#RockNFiets - Het Zesde Metaal - Ploegsteert (2011)
Met de Vuelta nog in volle gang zoeken we deze week zeven fietsliedjes. De koers in de rock-‘n-roll.
Een vaderlandse ode aan de fiets of beter gezegd aan de fietser. Het Zesde Metaal is de band van frontman Wannes Cappelle. Hij schreef Ploegsteert in 2011, ter nagedachtenis aan zijn vriend, de tragische wielerheld Frank Vandenbroucke (1974 – 2009). In 2016 stond Ploegsteert op één in de top honderd van mooiste popliedjes van de Vlaamse Radio 1. Een jaar later werd het gekozen tot mooiste liedje in 'De Lage Landenlijst', de beste Nederlandstalige liedjes sinds 1945.
Het West-Vlaams van Cappelle is niet gemakkelijk om volgen, maar "ip" betekent in elk geval "op". "Ambitie trekt ip overmoed / ze zijn rap te verwarren / een huis buiten proportie / en een pote veel te sjieke karren". De tekst van het lied is een episch verhaal an sich en verdient gewoonweg om in zijn geheel gelezen te worden: 't Was voor de koers dat jij die dag in Ploegsteert werd geboren / Lang voordat je haar kreeg op uw benen had je 't al afgeschoren / Nijdig over 't stuur van uw driewieler gebogen / je was nog kind: je ving nog niet veel wind / En voor je 't wist, was je wereldnieuws / De camera's, ze plakten aan uw vel / 't Lijkt wel de nieuwe Merckx!' / De ploegen zwaaiden met contracten, 't één al vaster dan het ander / En in Ploegsteert zei de pastoor: 'Ik wist van niets. Maar God is van onze parochie en rijdt met de fiets' / 'Ik kom eraan, ik ga er staan, 'k kom eraan, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen, ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.' / En 't volk zei: 'Kijk, hier komt de man, 't talent druipt er in dikke druppels van / We hebben hem hier gemaakt!' / Ambitie lijkt op overmoed, ze zijn rap te verwarren / Een huis buiten proportie en een paar veel te sjieke karren / 't Was leven op te groot verzet / en het probleem met slechte maten: ze staan altijd klaar / Aasgieren en sjacheraars / En hoe het dan is fout gegaan, door wie of wat of waar / Uw enige verklaring: 'Misschien zit ik gewoon zo in mekaar' / was weer wereldnieuws / Ze pakten u dan mee als een bandiet / Je zei: 'Dat ben ik niet.' / 'Maar ik kom weer, ik ga er staan, 'k kom weer, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen, ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.' / En 't volk zei: 'Er zit een reukje aan, er zit zelfs doping in zijn banden / 'k Wist dat hij had gepakt.' / De woorden ''k Wil je nooit meer zien', klinken hard in iedere taal / 't Is dooddoen zonder moorden, 't is zonder advocaat voor 't tribunaal / Dat ze uit de mond kwamen van de moeder van uw dochter / waar had je 't verdiend? Is 't lot zo nietsontziend? / Die laatste dag met dochterlief, je leerde haar nog fietsen / Haar wiel begon te draaien, je kon er ondanks alles van genieten / Maar zonder vrouw en kind, de lijm waar je nog mee samenhing / was 't gedaan / De Schepper had compassie: je mocht gaan / En God zei: 'Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer.“ Bijzonder schoon!