inspiratie en ze blijven speciaal klinken. Zoiets probeer ik met mijn eigen muziek dan op te wekken. Uiteraard dient het meerendeel van mijn eigen producties om live of in de club te kunnen spelen, toch probeer ik zoveel mogelijk externe maar tijdloze elementen binnen te smokkelen.

Het meest tijdloze nummer is Los Niños, dat erg aan Front 242 doet denken.
Er zit inderdaad zeker new beat in (lacht). Altijd erg van de Belgische new beatscene gehouden; een scene die, zoals je ziet, eveneens als inspiratie dient. Ik heb nog een pak eighties- en ninetiesplaten uit die stroming in de platenkast staan.

Toch brengt Mayday een groot gevoel van anarchie, destructie, opstand met zich mee. Vanwaar komt die referentie? De brandende wereld anno 2016?
Hmm, deze plaat gaat niet over destructie; eerder over individualisme en mensen die tegen iets zijn. Die levensstijl snap ik niet. Ik wil aangeven dat er best een andere wereld mogelijk is. Ik heb andere ideëen over hoe we zouden moeten samenleven. Op sommige plaatsen, zoals Berlijn, snappen ze dat al. Dat is altijd al een plek geweest waar iedereen terecht kon, niet in het minst de freaks. Het was de stad waar een pak artiesten kwamen wegvluchten van de industrie, waar 's werelds eerste gay clubs waren, ... Daar tellen cijfers niet, maar gaat het over de zin van alles. Berlijn moedigt aan om te doen wat je graag doet. Is dat iets raars voor iemand anders? That's fine. Je moet niet altijd richting de sterren willen knallen. Heerlijke levensingesteldheid.

Is het daarom ook dat je niet het platgetreden pad kiest voor de promo van deze plaat? Je hield een streetrave en liet fans naar een antwoordapparaat bellen om de nummers te horen.
Dit album is inderdaad meer dan de muziek alleen. Ik wou het anders doen, dus ook qua promo. Geen automatische tweets en promoted Facebook-posts met licht dwingende boodschappen als: "Buy my new album here!"; die vind ik niks. Altijd iets anders proberen, dat doe ik het liefst.

10 juli 2016
Ben Moens