Queen - I
Achtergrond
Voer de cocaïnedwergen en de fat bottomed girls aan, want Queen wordt veertig en kijkt traditiegetrouw niet op een pond meer of minder om dat te vieren. Elk album werd (of wordt) zorgvuldig afgestoft, opgeboend en opnieuw gelanceerd. Ja, ook de titelloze debuutplaat, die daarmee op het nippertje uit de klauwen van de vergetelheid wordt gered. Tijd voor een (her)ontdekking.

‘Queen I’ is nooit echt op ruime schaal gewaardeerd geweest. Er stond om te beginnen geen hit op. Keep Yourself Alive, de eerste single van de band, werd nauwelijks door de rockradar opgepikt. Niet catchy genoeg? Toch wel, maar die uitgesponnen gitaarintro kon het Top-40-publiek moeilijk verteerd krijgen. En Seven Seas Of Rhye dan? Ja, die hit uit 1974 is inderdaad ook op ‘Queen I’ te vinden, maar dan nog wel in een embryonale, instrumentale en niet al te noodzakelijke versie.
John Peel maakte op de BBC radioruimte vrij voor het prille Queen, maar de band kon voor zijn debuutplaat rekenen op gemengde persreacties. Humo slaagde er zelfs in een karikatuur te schrijven in plaats van een recensie, en dat met meer dan buitengewone aandacht voor het uiterlijk van deze “exponenten van de nichtenrock”.
Ons zal je evenmin horen beweren dat ‘Queen I’ een meesterwerk is. Een nummer als Jesus is qua melodie misschien niet onaardig maar legt op tekstueel vlak toch bijzonder weinig fantasie aan de dag. Het zou een letterlijke lezing uit een van de evangelies kunnen zijn, al zouden we er niet van schrikken als Freddie Mercury de messias zag als een soort prototypische rocklegende, een eretitel die hij zelf zo vurig ambieerde. In die dagen stond Mercury al met de nodige flair op de planken, maar vergelijk ‘Queen I’ met ‘A Night At The Opera’ en je merkt dat hij anno 1973 nog niet de zanger was die hij ooit zou worden.
Queens eersteling is eigenlijk een bont stilistisch schetsboek met genoeg schitterende ideeën en memorabele songs om van een verdienstelijk debuut te kunnen spreken. We denken aan het ingenieuze raderwerk van Keep Yourself Alive, de wat atypische emorock van Doing All Right, het paradijselijke My Fairy King, het licht psychedelische The Night Comes Down en Modern Times Rock ‘n’ Roll, een verre voorvader van Motörheads Ace Of Spades (maar ook door de pers gehoond als een doorslagje van Led Zeppelins Communication Breakdown).
Anders dan je misschien zou verwachten is het niet Freddie Mercury maar gitarist Brian May die de vroege groepssound op zijn schouders torst. Keep Yourself Alive, Great King Rat, Liar en Jesus zijn stuk voor stuk vitrinekasten voor Mays talent als muzikant en arrangeur. Hij experimenteert er met gelaagde en dooreen lopende partijen dat het een lieve lust is. En dat klinkt, op zowel akoestische als elektrische gitaar, niet zelden magistraal.
Enkele jaren voordien was alles overigens met May begonnen. Samen met bassist Tim StaffelI richtte hij in 1968 het powertrio Smile op. De band dook vaak op in de Londense scene en had een zekere Farokh Bulsara als grootste fan. Bulsara voelde tegelijk dat het beter kon en greep zijn kans toen Smile gedesillusioneerd uiteenviel. Bulsara werd Mercury en de rest is geschiedenis.
‘Queen I’ is het allervroegste werk van een van de grootste groepen aller tijden, maar omdat de plaat zo overloopt van ambitie, een tikkeltje rudimentair klinkt en relatief miskend is, heeft ze een zekere mythische uitstraling. In die zin levert ze een mooie antipode voor het levenslustige en tegelijk tragische ‘Innuendo’, dat in 1991 uitkwam en Mercury’s zwanenzang zou zijn. Met de verse reissue – die ook verkrijgbaar is mét demo’s uit 1971 – komt ‘Queen I’ en de mythe errond weer helemaal tot leven. Heb je enkel ‘Greatest Hits’ in huis, dan moet je deze zeker eens gehoord hebben!