Bob Mould - Rammen op een stuk hout met wat draden

De nieuwe plaat van Bob Mould heet ‘Beauty & Ruin’ en ze is goed. Zo, nu hoeft u de recensies van die plaat ook niet meer te lezen. Maar de man heeft nog heel wat anders te vertellen. Want hij sleept tenslotte een indrukwekkend verleden met zich mee. En toch ziet hij nog toekomst ook.

Rammen op een stuk hout met wat draden



Het lijkt logisch dat er een link is tussen de “Beauty” en “Ruin” uit de titel van de nieuwe plaat.
Bob Mould
: Er zit veel contrast in de plaat: schoonheid en verval, groen en geel, Saint Paul (waar Hüsker Dü, Bob Moulds eerste band, ooit werd opgericht, nvdr) en San Francisco (waar hij nu woont, nvdr). Een heleboel tegenstellingen.

Eigenlijk zijn er een aantal thema’s, die een verhaal binnen het geheel vertellen. Om te beginnen heb je het concept verlies. Dood of ziekte, zo je wil. Eens je dat hebt meegemaakt volgt er onvermijdelijk een periode van overdenken, van nadenken over wat je zelf doet, wat je met relaties hebt aangevangen of met de wereld. Als je de plaat dan omdraait, gaat het allemaal iets beter. Je leert dingen te aanvaarden om dan naar de toekomst proberen te kijken. Zo gaat de plaat van donkergrijs naar helgeel. Eigenlijk is het behoorlijk simpel. Tenminste, zo heb ik het opgevat.

Is er een specifieke reden waarom je die plaat precies nu hebt gemaakt?
Dit is gewoon wat ik heb meegemaakt in het laatste anderhalve jaar. Twee jaar geleden was er veel opwinding rond de heruitgaven van de platen van Sugar en  kwam ‘Silver Age’ uit. Dat voelde allemaal prima: we gingen op tournee, … Maar plotseling stierf mijn vader. Zo gaat dat dan: van goede naar slechte tijden.

Als je dan wat tijd krijgt om daarover na te denken, begin je je af te vragen wat het allemaal betekent. Je kijkt terug op je leven, stoot op mensen, die mee hebben bepaald dat jij geworden bent wie je nu bent. Deze plaat is eigenlijk de weerslag van wat er allemaal gebeurd is sinds ik mijn autobiografie heb geschreven en wat dat allemaal met mij en mijn werk gedaan heeft.

Ik zeg wel eens dat ik zou willen dat ik mijn leven van de laatste twee jaar kon wegstoppen en nog zo’n “fun record” als ‘Silver Age’ kon schrijven. Dat was veel eenvoudiger geweest, maar dit is nu eenmaal wat er gebeurd is.

Je zei dat de plaat naar het einde toe iets meer optimistisch wordt. Nochtans pak je in Fix It stevig uit.
Ja, maar het is wel een erg positief nummer. In de strofes gaat het er iets grimmiger aan toe. Daar heb ik het over kanker en dergelijke en ik beschrijf bijna letterlijk wat ik als mens doe: rammen op een stuk hout met wat draden op en ondertussen wat krijsen. Grappig eigenlijk, want als je het zo zegt, herleid je het echt tot iets primairs.

Heb je je ooit wel eens afgevraagd wat er van je terecht zou gekomen zijn als je geen muziek was gaan spelen? 
Nooit eigenlijk. Ik ben erg vroeg – toen ik zowat vijf jaar oud was – begonnen met piano spelen. Toen al luisterde ik naar de radio en speelde ik die nummers na. Songs schrijven deed ik toen ik negen was. Toen ik vijftien was, kreeg ik een gitaar en The Ramones veranderden alles toen ik zestien was. Van toen af werd het allemaal veel eenvoudiger (lacht). Maar eigenlijk ben ik daar dus nooit bij blijven stilstaan.

Nummers als Silver Age en Hey Mr Grey gaan duidelijk over ouder worden. Sta je daar dan bij stil?
Geen moment. Die songs dienen gewoon om dingen bij te houden terwijl we naar het einde toe gaan. Meer heeft het niet te betekenen. Wat ik wel wil laten zien, is dat ik er om kan lachen en dat ik het zeker niet wil ontkennen. Je kan iets zeggen zonder er zwaar aan te tillen. Hey Mr Grey is dan ook bijzonder grappig: ik ben Mr Grey en ik zit aan de voordeur terwijl ik de kinderen van mijn erf verjaag. Typisch Amerikaans eigenlijk. En dan heb je Mr Blue, altijd triest, Mr Green, altijd jaloers, … En zo passeren er een heleboel typetjes. Eigenlijk is dat een erg grappig nummer.

In de documentaire over jou zei je iets als “Mijn songs zijn erg eenvoudig.” Is dat niet precies waardoor ze zo goed zijn?
Juist ja, Randy (Randall, nvdr) van No Age vroeg daarnaar. Eigenlijk worden ze nog steeds eenvoudiger. Ik probeer ze tot de basis te distilleren. Ik grap wel eens dat ik het vuurwerk dat op de platen van Hüsker Dü te horen was niet meer aan kan, dat ik er de voorkeur aan geef om ritmegitaar te spelen.  (lacht)

Was het niet vreemd om al je songs door andere artiesten vertolkt te zien worden?
Zeker. Ik denk dat ik wel weet wat mijn muziek heeft betekend door de jaren heen. En dan hoor je van andere artiesten, die je dan ook nog kent, dat je muziek voor hen zo veel heeft betekend. Maar als je die mensen dan voor duizenden toeschouwers de liedjes voor je hoort spelen, wordt dat plots helemaal anders. Als je om de zoveel jaar je naam eens hoort vallen, is dat heel anders dan dat twee uur lang bijna aan den lijve te ondervinden.

Wat doet het dan met je om je songs te zien herleiden tot de akoestische basis, zoals Ryan Adams bijvoorbeeld deed?
Toen ik hem Black Sheets Of Rain hoorde spelen, heb ik hem de dag nadien een e-mail gestuurd. Zo van: “Bedankt, hé, die speel ik nu nooit meer. Hij is helemaal van jou.” (lacht). Ik was daar echt kapot van. Maar we zijn goede vrienden en hij kan wel tegen een grapje.

Ik heb zelf ook wel covers gespeeld, maar eigenlijk nooit terwijl de artiesten erbij waren, tenzij dan voor R.E.M. En dergelijke tribute shows doen je nadenken. Want iedereen heeft wel een verhaal. Sommige “grote” verhalen stellen vaak niet veel voor en sommige “kleine” verhalen hebben erg veel betekenis.

Heeft die show je manier van songschrijven, van spelen veranderd?
Niet bewust in elk geval. Misschien ga je er meer over nadenken en heb je geen twintig jaar meer nodig om te ontdekken wat je nu eigenlijk bedoelt met dat nummer (lacht). Toen ik jong was gooide je die geschifte ideeën er gewoon uit. Maar nu betekenen die nummers iets en dat neem ik mee naar de toekomst. Het zit er dus ergens allemaal wel in, alleen niet meteen aan de oppervlakte.

Het feit dat je altijd luid speelde, was dat op één of andere manier een soort van muur, die je optrok.
Opnieuw zeker niet bewust. In het vroege werk van Hüsker Dü werden veel mensen aangevallen. Maar of dat nu een soort van bescherming was? Toen ik jong was, was het eerder de muziek van anderen waarmee ik me beschermde. Het was een goede manier om je in je cocon op te sluiten. Ik denk dat dat niet geldt voor de songs die ik schrijf. Ik wilde gehoord worden. En dat is nog altijd zo, ook al is het altijd agressief.

Luister je zelf wel eens naar je eigen platen?
Nooit, tenzij ik een nummer wil opnemen in de set. Dan doe ik het wel eens.  Dat heeft niks met het feit te maken dat ze te persoonlijk zouden zijn . Ik probeer gewoon vooruit te kijken. Ik speel wel veel oude nummers in mijn shows, maar de betekenis van die songs is door de jaren heen zo erg veranderd. Ik schrijf ze op een bepaalde plaats, maar daar blijf je niet. Ze lijden met andere woorden een beetje een eigen leven. De klank verandert en mensen gaan er anders tegenaan kijken.

Is het dan moeilijk om te zeggen wat je als je beste plaat beschouwt?
Ik heb wel favorieten. ‘Copper Blue’ (van Sugar, nvdr) bijvoorbeeld. Of ‘Flip Your Wig’ (van Hüsker Dü, nvdr) en ‘Workbook’. Ik hou ook wel van de nieuwe plaat, al is het misschien nog te vroeg om daarover te oordelen. Wel is het waarschijnlijk de beste sinds lang. Hij is in elk geval beter dan ‘Silver Age’ want er zit meer dynamiek in. Het album heeft meer emotionele diepgang en er zit meer afwisseling in wat betreft het tempo. Het is meer een rollercoaster terwijl je ernaar luistert.

‘Silver Age’ was een verzameling songs zonder echt thema, terwijl de vier thema’s van deze plaat mij meer een doel gaven terwijl ik ze schreef. Vergelijk het met een foto in een kader. Ik had eerst de kader, waar ik de foto kon in plaatsen, eerder dan andersom. Het was dan ook leuker om te doen, meer een uitdaging ook.

Je had het al over ‘Copper Blue’. Vond je het grappig dat dat zo’n succes werd?
Ik had dat in elk geval niet zien aankomen. Ik wist wel dat het een echt goede plaat was. Maar ik had ook nooit verwacht dat ‘Nevermind’ zo groot zou worden. En dat maakte het eigenlijk eenvoudiger voor ons allemaal: de mensen begrepen die sound tegen de tijd dat ‘Copper Blue’ er kwam. Het was gewoon een kwestie van goede timing en veel geluk.

Bob Mould speelt in het najaar in Het Depot in Leuven.

2 juni 2014
Patrick Van Gestel